Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Vindt stad Brugge die scone een brug te min voor bescherming ?

Vindt stad Brugge die scone een brug te min voor bescherming ?

Brugge, het ‘Venetië van het Noorden’, wordt wereldwijd geassocieerd met water en dus onvermijdelijk ook met bruggen en bruggetjes. Het lijkt vanzelfsprekend dat de overheden en diensten die verantwoordelijk zijn voor de constructie, het functioneren en het eventueel vervangen van bruggen in deze vermaarde erfgoedstad, hun rol vervullen met grote toewijding en kennis van zaken.

Groot was dan ook de ontgoocheling, om niet te zeggen de woede, van sommige industriële archeologen, toen zij te weten kwamen dat de Scheepsdalebrug –een unieke zogenaamde ‘Vierendeelbrug’- in de herfst 2009 zomaar tot schroot zou worden verwerkt. Noch de intrinsieke schoonheid van deze draaibrug, noch het feit dat de ingeweken Bruggeling Arthur Vierendeel -een groot vernieuwer in de metaalbouwkunde-, zelf de plannen heeft ontworpen, wierpen blijkbaar voldoende gewicht in de schaal om de Scheepsdalebrug geheel of gedeeltelijk voor verschroting te vrijwaren.
In New York viel het World Trade Center, waarvan de op een vakwerk lijkende constructie een toepassing was van het Vierendeelprincipe, ten prooi aan terroristische doelgerichtheid. In Brugge volstaat bureaucratische onverschilligheid om een unieke Vierendeelbrug totaal te vernietigen.

Selectief geheugen
Hoe komt het dat Vlaanderen in het algemeen en Brugge in het bijzonder zo weinig aandacht besteden aan hun zogenaamd ‘industrieel erfgoed’? Dit is des te verwonderlijker omdat ons land in het industrialisatieproces van Europa een buitengewone pioniersrol heeft gespeeld.
België was, na Engeland, het tweede land ter wereld (en het eerste land op het Europese continent) waar op het einde van de achttiende eeuw de industriële revolutie losbarstte. Eerst speelde de zware industrie in Wallonië de vedetterol. Nadien namen diverse industrieën in Vlaanderen het voortouw.
Vandaag is Vlaanderen één van de welvarendste regio’s van de hele wereld. Het is evenwel een regio met een jammerlijk selectief geheugen. Zij pronkt met haar kunst, kathedralen en kastelen, maar de sporen van industriële excellentie en miserie geeft zij achteloos prijs aan de slopershamer. Heeft Vlaanderen vandaag nog altijd te weinig zelfvertrouwen om welvaart met techniek, fabriekswerk en zwarte handen te associëren? Gelukkig is daar de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) om er zonder valse schaamte aan te herinneren dat Vlaanderen zijn ‘opgang in de vaart der volkeren’ initieel te danken had aan zijn nijveraars, ingenieurs en industriearbeiders.
In de jaren 1975-76 nam de industriële archeologie in Vlaanderen een vliegende start. In 1975 trok de eerste grote tentoonstelling die gewijd werd aan deze discipline in zes weken tijd 82.000 bezoekers. In 1976 gaf de documentaire film ‘Het Zwarte Archief’ een fascinerend overzicht van de stedenbouwkundige en sociologische transformatie van ons land onder druk van de industriële revolutie.
Maar vandaag hinkt Vlaanderen op het gebied van industriële archeologie ver achterop in vergelijking met vele andere regio’s in Europa. Hoe komt dat?
Erevoorzitter Adriaan Linters van de VVIA zegt: “Wij hebben geen overheid die investeert in industriële archeologie. Zij stelt andere prioriteiten. Na 30 jaar grote inspanningen ten bate van het industrieel en technisch erfgoed in Vlaanderen en Brussel werkt de VVIA nog altijd zonder steun van de Vlaamse overheid. Toekomstige ingenieurs krijgen in het Vlaams onderwijs ook geen onderricht in de geschiedenis van de technologie. Het merendeel van hen ontwikkelt dan ook geen belangstelling voor de technieken die gebruikt werden door hun voorgangers.”

De zevenvoudige nuttigheid van ‘nutteloze overblijfselen’
Maar misschien hebben de instanties die kortgeleden beslisten, ondanks het aandringen van het Studie- en Actiecomité Sint-Pieters, dat de oude Scheepsdalebrug noch geheel noch gedeeltelijk zal worden bewaard, volkomen gelijk? Is het niet beter alle aandacht en inspanningen te richten op het heden en de toekomst? Kan men niet beter de nutteloze overblijfselen van het technologisch verleden manmoedig prijsgeven aan het door Jozef Schumpeter beschreven proces van ‘creatieve destructie’?
Het punt is natuurlijk dat de omschrijving ‘nutteloze overblijfselen’ niet opgaat voor alle sporen van vroegere industriële activiteit.
Verstandig geselecteerd industrieel erfgoed is verre van nutteloos. Het kan op diverse manieren een positieve bijdrage leveren tot de uitbouw van een interessante, gevarieerde, beschaafde en wijze samenleving.

-De bijdrage van de industriële archeologie die wellicht het gemakkelijkst begrepen en meest geapprecieerd wordt door overheden en burgers is die van publiekstrekker. Tienduizenden mensen blijken jaarlijks bereid enkele Euros neer te tellen, bijvoorbeeld voor een bezoek aan de oude mijnsites van Le Grand-Hornu of van Beringen. Het is bewezen dat toeristisch verkeer en verteer flink kan aangewakkerd worden door een aantal industriële bezienswaardigheden te clusteren of met elkaar te linken via themaroutes. Zo zou een themaroute kunnen worden uitgewerkt die de resterende ‘Vierendeelbruggen’ in Vlaanderen verbindt.

