arch/ive/ief (2000 - 2005)

Oligopolistan / Boek Geuens gidst door wereldkapitaal
by raf Sunday March 23, 2003 at 03:36 PM
raf.custers@euronet.be

Turfje in Oligopolistan: met Tous Pouvoirs Confondus levert Geoffrey Geuens een klepper van een naslagwerk over de nieuwe wereldorde af. Geuens ploos de beheerraden uit van de grootste multinationals, elite-clubs en regeringen en legde de extreme verstrengeling bloot van het toonaangevende personeel. Onder elkaar spreken ze af hoe de wereld moet draaien. Eens dat gebeurd, zegt Geuens, hervatten ze hun onderlinge oorlog.

Op materialistisch onderzoek over het grootkapitaal staat er bij ons precies een taboe. Eind de jaren ‘50 bracht Pierre Joye (KPB) de macht van de trusts in België in kaart, ook hun macht over de media. Het CRISP (Centre de recherche et d'information socio-politiques) brengt geregeld deelstudies uit. Maar daarmee is de kous af.

Joye en CRISP tekenen vooral uit hoe holdings andere bedrijven controleren via aandelenpakketten. Geuens, assistent aan de universiteit van Luik, pakt het anders aan. Volgens hem tonen schema's van participaties maar een deel van de realiteit. Hij vertrok voor zijn onderzoek van de stelling dat persoonlijke bindingen doorslaggevend zijn.

Daarom legde hij een uitgebreide databank aan van de topfuncties in ‘s werelds grootste multinationals (met bijzondere aandacht voor die van de media), elite-clubs en think-tanks (Bilderberg-groep, Trilaterale Commissie, World Economic Forum-Davos, Heritage Foundation...). En zijn conclusie liegt er niet om.

Media zijn machtshefboom

Altijd dezelfde sleutelfiguren bevolken de werkelijke machtsmilieus, aldus Geuens. En de staat, het (industriële en financiers-)kapitaal en de media zijn via die machtshebbers onlosmakelijk verstrengeld. Daarom verdedigen ze dezelfde belangen.

Geuens's boek spreekt zo alvast de stelling tegen (verdedigd door nogal wat anders-globalisten) dat de staat gegijzeld wordt door de multinationals. Dat is helemaal niet nodig, aldus Geuens, het politieke personeel behartigt uit volle overtuiging het belang van het kapitaal, omdat het nu eenmaal uit dezelfde klasse komt.

Hetzelfde geldt voor de media. Ze zijn eigendom van multinationals, en dat stuurt gedeeltelijk hun strekking. Maar bepalend is de "journalistieke elite", die ook tot de heersende klasse behoort. Zij geeft de toon aan. Druk op de media, zegt Geuens, is daarom niet eens nodig. Ze vertellen wat past voor het kapitaal, omdat ze gerund worden door bourgeois. Zij laten ook debat toe, maar wel binnen de kaders die zij afbakenen.

Belangrijke conclusie: het media-industrieel complex is zo één van de sterkste hefbomen waarmee de heersende klasse de ideologische en politieke voorwaarden voor haar dominantie bestendigt (pag. 315).

Empire is fantasme

Ik heb, zei Geoffrey Geuens ons, geen pamflet of abstracte beschouwing over de globalisering willen plegen; ik heb de feiten onderzocht.

Zijn boek bevat dus vele tientallen pagina's met lijsten van directies en beheerraden, en achteraan een index van 70 pagina's met 2000 persoons- en 3000 firma-namen. Een databank waarmee de gebruiker van het boek zelf aan de slag moet. Maar Geuens geeft met inleidingen en resumé's, naar eigen zeggen, wel een lees-raster dat je over de losse data moet leggen om het geheel te begrijpen.

Zo spreekt hij nog een "fantasme" van sommige anders-globalisten tegen (Toni Negri en Michael Hardt, om ze niet te noemen) die beweren dat de globe nu door één Empire wordt overheerst waarbinnen geen imperialistische contradicties meer zouden bestaan. Kijk naar Irak en je ziet het tegendeel, aldus Geuens. Maar zijn boek staat bol van materiaal dat de kapitalistische strijd op leven en dood illustreert.

De staat transformeren

Tous Pouvoirs Confondus is niet compleet. De machtsnetwerken in Europa en Noord-Amerika zijn ruim gedocumenteerd, maar die in Azië, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika veel minder. Je ziet daar geen regionale dynamieken (of contradicties).

Van één kritiek maakt de auteur zich te gemakkelijk af. Hij heeft bewust de hele publiciteitsbusiness (of breder: de geestesindustrie) achterwege gelaten, "omdat die toch al uitvoerig is onderzocht". Vraag is of dat correct is. Deelstudies zijn er zeker. Maar de geestesindustrie reikt zo wijd en haar impact op de mechanismen van de media is zo doortastend, dat een systematische studie van haar structuren nuttig en nodig is. Geuens raakt even aan het onderwerp in zijn laatste hoofdstuk waarin hij beschrijft hoe de wereldopinie is klaargemaakt voor de oorlog tegen Irak.

Als staat, kapitaal en media zodanig verstrengeld zijn, dan luidt de slotvraag: Wat nu? Jean Bricmont (co-auteur van Intellectueel bedrog, over het post-modernisme) geeft in zijn voorwoord een antwoord. "Deze privé-tyrannieën", schrijft hij, "moeten onder collectieve controle worden geplaatst, en de staat die zij domineren, moet getransformeerd".