Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Interview] Reclaim the streets! De stRaten generaal tegen de verfoeiing van de straat

[Interview] Reclaim the streets! De stRaten generaal tegen de verfoeiing van de straat

Er zijn weinig burgerinitiatieven die zoveel ophef maken als de stRaten-generaal in Antwerpen. Wat begon als een actiegroep tegen het vellen van kerselaars is uitgegroeid tot een burgerinitiatief dat als volwaardige discussiepartner van bedrijfsreuzen als Robelco en Alcatel beschouwd wordt. Onlangs stichtten zij met onder meer Riccardo Petrella de “Universiteit voor het Algemeen Belang”. We gingen op zoek naar de bezieling van de groep en hadden een gesprek met Noortje Wiesbauer. Een gesprek over stedelijkheid, de plicht tot burgerschap en over het mogen zeggen dat je de wereld wil veranderen.

TiensTiens: Waar komt julllie naam, de stRaten-generaal vandaan?

Wiesbauer: "De naam verwijst naar de Staten-Generaal, waar zowel de vorst als de hoofden van elke staat het initiatief konden nemen voor een bijeenroeping. Een dergelijke structuur toont aan dat autonomie en coherentie kunnen samengaan. We vergelijken het met het opzet van het nieuwe gemeentedecreet. Gemeenten krijgen meer autonomie en tegelijk wordt een structuur opgezet waardoor ze niet gaan freewheelen. Dit schept kans om met andere gemeentes te converseren. Samenkomen zonder te fusioneren of te centraliseren. Ook de stRaten-generaal schept de mogelijkheid om zich naar elkaar toe te richten."

"StRaten-generaal verwijst ook naar de straat, als metafoor voor de openbare ruimte. De straat is een onvermijdelijke overgangszone tussen binnen en buiten, tussen privé en openbaar. De straat wordt gekenmerkt door bedrijvigheid. Daar begint het pubieke leven. Uitdrukkingen over de straat bevatten ook kwetsbaarheid, denk maar aan straatmadelief, straatkinderen, van straat geraken, op straat staan enzovoort. We willen een statement maken over die straat die vaak wordt gezien als een te vermijden ruimte. Men beschouwt het als een onveilige plaats door het verkeer of als gevaarlijk voor vrouwen, kinderen en oudjes. De verburgelijking van de samenleving heeft mee dit beeld tot stand gebracht. Wat ooit het gewone volk heette en zich heeft geëmancipeerd en opgewaardeerd, trok zich gaandeweg terug uit die ‘vulgaire’ straat. We proberen de straat te herwaarderen en liggen dwars tegen de terugtrekking op het exclusieve’ privédomein, zoals de “R” in StRaten-Generaal."

"De straat of het park hebben van oudsher iets te bieden aan mensen die binnenshuis niet over voldoende ruimte beschikken.Tegenover deze mensen staan ‘verburgerlijkte’ mensen die niet betrokken zijn op de publieke ruimte. Ze bewegen zich liever niet op straat tenzij in hun uitschuifhuisje en openen zelfs hun garage op afstandsbediening. Mensen trekken meer en meer hun neus op voor de openbare ruimte, ze verfoeien de straat en eisen dat ze ‘versjiekt’. Steden kiezen bij heraanleg resoluut voor ‘versjieking’, alsof dat de enige oplossing is om het verfoeien van de straat tegen te gaan. Wij willen tegelijk de ‘verfoeiing’ tegenwerken en de ‘versjieking’ ontmaskeren. Terwijl veel overheden het woord ‘opwaardering’ gebruiken, schuilt hierachter een grote minachting voor bepaalde wijken. De sociale verdringing die dit soort Stadsontwikkeling kan teweegbrengen, is een drama. Men investeert op die manier veel te weinig in échte herwaardering van de wijk, waarbij verschillende perspectieven zouden kunnen worden samengebracht. Perspectieven vanuit zowel lokaal als bovenlokaal niveau en vanuit de verschillende belangengroepen."

