arch/ive/ief (2000 - 2005)

[Opiniestuk] Olieprijs en Kyoto zitten in hetzelfde debat
by Peter Tom Jones Monday, Sep. 13, 2004 at 8:06 PM

Opinietekst omtrent de klimaat- en oliecrisis verschenen in De Tijd, 7/9/2004.

Olieprijs en Kyoto zitten in hetzelfde debat

De stabilisering van de broeikasgasconcentraties op een niveau dat gevaarlijke interferentie met het limaatsysteem verhindert, is het einddoel van het VN-Raamverdrag inzake Klimaatverandering (UNFCC). Om dat bereiken zullen de CO2-emissiereducties niet alleen draconisch (groter dan 80 procent) moeten zijn. Men zal ook het reconversieproces, weg van de fossiele brandstoffen en kernenergie, onverwijld en onversaagd op gang moeten brengen, stelt PETER TOM JONES. De huidige oliecrisis kans ons alleen nog meer aanzetten dit debat ten gronde te voeren.

De jongste weken vloeide er heel wat inkt over de hoge olieprijzen en de potentiële escalatie van het broeikaseffect. Hoewel de ergste gevolgen zich wegens de inherente traagheidseffecten in het klimaatsysteem wellicht nog moeten voordoen, zijn klimaatswijzigingen zich hic et nunc aan het voltrekken. Met de regelmaat van de klok verschijnen er publicaties in vaktijdschriften die op dit dubbele gevaar wijzen.

Een van de kenmerken van het industriële tijdperk is dat de mensheid zich via fossiele brandstoffen kon 'bevrijden' van de beperkingen die haar werd opgelegd door de relatief kleine hoeveelheid zonne-energie die via fotosynthese in biomassa omgezet kon worden. Ten tijde van de jagers-verzamelaars- en landbouwsamenlevingen bleef men immers nog verstoken van de geneugten van fossiele brandstoffen.

In het industriële tijdperk veranderde de 'bevrijding' van die energierestrictie al snel in een systemische verslaving. Hoewel de gemiddelde energie-efficiëntie gestaag verbeterd is via nieuwe technologie, nam tussen 1980 en 2001 de wereldwijde consumptie van petroleum, steenkool en aardgas evenwel met respectievelijk 22, 27 en 71 procent toe. Vandaag lenigen 'klassieke' fossiele brandstoffen niet minder dan 95 procent van onze energiehonger.

Er bestaan niet alleen ontwrichtende onevenwichten inzake de mondiale energieconsumptieniveaus. Ook de geografische beschikbaarheid van fossiele brandstoffen is ongelijk verdeeld. Zo bezit het Midden-Oosten ongeveer twee derde van 's werelds oliereserves. Die tweevoudig ongelijke verdeling zorgt voor politieke problemen. De situatie van de VS is exemplarisch. Dit land importeert ongeveer 45 procent van zijn 'oliebehoefte', terwijl zowel de vraag als het aandeel van zijn import aan het toenemen zijn. Daarbij komt dat de olievraag van vooral China en India ongemeen snel omhoog gaat.

Een eerste daarmee verbonden probleem is de eindigheid van de beschikbare voorraden. Ook al betwisten sommigen dat de uitputting imminent is, toch neemt men algemeen aan dat de piek in 'olieproductie' ergens rond 2010 zal liggen. Als die gepasseerd is, zou de olieprijs pas echt de pan uitrijzen.

Nochtans schuilt vandaag het voornaamste gevaar niet zozeer in de uitputting van de nog resterende fossiele bronnen, maar veeleer in de effecten van de al uitgestoten CO2 en in de biofysische begrenzingen aan de CO2-opnamecapaciteit van de koolstofputten. Momenteel wordt nog ongeveer de helft van de menselijke CO2-uitstoot geabsorbeerd door de oceanen (30 procent) en de aardse biosfeer (20 procent), waardoor de stijging van de atmosferische CO2-concentratie enigszins binnen de perken blijft.

Het Britse Hadley Centre schat echter dat in een business as usual-emissiescenario de aardse biosfeer vanaf 2050 een netto koolstofbron zal worden, met een versnelde globale opwarming tot gevolg. Hoewel het opslagpotentieel van de oceanen groter is, lijkt hun CO2-absorptiesnelheid gestaag af te nemen, om nog niet te spreken van de verzuring van de oceanen, met alle gevolgen vandien voor de mariene ecosystemen.