-Een tweede, ook gemakkelijk te behappen bijdrage van industriële restanten, is die van landschappelijk of stedelijk herkenningspunt (zo was de oude Gistfabriek aan de Brugse Dampoort tot aan de spijtige sloping in 1985 een markant herkenningspunt).

-Voor sommigen iets moeilijker te begrijpen (want het argument doet beroep op de emotionele intelligentie), is het feit dat industrieel erfgoed, evengoed als cultureel erfgoed, collectieve trots, dankbaarheid en gevoelens van samenhorigheid vermag op te wekken.

-Interessant industrieel erfgoed dient ook bewaard voor het nageslacht omdat het blijvend de beleveniswaarde van onze omgeving verhoogt. De alom gerespecteerde sociobioloog Edward Wilson verdedigt zijn strijd voor het behoud van biodiversiteit ondermeer met het argument dat mensen die hun leven moeten doorbrengen in een schrale natuurlijke omgeving onvermijdelijk zelf een minder veelzijdig gedrag gaan vertonen. Ditzelfde argument zou ook een aansporing moeten zijn om allerlei boeiende artefacten in stand te houden. De saaiheid van een omgeving waarin de visuele verwijzingen naar het verleden systematisch worden weggegomd doet de menselijke geest beslist geen deugd.

-Oude constructies die dankzij de actie van industriële archeologen gered worden van de slopershamer vinden vaak een nuttige herbestemming, een fabriek bijvoorbeeld als een kantoren- of woningcomplex, een autobrug als een voetgangers- en fietsersbrug (de Fietsersbond Brugge stuurt aan op dergelijke herbestemming van de Scheepsdalebrug). In deze tijd, waarin een scherpe bocht moet genomen worden in de richting van een ‘duurzame’ economie, is ook dat een duidelijk pluspunt.

-Ook meegenomen is dat goed bewaard industrieel erfgoed een aanschouwelijk antwoord biedt op een aantal technische vragen die spontaan opborrelen bij nieuwsgierige jongens en meisjes: hoe werkte een stoommachine of een Jacquardweefgetouw, hoe won men steenkool uit mijnen die zich honderden meters onder de grond bevonden, wat onderscheidt een metalen Vierendeelconstructie van een Eiffelconstructie?

-Ten slotte levert het industrieel erfgoed bijzonder veel stof tot nadenken over het economisch, sociaal en ecologisch functioneren en evolueren van een maatschappij.
Wie stelt zich geen vragen als hij de troosteloze beluiken van de 19e-eeuwse arbeidersgezinnen vergelijkt met de riante villa’s van de toenmalige industriebaronnen? Wie fronst niet bij de snel toenemende kloof, qua ecologische voetafdruk, tussen landbouwer en industrieel arbeider? Tot na de tweede wereldoorlog werkte de boer (noodgedwongen) in een bijna volmaakte kringloopeconomie waarin omzeggens niets verloren ging. De industriearbeider echter evolueerde van een ‘lage impact man’ tot een titaan met Frankenstein eigenschappen. De industriële archeologie volgt de arbeider in zijn opeenvolgende werkomgevingen, waarbij hij steeds massaler hoeveelheden energie en materialen omzet in goederen, temidden van rook, roet, lawaai en bergen afval.

Wat bewaren?
Welke selectiecriteria hanteren de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie en gelijkaardige organisaties? In welke gevallen zetten zij alle zeilen bij om een getuigenisobject te behoeden voor vernietiging?
Adriaan Linters: “De twee doorslaggevende criteria zijn ‘de‘zeldzaamheid’ en ‘het typische’ van een industrieel overblijfsel. De laatst overblijvende getuige van een bepaalde technologie schreeuwt uiteraard om redding. Maar ook als er van een bepaalde categorie industriële objecten nog heel wat exemplaren bestaan moet soms zonder verwijl actie gevoerd worden met de bedoeling een zeer typisch exemplaar te vrijwaren voor definitieve vernietiging of verval. Als ‘typisch’ beschouwen wij dan wat het meest kenmerkend is voor een bepaalde technologie, sector of industriële activiteit.”
Wat de met verschroting bedreigde Scheepsdalebrug betreft: het gaat om een uniek object. Het is voor zover we weten de oudste Vierendeelbrug ter wereld en tevens de enige Vierendeel-draaibrug in de wereld!
Voor industriële archeologen moet erfgoed niet noodzakelijk ‘schoon’ zijn om in aanmerking te komen voor bewaring (de documentatiewaarde is een belangrijker criterium). Maar het is doorgaans gemakkelijker om objecten met een esthetisch uitzicht voor vernietiging te behoeden. Want daarvoor kan vaak vlot steun gevonden worden bij de publieke opinie. Gelukkig dus dat er heel wat ‘mooi’ industrieel erfgoed bestaat. De Scheepsdalebrug is daar trouwens een uitmuntend voorbeeld van (zie foto’s op www.vvia.be ).

Jozef De Coster, Brugge, actief lid vzw Groen & erevoorzitter GGF
Peter Theunynck, Bosdichters Lappersfort Poets Society
Luc Vanneste, secretaris GGF www.ggf.be Groene Gordel Front in Brugge en Ommeland ( in hanzestadcoalitie voor een duurzame & dierbare stad )