"Enkele jaren geleden is de StRaten-Generaal ontstaan door de dreiging van de ondertussen gerealiseerde ‘versjieking’ van het Zuid in Antwerpen. Ondanks het protest heeft men de bomen gekapt om ze door stenen te vervangen. Men deed het s’nachts, om protestacties te vermijden waardoor het gebeuren iets weg had van een militaire coup. Na deze gebeurtenissen bleef de actiegroep samenkomen. We beperkten ons niet langer tot de wijk, wat ons de kans bood structureler te werken. We publiceerden de Gazet van Babel. Babel staat voor de stad die een artefact is, of een utopie, of een niemandsland, of de ineenstorting van een beschaving. De krant ging zowel over protest als over de passieve houding van de intelligentia, kunstenaars en studenten, van oudsher visionaire rebellen die zich nu conformeren naar de beleidsverwachtingen. Het etiket verzuring heeft ook te maken met de afwezigheid van deze critici. In de jaren zestig werden pleinen en straten door hen bezet en was het de bevolking die stond te kijken en zich verwonderd afvroeg wat er mis was met, pakweg, de sloop van het Noordkasteel, de buurt rond het Vleeshuis. Nu is het plaatje omgekeerd: vroegere protestvoerders verfoeien nu burgers met een ‘not in my backyard’-syndroom. Ik noem dat: ‘le bourgeois nouveau est arrivé’. We wilden met de krant ook kritiek geven op het verwaarlozen en ridiculiseren van groene en zachte thema’s, op de toenemende toeristificatie en op de uitverkoop van stukken stad als ‘hot places’."

TiensTiens: Jullie pleiten heel sterk vanuit een stedelijk perspectief. Kun je zeggen wat “stedelijkheid” voor jullie betekent? Hoe staat de straat ten opzichte van de stad? Hoe krijg je de straat naar de stad toe?

Wiesbauer: "Voor ons staat burgerparticipatie centraal. Je bent geen burger wanneer je niet participeert. Het is dus niet alleen een recht om te participeren, het is ook een plicht. Een burger die niet participeert is een interne tegenspraak. Dan ben je een individu, een werknemer, een consument, ... maar geen burger. Je bent deel van een samenleving en je neemt er deel aan, dat hoort zo."

TiensTiens: Dat is de letterelijke betekenis van ‘de stadsrepubliek’?

Wiesbauer: "Ja, omdat stad en stedelijkheid onlosmakelijk verbonden zijn met burger-zijn. We zijn ons te weinig bewust van ons burger-zijn. Dat is een ander perspecief dan dat van de kloof tussen de burger en de politiek. Vanuit de kloofgedachte versta je de burger nu net niét als burger. We reageren tegen compartimentering en tegen de sociale uitsluiting en verdringing, als een manier om te tonen hoe verstedelijking werkt en hoe het niet zou moeten werken. De ondernemer negeert veelal dat hij ook burger is. De politicus is vergeten dat hij burger is. Als we denken in termen van ‘Gaan we ZE inspraak geven?’, dan zijn we verkeerd bezig. Dit wijst al op de segregatie en op de fragmentatie. Men maakt onderscheid tussen ‘wij’ en ‘de burger’. De sleutel is dat die ‘wij’ ook burgers zijn. Vandaar pleiten we voor een publiek-privaat-politieke samenwerking (PPPS), in plaats van privaat-publiek. In de privaat-publiek gedachte staat het publieke, hier vernauwd tot het beleid tegenover het private, de ondernemingen met hun eigenbelang. De realiteit vertoont meer schakeringen en het potentieel tot co-produceren."

TiensTiens: Jullie bieden een kritiek op geïnstitutionaliseerde vormen van politiek. Is jullie alternatief dan een politiek als ‘recht op politiek spreken en handelen’, waar het publieke debat centraal staat?