De combinatie van de sterke afhankelijkheid van olie, de eindige reserves, de klimaatdestabiliserende gevolgen van de al verbrande fossiele bronnen en de beperkte CO2-opnamecapaciteit zorgt onmiskenbaar voor een explosieve mix. De oorlogen in Irak waren slechts één van de eerste voortekenen.

Er is daarom dringend nood aan een nieuw Kyotoakkoord waarin men een 'veilig' CO2-stabiliseringsniveau vooropstelt. Dat moet gepaard gaan met zeer strenge emissienormen. De houding van de Britse 0regering, die een plan heeft opgesteld voor een reductie van de broeikasgasuitstoot van 60 procent tegen het jaar 2050, kan daarbij als voorbeeld dienen.

Kernenergie

Hoewel kernenergie vandaag door sommigen naar voren wordt geschoven als broeikasgasvriendelijk alternatief, is dat evenmin een duurzame oplossing. Integendeel, kernenergie creëert meer problemen dan zij kan oplossen: grote hoeveelheden radioactief afval waarmee men geen blijf weet, de extreme 'foutonvriendelijkheid' - zie Tsjernobyl -, het gevaar voor nucleaire proliferatie en de kwetsbaarheid voor terroristische aanslagen.

Om het aandeel van kernenergie in de totale energiemix op te trekken van de huidige 2,4 procent naar bijvoorbeeld 80 procent, zou men een fenomenaal groot aantal nieuwe reactoren moeten bouwen, in de ordegrootte van 3.500 in een tijdspanne van 25 jaar. In plaats van het kernenergiepad als zaligmakend alternatief voor te stellen - kernfusie is nog niet voor morgen en bovendien evenmin 'foutvriendelijk' -, kan men beter radicaal investeren in de ontwikkeling en implementatie van hernieuwbare energiebronnen en groene technologie.

Alleen met milieuvriendelijke spitstechnologie zullen we er echter niet komen. Omdat kleine efficiëntiewinsten onmiddellijk opgeslorpt worden door het schaaleffect van economische groei, schiet eco-efficiëntie zonder 'sufficiëntie' haar doel voorbij. Daarom moeten we tegelijkertijd een lans breken voor rationeel energieverbruik en verregaande energiematiging. Dat alles vereist ook een culturele omslag.

Het klimaatprobleem mag niet losgekoppeld worden van het meer algemene 'overconsumptieprobleem' waarmee deze globe te kampen heeft. Ondanks de hype over een partiële ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk, overschrijdt volgens conservatieve schattingen het mondiale milieubeslag nu het draagvlak van de aarde met 20 procent. Bovendien neemt de rijkste 20 procent ongeveer 80 procent van de totale milieu-impact voor zijn rekening.

Aan de volumegroei van de doorstroom van materialen en energie doorheen de (over)ontwikkelde economieën van het Westen, moet een einde komen. In een wereld waarin economische groei het alfa en omega van het maatschappelijke denken vormt en men het 'consumentenvertrouwen' de klok rond via snode methodes moet aanwakkeren, lijkt een pleidooi voor minder groei een daad van ketterij.

Een pijnlijk dilemma dringt zich op. Om duurzaamheid na te streven zijn politiek aanvaardbare maatregelen vanuit milieustandpunt slechts druppels op een hete plaat, maar ecologisch noodzakelijke transformaties lijken politiek 'onhaalbaar'.

Wanneer men geconfronteerd wordt met een keuze tussen een biofysische en een politieke onmogelijkheid, dan kiest men beter voor de realisatie van het politiek 'onhaalbare', ook al bestaan er dan geen toverformules. De sociale kosten van een vrijwillig gekozen economische reconversie verzinken immers in het niets tegenover de ecologische en economische schade die de mensheid boven het hoofd hangt naarmate een heel scala aan kritische sociale en ecologische drempelwaarden overschreden worden.

De auteur is burgerlijk ingenieur milieukunde en doctor in de materiaalkunde. Hij is werkzaam als post-doctoraal onderzoeker aan de KULeuven. Hij is lid van de wetenschappelijke raad van ATTAC-Vlaanderen.

Eerder verschenen in De Tijd, 07/09/2004

(Een meer uitgebreide versie verscheen op de website van Attac-Vlaanderen:
http://vl.attac.be/)