Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Congolees vice-president Jean-Pierre Bemba opnieuw in vieze papieren

Congolees vice-president Jean-Pierre Bemba opnieuw in vieze papieren

Jean-Pierre Bemba zit andermaal in vieze papieren. De Congolese ex-rebel, wiens MLC-rebellengroep eind 2002 van kannibalisme is beschuldigd, zou voor ex-president Charles Taylor van Liberia miljoenen dollar hebben witgewassen. In 2003 is Bemba in België tot een jaar cel veroordeeld wegens mensenhandel. Er komen nieuwe fraudepraktijken naar boven nu Bemba door de Centraal-Afrikaanse Republiek voor oorlogsmisdaden voor het Internationaal Strafhof wordt gedaagd.

Bemba is momenteel vice-president in Congo-Kinshasa. Hij heeft zich kandidaat gesteld voor de presidentsverkiezingen in Congo die deze zomer moeten plaatsvinden. Volgens Congolese bronnen steekt hij 22 miljoen dollar in zijn kiescampagne. Waanzinnig veel geld is dat, gezien de totale sociale en economische ontreddering in Congo en de zwarte armoede waarin de bevolking moet leven. Velen blijven zich afvragen waar dat fortuin vandaan komt. Ook de internationale justitie houdt zich met die vraag bezig.

Op 14 april besliste het Hof van Cassatie van de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR), een buurland van Congo, om Jean-Pierre Bemba voor het Internationaal Strafhof te dagen voor zijn rol in de bloedige feiten die zich eind 2002 in het land hebben afgespeeld.

In Congo was Bemba toen nog in oorlog met de regering in Kinshasa. Hij collaboreerde met Uganda dat grote delen van Noordelijk Congo militair bezet hield. Samen oefenden ze er een terreur- en plunderbewind uit. Bemba controleerde de Noordwestelijke Evenaarsprovincie. Vanuit zijn militaire hoofdkwartier in Gbadolite – gebouwd door dictator Mobutu met wie hij via zijn vader politiek verwant is – kon hij voor eigen rekening een oorlogseconomie runnen.

In oktober 2002 staken Bemba's MLC-rebellen de grens over naar de Centraal-Afrikaanse Republiek. François Bozizé, de huidige CAR-president, had toen geprobeerd de macht te grijpen. Maar Bemba steunde president Patassé en samen organiseerden ze de repressie tegen de coup-plegers. Daarbij zouden in de hoofdstad Bangui en daarbuiten 400 mensen zijn omgebracht. Bemba èn Patassé zijn nu aangeklaagd voor veelvuldige "moord en verkrachting, diefstal en vernieling van goederen".

Vloot van verdachte vliegtuigen

Maar het Hof in Bangui blijkt ook Bemba's zakenrelatie met Charles Taylor te onderzoeken. De ex-president van Liberia in West-Afrika zocht in 2003 zijn toevlucht in Nigeria maar is onlangs door dat land aan Sierre Leone uitgeleverd waar hij moet terechtstaan voor zijn rol in de burgeroorlog die het land, een buurland van Liberia, jarenlang heeft geteisterd.

Het vermoeden bestaat nu dat Taylor met Bemba's medeplichtigheid oorlogsgeld heeft kunnen witwassen.
Dat zou gebeurd zijn toen Bemba een vliegtuig kocht van Taylor die het bij zijn vlucht uit Liberia als oorlogsbuit zou hebben meegenomen. Mogelijk gaat het hier over een Boeing 727 ("immatriculatie 9Q-CBF") die vermeld staat in het rapport van 4 januari 2005 aan de VN-Veiligheidsraad, opgesteld door het VN-Expertenpanel over de plunderingen in Congo. Bemba heeft het vliegtuig ingelijfd in de vloot van Co-Za, een vliegtuigmaatschappij van de Bemba-clan.

Die clan runt sinds lang luchtvaartmaatschappijen en altijd is er wel iets mee aan de hand. Bemba's vader, Bemba Saolona – een vertrouweling van dictator Mobutu – leidde de Scibe-maatschappij van wie eind 2002 in Oostende een luchtonwaardige (en verdachte) Boeing aan de ketting werd gelegd. Jean-Pierre Bemba werkte rond 2000 intensief samen met Viktor Bout, die onder meer vanuit de Centraal-Afrikaanse Republiek opereerde. Bemba zou van Bout vliegtuigen en helicopters hebben overgenomen. België vaardigde in februari 2002 een arrestatiebevel uit tegen Bout op grond van Amerikaanse en Interpol-dossiers.

Bemba melkt Congolese staat

Bemba zelf heeft zijn toestellen herhaaldelijk verdachte transporten laten uitvoeren. Begin 2004 bij voorbeeld vlogen er druk Antonovs over en weer naar Gbadolite. Maar leden van Bemba's MLC-militie verhinderden dat waarnemers van de VN-vredesmacht Monuc bij de vliegtuigen kwamen om de lading te controleren. De MLC was toen waarschijnlijk eigen militairen met hun wapens aan het samentrekken om ze buiten het nieuwe Congolese leger te houden.

Maar later in 2004, na een muiterij in de stad Bukavu, verhuurde Bemba zijn vliegtuigen aan de Congolese staat, precies om MLC-troepen aan operaties in Oost-Congo te laten deelnemen.

Het rapport van het VN-panel van januari 2005 schrijft dat er tussen 5 juni en 22 oktober 2004 in Beni 76 vluchten zijn geteld, waarvan er 69 zijn uitgevoerd door Antonov-26-vliegtuigen van Co-Za, de maatschappij van de Congolese vice-president, en nog eens zeven vluchten door een Antonov-32 van Co-Za die met Viktor Bout is geassocieerd.

Al die vluchten zijn aan de Congolese staat gefaktureerd. Het VN-panel schrijft daarover: "de vliegtuigmaatschappij van de vice-president haalt enorme winsten uit de her-ontplooiing van de voormalige MLC-soldaten. Volgens sommige bronnen rekent mr. Bemba aan de regering het dubbele aan van de gebruikelijke huurtarieven voor zijn vliegtuigen. De andere luchtvaartoperatoren klagen dat zij verplicht zijn de Congolese troepen en hun uitrusting gratis te vervoeren".

In België was Jean-Pierre Bemba in het verleden betrokken bij valsmunterij en is hij in mei 2003 – anderhalve maand voor hij in Kinshasa de functie van vice-president opname – tot één jaar effectieve opsluiting veroordeeld wegens mensenhandel. De rechtbank achtte de aanklacht bewezen dat Bemba twee leden van zijn huispersoneel in België had binnengesmokkeld door ze in te schrijven als werknemers van de Scibe-luchtvaartmaatschappij.

Boven de wet

In Congo zelf is Bemba tot dusver niet verontrust. Nochtans ontstond er eind 2002 grote, internationale opschudding toen bleek dat Bemba's militieleden in Noord-Oost-Congo mensen hadden vermoord en opgegeten. Omdat Bemba in zijn rebellenbeweging als een dictator de plak zwaaide, kon hij persoonlijk voor die daden van kannibalisme verantwoordelijk worden geacht.

Maar de internationale gemeenschap wilde toen dat de rebellen in Congo één nieuwe overgangsregering zouden vormen met het regeringskamp in Kinshasa. Zo werd het in december 2002 beklonken in het Akkoord van Pretoria en in juli 2003 ook uitgevoerd. Daardoor bestaat er tot vandaag voor Bemba en andere oorlogscriminelen in Congo's bewindsploeg een feitelijke straffeloosheid.