Wiesbauer: "Door te spreken in termen van ‘we’ en ‘de burger’, verloochenen politici de eigenlijke missie van de politiek. Ze ontkennen dat de politiek net het burgerschap, de samenlevingsopbouw tot taak heeft. Politiek als projectontwikkeling in een gedeeld burgerschap, dat is wat ontbreekt. Dat proberen we te bereiken door het voeren van oppositie en promotie, door actief in adviesorganen te zetelen, door een denktank te zijn en bemiddelaars. We kiezen er bewust voor om met ondernemers te praten zodat ‘burgers’ niet tegenover ‘ondernemers’ komen te staan. Het burgerschap is wat we allen gemeenschappelijk kunnen hebben. In de stad zijn we onvermijdelijk op elkaar betrokken, denk maar aan het openbaar vervoer of aan de heraanleg van wegen. De stad is niet zomaar de opstapeling van gebouwen, straten en kabels. ‘Stedelijkheid’ is voor mij een ‘zijnswoord’; het bepaalt onze existentie en is daarom meer dan een werkwoord dat enkel betrekking heeft op handelen. De bijzondere bedrijvigheid en dynamiek van de stad maken de kern uit van onze dagelijkse stedelijke ervaring."

"Stedelijkheid staat dan ook tegenover het rurale. Stedelijkheid betekent dat er zowel contrast als complementariteit is tussen stad en niet-stad. Het zou erg zijn als alles verstedelijkt want dan zou je terug de niet-stad moeten heruitvinden. De niet-stad is zowel ‘den buiten’, ‘buiten de stad’ als de terugtrekking op het privédomein ‘binnen’ de stad, in de woonst, daar waar de stad ophoudt."

TiensTiens: “Stedelijkheid” betekent voor jullie dus echt het actieve handelen op het pubieke terrein?

Wiesbauer: "Stedelijkheid wordt bepaald door straten, markten, confrontaties en verbindingen. Er wordt onderhandeld tussen politici, ondernemers, pers,... De stad is gelaagd. De verschillende lagen maken stedelijkheid uit en maken dat er bijvoorbeeld zowel stedelijke plaatsen zijn als plaatsen die aan stedelijkheid ontberen. Het stedelijke is de betrokkenheid op de straat en op de publieke ruimte, en dat maakt dat de stRaten-generaal ook een stedelijk fenomeen is. Dat we betrokken zijn op stedelijkheid betekent niet dat we de niet-stad niet willen vrijwaren. De stad en stedelijkheid bestaan slechts dankzij de niet-stad. Ze versterken elkaars eigenheid. Dit perspectief laat toe om fenomenen als stadsvlucht in een complexer daglicht te stellen. Vlaanderen boet in aan stedelijkheid door de vervaging van de grens tussen stad en niet-stad."

TiensTiens: Om even in te pikken op de stadsvlucht; de sociaal-geograaf Chris Kesteloot schetst een wat ironisch beeld van ‘de repressieve stad’. De kern van zijn idee is dat het beleid van de stad, steeds meer wordt afgestemd op die mensen die nu net niet in de stad leven. Het zijn namelijk de mensen van buiten de stad, vanuit de nieuwbouwwijken in de agglomeratie, die over de koopkracht beschikken om zich in de stad als ‘koopstad’ te bewegen. Paradoxaal genoeg worden de investeringen en projecten in de stad gericht op deze groep van ‘stadsgebruikers’, die echter niet de stadsbewoners, noch de belastingbetalers vormen van die stad. Mensen uit Sint-Martens-Latem bijvoorbeeld komen ‘s zaterdags shoppen in Gent. Ze verwachten daarbij een nette en veilige stad. De stad speelt hierop in en gaat enorm investeren in het proper houden van het centrum of blauw op straat, ... Maar daarbij maakt de stad dus gebruik van de middelen van de eigenlijke stadsbewoners, ten behoeve van de stadsgebruikers. Schertsend zegt Kesteloot dat de stadsbewoners zonder koopkracht betaalt voor de agent die op zijn bakkes kan slaan. Hoeveel stadsbewoners halen eigenlijk voordeel uit zo’n situatie?

Wiesbauer: "Het voorbeeld is misschien wat cru, maar het stadscentrum wordt inderdaad afgestemd op kopen, recreatie, uitgaan van de niet-resident. Het lokale bestuur besteedt te weinig aandacht aan de noden van diegenen die de stad bewonen. Dat willen we met onze pleidooien voor warme wijkontwikkeling en voor een sociaal-effectenrapport verhelpen. Zo’n rapport gaat verder dan een milieu-effectenrapport of een economisch, maar wil dat bij de implementatie van een project er ook rekening gehouden wordt met de totale, dus ook sociale impact op wijken."

"Wie enkel naar de stad komt om mossels met friet te eten is een delinquent in de stad. De stad gaat op de knieën voor mensen die geen wezenlijke band hebben met de stad. Beleidswerkers moeten deze mensen maar ook ondernemingen, respect bijbrengen voor de stad en haar bewoners. Hier komen we terug bij het begrip burgerparticipatie, waar het lokaal beleid de concepten ‘burger’ en ‘participatie’ moet verfijnen en stimuleren."

"Een voorbeeld van zo’n anomalie tussen ‘een beeld van een stad’ en de realiteit zie ik in de verwoede evenementenproductie: tijdens het project ‘Antwerpen, wereldboekenstad 2004’ was de bibliotheek een gans jaar effectief buiten gebruik. De stad wordt gepromoot als ‘place to be’, maar als de factor duurzaamheid in je beleidsvoering niet aanwezig is, ben je ‘fake’ bezig. De burger voelt ondertussen aan dat er iets niet klopt. Bewoners, scholieren of pendelars zien de stad immers anders dan zoals ze wordt afgespiegeld in grote projecten en op TV. Zij zien een marginale metro, een verwaarloosde stad. Het (over)aanbod aan projecten en spectacels heeft blijkbaar toch ook geen positieve invloed op het kiesgedrag van de mensen."

"De politici hebben er alles voor over om bedrijven aan te trekken en hen van voordelen te voorzien, terwijl de bevolking hoort dat opofferingen onvermijdelijk zijn. Door aan tafel te zitten met ondernemers ervaren we nochtans dat zij wél bereid zijn om rekening te houden met het algemeen belang. Door de contacten laten we hen zien dat burgers niet alleen een bedreiging vormen. Vanuit ondernemingen kunnen ook initiatieven ontstaan naar bewoners toe. Wij hebben de indruk dat de politici zelf veel te weinig ‘ondernemers’ zijn. Met politiek dien je meer dan partijbelang of eigenbelang."

"Ondernemers handelen uiteraard vanuit eigenbelang maar zijn veelal gedrevener en professioneler in datgene waarmee ze bezig zijn. Wat deze aspecten betreft hebben wij dus meer affiniteit met de ondernemers dan met de politici."

TiensTiens: Op jullie website staat de voorbeelden van het Winkelhaak Design Centrum en van het Kievitplein. Alcatel en Robelco, twee belangrijke firma’s, wilden de stadsontwikkelingsplannen voor het Kievitplein volledig aanpassen aan hun behoeften, zonder rekening te houden met de behoeften van de wijk. Hoe zijn jullie erin geslaagd om met hen een akkoord te bereiken? Hoe koppel je de privébelangen aan de publieke belangen?

Wiesbauer: "Je moet hen doen inzien dat het algemeen belang niet haaks staat op bedrijfsbelangen. Zo’n ommekeer in het denken is wel afhankelijk van een aantal personen die erin geloven. Het mag geen liefdadigheid zijn vanuit de bedrijfswereld, als aanvulling op het eigenbelang, maar het houdt de contextualisering van het eigenbelang in en het ‘opwaarderen’ van het eigenbelang. Dit inrekenen van het algemeen belang mondt uit in een meerwaarde voor alle actoren, ook voor ondernemers."

TiensTiens: Is dat niet confronterend voor overheden, dat jullie doen wat zij onmogelijk achten? Jullie verzoenen privé-belangen met publieke belangen, terwijl het stadsbestuur blokkeert uit angst dat Alcatel de stad zal verlaten en er een massale werkloosheid zal volgen.

Wiesbauer: "Daar kan je nu echt boeken over schrijven! De overheid weigerde in dit dossier om de rol van bemiddelaar te spelen tussen Alcatel en de wijk. Het doembeeld van het mogelijke vertrek van Alcatel werd opgehangen en er werd ons aangemaand om te zwijgen. Maar als overheid kun je niet zomaar aan één kant staan. Je kan het bedrijf proberen hier te houden én rekening houden met het sociale weefsel. Wanneer we inzagen dat de overheid niet wilde luisteren naar de burgers, zijn wij zelf naar de bedrijven gestapt. Ze konden ons als stRaten-generaal niet verwijten dat we uit eigenbelang handelden, want we hadden geen belangen in deze zaak, de bewoners wel. Op dat moment waren wij een spiegel voor het stadsbeleid, wat geen fraai beeld vormde."

"We contacteerden personen die zowel in de bedrijfswereld als in het middenveld, een hoge betrouwbaarheid en geloofwaardigheid hadden. We brachten hen rond tafel met De Ploeg. De stad reageerde hierop zeer negatief. Ze begrepen niet hoe wij ons als gelijken durfden opstellen. Vanuit Alcatel/Robelco was de samenwerking daarentegen heel constructief. Absolute opposanten zaten door ons opeens samen. De grote afwezige was en bleef de stedelijke overheid!"

TiensTiens: Mag ik iets provocatiefs vragen? Wat is de zin van onze representatieve democratie voor jullie; wanneer ze op die manier functioneert? Zijn er niet meer en meer mensen die verdwalen in het stedelijke weefsel? Onze traditionele leefruimtes, zoals de gemeenschap en de buurt, worden steeds sterker opengebroken. Daardoor stijgt de complexiteit van het samenleven. Velen lijken te verdwalen 'along the way'... Ze voelen zich ontworteld. Vreemd genoeg spelen overheden weinig of niet in op deze ontworteling, wat bijvoorbeeld zou kunnen door het creeëren van nieuwe vormen van betrokkenheid en burgerschap.

Wiesbauer: "De Westerse postmoderne mens is volgens mij “een auto-mobiel”. Hij is én mobiel en wil alles zelf doen en bepalen, maar aan de andere kant staat hij daar, helemaal alleen. Hij is hoe langer hoe meer enkel op zichzelf aangewezen. Dat zorgt ervoor dat hij wel autonoom is, maar het gevaar de weg kwijt te raken blijft steeds aanwezig. Dat is bedreigend voor de democratie, wanneer je ervan uitgaat dat de representatieve democratie de best mogelijke vorm van democratie zou zijn. Want dan is het failliet nabij. Dit auto-mobiel zijn gekoppeld aan de representatieve democratie werkt blijkbaar de ‘niet-democratie’ in de hand. Mensen voelen zich niet betrokken. Alles wordt overgelaten aan de vertegenwoordigers zonder dat er nog verbondenheid is met de stedelijke leefwereld. Het gevoel deel uit te maken van een gemeenschap, en het politiek dier (zoön politicon) in jezelf te ontdekken of te ontwikkelen, wordt onderschat of uit de weg gegaan. Terwijl de stRaten-generaal het vrije politieke spreken en handelen tracht te bevorderen, slingeren sommige politieke driftkikkers ons naar het hoofd dat we de representatieve democratie ondermijnen! Als dit betekent dat wij de representatieve democratie in haar huidige vorm moeten aanvaarden, dan ondermijnen we ze inderdaad. Burger-zijn in een democratiserende maatschappij heeft weinig te maken met de huidige rol van het kiesvee."

"We zijn aan verbeelding toe over nieuwe vormen van democratie, vormen die wél in staat zijn de participatie te realiseren. Burger-zijn bestaat niet zonder participatie. Het is niet zomaar een recht, maar ook een plicht, een vorm en aspect van cultuur. Deze nieuwe participatieve democratievormen zullen globale agendapunten moeten koppelen aan lokale agendapunten. Duurzaamheid en dierbaarheid zouden centraal moeten kunnen staan als toetsstenen voor het beleid ten dienste van het algemeen belang."

TiensTiens: Als je een kentering wil teweegbrengen, dan moet je mensen aanspreken. In de steden zijn er echter nog heel sterke socio-economische en culturele scheidingslijnen. Die bepalen nog steeds de contouren van ontmoeting en interactie. Meestal wordt beweerd dat in de achtergestelde buurten het cultureel kapitaal of potentieel, veel lager ligt dan in de meer gehoede buurten. Toch is er volgens jullie veel potentieel in die buurten. Jullie pleiten ervoor om in achtergestelde buurten de CAN-DO'ers (naar de terminologie van Matthew Pyke) op te sporen... Kun je iets vertellen over deze CAN-DO'ers?

Wiesbauer: "De wijken waarvan beweerd wordt dat ze wél potentie hebben, namelijk de meer welgestelde buurten, dat zijn misschien eerder wijken met beperkte/eenzijdige potentie! We kunnen ons voorstellen in die wijken straathoekwerkers te zetten, want dat zijn de buurten die er in menig opzicht slecht aan toe zijn. De kansarme wijken zijn misschien net de wijken met het grootste potentieel. Dat betekent niet dat je ze mag veronachtzamen. Je mag je ogen niet sluiten voor achterstelling. Het probleem is dat, wanneer men een kansarme buurt ontdekt en ze wil opwaarderen, men ze niet erkent in haar diversiteit en in haar eigenheid. Men beschouwt ze als een ghetto, dat neer te maaien is. Het oude ghetto moet dan plaats maken voor een nieuw ghetto van middenklassemensen en nieuwe rijken. Je ontkent daardoor het recht op andersheid. Je droomt dan van een standaard-stedeling, die een dubbel inkomen heeft en géén kinderen, en dus beter in staat om te consumeren. Je droomt dan van een stad voor ‘the happy few’ en negert dus de stad voor ‘the many to be happy’. Projectontwikkeling wordt dan beperkt tot ‘tabula rasa’, zonder respect voor de noden en potenties die in de wijk aanwezig zijn."

"Zelfs het discours van klein links maakt fouten omdat ze eenzijdig de kwetsbaarheid benadrukt, en de potentie veronachtzaamt. Zo wordt de armoede ahw veresthetiseerd. Het Yuppie-socialisme is ook al niet beter omdat ze in de val trappen van het bourgeoisideaal. Hun antwoord is de zaak wat versjieken. Onder het mom van “sociale mix”, wat in het ‘politiek-correcte’ jargon thuishoort, worden projecten neergepoot in een wijk waar ze niet thuis horen. Beide discours miskennen alle potentieel dat in een wijk aanwezig is. Het emancipatorische woordgebruik, zoals sociale mix, inspraak, participatie wordt misbruikt om zaken door te drijven op een quasi gelegitimeerde manier. Ons pleidooi voor “warme wijkontwikkeling” en “duurzaamheid” staat lijnrecht tegenover het inplanten van projecten met hoge verdringingsfactor zoals bijvoorbeeld de Permeke-site in Antwerpen. Om hierover iets cru te zeggen: je importeert een detergent virus in zo’n wijk waarmee de aanwezige diversiteit in een buurt compleet wordt genegeerd. Het is niet omdat iets modern, duur en chique is, dat het geen stadskanker kan zijn. Onze stadsdichter liet in een fictieve brief de plaatselijke (nog overblijvende) prostituees klagen over de nieuwe overlast door al die boekenfreaks die daar rondlopen!" (gelach)

TiensTiens: Kun je even zeggen wat en wie die CAN-Do-citizens zijn? Zijn dit de sterksten in de achtergestelde wijk of is dit de nieuwe middenklasse met een hoog cultureel kapitaal?

Wiesbauer: "Met de CAN-DO-Citizens spreek je het sociaal kapitaal aan dat doorheen klassen en wijken loopt. Bij veel individuen bestaat een enorm potentieel. Matthew Pyke beweerde, op basis van studies, dat 15 % van de bevolking bereid is energie te steken in projecten die verdergaan dan de preoccupatie met het eigenbelang. Als daar een appèl op gedaan wordt, kan de energie die daarbij vrijkomt de vonk aanwakkeren en doen overslaan. Dat heeft een uitbreidend effect. Een maatschappij kan een stuk meer solidair, duurzaam en dierbaar worden wanneer je dat potentieel aanspreekt. Met dat potentieel kunnen we warme plekken creëren. Wij houden in die zin een pleidooi voor ‘de opwarming van de aarde’!" (wederom gelach)

TiensTiens: Inspraak is hét nieuwe woord geworden in het beleidsjargon.... Toch is deze inspraak vaak beperkt; een voetnoot onderaan het blad. Wat is er belangrijk bij een goede inspraak?

Wiesbauer: "Belangrijk is vooral netwerken op te bouwen. Die netwerken breiden zich uit. (Wereld)burgerschap incorporeert het verschil. Het idee van andersheid wordt centraal gesteld. Er is niet één belang voor iedereen. Verschillende belangen en rollen komen er samen. Je krijgt een regenboog van schakeringen. Zo zijn ondernemers ook participanten. Dat is de kern van inspraak en dat is een andere inspraak dan er normaal onder verstaan wordt. De stad Antwerpen gebruikt en misbruikt bijvoorbeeld het wijkoverleg om burgers een vals gevoel van inspraak te geven. Dat is inspraak als een isolatielaag, een buffer tégen emancipatie en co-productie. Het wijkoverleg moet veelal de standpunten van bewoners naar het beleid toe afzwakken, diplomatiseren, sorry zeggen... Het moet de incompetentie opvangen van een overheid die er niet in slaagt om rechtstreeks met haar burgers te spreken, samen te werken. Dat wijkoverleg had een goede vorm van inspraak kunnen zijn."

"Volgens ons houden participatie en overleg in dat de verschillende visies (differentie) en algemeen belang voortdurend gewikt en gewogen worden want deze twee constitueren elkaar. Onophoudelijk houden die twee uitersten elkaar niet alleen in stand, maar ze stuwen elkaar ook voort. We zullen het met elkaar moeten doen want we bewonen dezelfde atmosfeer, zoals de filosoof Sloterdijk zegt. Daarom zijn we ook steeds bond- en lotgenoten van elkaar."

TiensTiens: Om in te pikken op Sloterdijk wil ik zijn analyse koppelen aan een vraag omtrent ‘kennis’. Er is volgens Sloterdijk een enorme verschuiming van de wereld. Hij bedoelt hiermee dat het vroegere onderscheid tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ vervaagt. De immuunsferen (zoals je gezin, familie, buurt, nationaliteit,...), waardoor we ons konden afschermen tegen de wereld, worden doorbroken. We moeten volgens Sloterdijk ‘binnenstebuiten’ leren denken. Toch is er een enorme kennis nodig om zo te leren denken. Helaas is de beschikbare informatie vanuit de media steeds sterker infantiliserend en populistisch. Alles moet kort, flashy, sexy, sensationeel en vooral niet te moeilijk zijn... Hoe kun je dan ooit wensen dat mensen ‘binnenstebuiten’ leren denken en de complexiteit van de wereld voldoende begrijpen? Is het niet normaal dat er zo’n reactionaire tendens en verrechtsing aanwezig is?

Wiesbauer: "De oprichting van “de Universiteit voor het Algemeen Belang” in Antwerpen samen met Riccardo Petrella is enorm logisch voor ons. Het werpt een muur op tegen de reductie van de mens tot consument, tot intellecto of tot iets anders. Die reductie van kennis zorgt inderdaad voor een reactionaire tendens. Mensen hebben ook het gevoel dat ze hun woordvoerders kwijt zijn; ze worden met verstomming geslagen. Het immobilisme dat daaruit voortvloeit is enorm."

"Wij willen juist kennis waarmee we weerwerk kunnen bieden. De UAB wil een laboratorium worden dat tegelijkertijd een rusteloze rustplek wil zijn. Het rebelse denken dat een tegenmacht, een ‘contre-pouvoir’ is wordt door verschillende instanties en individuen enthousiast ontvangen. We proberen de kennis tot leven te wekken en die te richten tegen kennis die doodloopt of uitsluitend gericht is op eigenbelang, meer geld en meer macht. De stad en stedelijkheid zullen in het project worden betrokken. In de schoot van de Universiteit voor het Algemeen belang willen we ook de stad als een utopie bestuderen. Daar staat geen duidelijk plan op, of geen duidelijk antwoord van waar we naartoe willen met de stad. Met ‘de faculteit van de verbeelding’ kunnen we een stuk utopia creëren voor de mens, die platgeslagen wordt door de onoverzichtelijk geworden wereld en door de complexiteit. Op die manier kunnen we weerwerk bieden en naar een nieuwe geborgenheid zoeken voor allen."

TiensTiens: Jullie richtten met Riccardo Petrella , zoals je reeds zei, “de Universiteit voor het Algemeen Belang » (UAB) op. Toch staan individueel belang en verdienste (je bent waarvoor je hebt gewerkt) vaak gelijk aan vrijheid, terwijl het perspectief van het « algemeen belang » verbannen wordt. Hoe breng je solidariteit en algemeen belang terug op de voorgrond?

Wiesbauer: "Ik vind het heerlijk om medeplichtig te zijn aan de oprichting van de Universiteit voor het Algemeen Belang. Wanneer we met onze neus tegen het failliet van iets lopen of tegen de wandaden van welk kaliber ook, dan hebben we tenminste nog het vermogen en het recht te dromen van een betere wereld. Mét kennis van zaken.
Kennis is voor ons nooit neutraal. Het is een gemeenschappelijk goed dat je kan delen, stimuleren en samenbrengen. Het is een alternatief voor het huidige universitair onderwijs dat meer en meer marktgericht en polytechnisch is. Wij beschouwen kennis als het erfgoed van de mens. Met de UAB willen we een geheel van principes, instellingen, middelen en sociaal gedrag verdedigen dat iedereen de kans geeft op een waardig leven, en op alle niveaus mensen doet ‘samen-leven’. Dat is ‘het algemeen belang’ waar we plaats voor willen maken. Voor ons is dat een tegenwicht, een contra-hegemonie voor het heersende discours waar egocratie en concurrentie centraal staan. Kennis is bovendien een zaak van verbeelding. Zo verbeelden we ons ‘een andere wereld’. Op die manier zet je “het algemeen belang” terug op de voorgrond, door het te verbeelden en een plaats te geven."

"We hoeven ons niet langer te schamen als we roepen dat we een andere wereld mogelijk moet zijn. Hierin zie je een verschil met vijf jaar geleden. Het cynisme vloeit weg. We mogen terug luidop van een betere wereld dromen, hem verbeelden en daaraan werken. Je droom durven uitspreken en delen leidt tot een enorme verandering. Die verandering zal een exponentieel effect hebben. UAB wil daar een plaats voor scheppen in het oude klooster achter het station in Antwerpen."

"De UAB wil met haar faculteiten ‘Andersheid’ en ‘Verbeelding’ - zoals elke school zou moeten kunnen - een belangrijke, constante en markante betekenis hebben in en voor haar buurt. Buurten veranderen: kerken lopen leeg, mensen en winkels verhuizen, maar de scholen blijven. Er ligt een enorme toekomst open voor scholen. Het zijn plekken waar aan vorming gedaan wordt over verschillende rangen en standen heen. Zich emanciperen en het overbruggen van wat ooit onoverkomelijke separaties waren, gebeurt heel sterk op school. Ook de vorming tot burger zou in die zin door de scholen moeten heen stromen. Het is een plaats waar niet enkel kennis centraal staat, maar een plaats die de buurt zou kunnen dragen. De school is een gemeenplaats, terwijl onze publieke ruimtes lege ruimtes zijn geworden. Dus ook een opdracht voor de UAB: think globally, act locally!."

TiensTiens: Een laatste vraag; wat zegt de toekomst voor de StRaten-Generaal en de Universiteit voor het Algemeen Belang?

Wiesbauer: (Heel lange stilte....) "We willen het als zootje ongeregeld met de mensen die daarrond hoop koesteren niet onder stoelen of banken steken: we willen mee de wereld veranderen! Dit zowel op micro- als op macroniveau. Onze motor is eigenlijk de hoop dat het beter zal gaan!
We willen kunnen zeggen: “dat hebben we verbeterd”, “die grens hebben we verlegd”, “deze mens hebben we vooruit geholpen”..."

Info: www.stratengeneraal.be , contact: info@stratengeneraal.be
www.universiteitalgemeenbelang.be

Debruyne Pascal & Mieke Nolf