Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Opinie] Een progressieve gemeenschap heeft meerdere grenzen

[Opinie] Een progressieve gemeenschap heeft meerdere grenzen

In een reactie op de Gravensteengroep plaatsten we het Vlaams regionalisme in de context van de neoliberale globalisering (DS 28/02/2008). Onze bedoeling was om het Vlaams regionalisme uit zijn Belgische context te lichten en het verband te tonen met globale politieke en economische processen, ver voorbij argumenten van Vlamingen zus en Franstaligen zo. De Gravensteengroep duwde iedere kritiek in de vertrouwde communautaire schema’s waarin alle critici per definitie neo-belgicisten zijn en de Vlaamse regionaliseringsdynamiek een spontane uiting is van een eeuwenlang miskend Vlaams onderbewustzijn, gedragen door een volk dat al eeuwenlang voorbestemd is om zichzelf te besturen. Daarom een nieuwe poging om het debat van zijn oude gewaden te ontdoen en in de context van globalisering te plaatsen. Het vraagstuk van ‘de politieke gemeenschap’ is geen louter Belgisch probleem, maar is een onderdeel van een wereldwijde zoektocht naar de toekomstige institutionele architectuur voor de solidariteitsmechanismen van de 21ste eeuw.

De globalisering ondermijnt de nationale institutionele architectuur waarbinnen zich decennialang de sociale strijd afspeelde en waarop zich de solidariteitsmechanismen entten. Maar globalisering creëert ook nieuwe grenzen, territoria en binnen- en buitengeslotenen. De territorialisering van de taalstrijd en de strijd voor homogene taalgebieden zijn uiteraard op zich geen rechtstreeks gevolg van globalisering. Wel groeiden in België op de ondergrond van een ongelijke economische ontwikkeling, die onmogelijk kan herleid worden tot een tegenstelling tussen economisch homogene gewesten, verschillende sociaal-politieke krachtsverhoudingen. In Wallonië de dominantie van een militante arbeidersklasse, in Brussel van een conservatieve Franstalige bourgeoisie en in Vlaanderen het samengaan van een pragmatische, overwegend christendemocratische arbeidersbeweging en een burgerij die sterk afhankelijk is van buitenlandse multinationals. De nieuwe regionale territoria die zich allengs uit de brokstukken van de vaderlandse geschiedenis omhoog worstelden werden gevormd in twee erg verschillende globaliseringsgolven: Wallonië in de industriële revolutie van kolen en staal en Vlaanderen tijdens de tweede industriële revolutie van consumptiegoederen, petrochemie en autoassemblage.

Volgens de herauten van de zogenaamde derde industriële revolutie (ICT) en het neoliberalisme, de meest recente golf van globalisering, zijn de nationale staten overbodig geworden en is de toekomst aan de regio’s. De nationale staat zit gewrongen tussen een opwaartse en neerwaartse herschaling van politieke besluitvorming en regulatie. Deze herschaling maskeert een duidelijke strategie om los te komen van de herverdelings- en marktregulerende mechanismen die op nationale schaal ingebed zitten. De doelstelling is de interregionale competitie voor investeringen, brains, toeristen en kapitaalkrachtige inwoners op te drijven. Die concurrentie wordt gevoerd met openbare investeringen in transport en communicatie, stadsvernieuwing, belastingsvoordelen, het socialiseren van milieukosten en de vermarkting van cultuur en identiteit in regiomarketing. Maar regio's zijn geen bedrijven. Ze kunnen niet failliet gaan, de inboedel verkopen en verdwijnen. Een verliezend territorium blijft zitten met onbenutte investeringen, een emigratiestroom en armoede. Winnende territoria staan opvallend gemakkelijk achter deze geografische concurrentie en vergeten zowel de negatieve gevolgen als het feit dat hun winst meer te maken heeft met de effecten van de globale economie op hun ruimtelijke structuur (die zelf de erfenis is van voorbije investeringsrondes), dan met de kwaliteit van hun beleid.

Het Vlaamse regionalisme schakelt zich al sinds de late jaren 1970 in in dit neoliberale herschalingsproject. De meest gegeerde buit in de huidige staatshervorming is fiscale autonomie en arbeidsmarktbeleid, respectievelijk om belastingsverlagingen te realiseren en het activeringsbeleid te versterken. Regionalisering is echter niet klassenneutraal. Het argument van homogene bevoegdheidspakketten snijdt soms hout, maar dit is niet afdoende om het Vlaams regionaliseringsproject in zijn geheel te legitimeren. Op welk schaalniveau wat gereguleerd wordt is immers altijd de uitkomst van een politieke strijd waarin verschillende sociale groepen, en die zijn doorgaans niet te vatten in taal- of cultuurgroepen, tegengestelde belangen hebben. De Gravensteengroep gaat onkritisch uit van "wij, Vlamingen". Maar wie zijn "wij"? "Wij, Vlamingen" duidt op een territoriale groep, drager van een algemeen, gemeenschappelijk belang. Maar zoals achter elk "algemeen belang" schuilen hierachter tegengestelde belangen. De vraag stelt zich dus met wiens belang dé Vlaamse zaak samenvalt? En is het progressief?

De Gravensteengroep schuift ‘territorialiteit’ naar voor als enig sociaal-ruimtelijk principe voor een solidaire politieke gemeenschap. Het voordeel daarvan is dat het, in vergelijking met een louter etnisch-culturele invulling van politieke gemeenschap, iedereen die zich op een bepaald territorium bevindt insluit en rechten geeft. Voor ons gaat het echter niet om het definiëren en verwezenlijken van een algemeen belang op een vooraf bepaald territoriaal geheel. Het gaat erom de verschillende en/of tegengestelde belangen te erkennen, hun politieke uitdrukking te structureren en de juiste instellingen te creëren waar ze geconfronteerd worden, waar onderhandelingen ontstaan en compromissen gesloten worden. Het gaat erom de juiste tafel te maken waarrond de diverse geledingen van de samenleving plaats kunnen nemen en met de beste kansen rechtvaardige akkoorden opstellen. Dat soort Vlaamse onderhandelingstafel bestaat niet en er zijn geen plannen om ze in elkaar te timmeren. De Belgische onderhandelingstafel is dankzij de arbeidersbeweging al meer dan 100 jaar oud. Dat deze tafel zou vernietigd worden omwille van de huidige moeilijkheden lijkt ons, gelet op het ontbreken ervan op Vlaams niveau, een uiterst onverstandige zaak. Daarnaast heeft de culturele uitholling van de Belgische staat tenminste dat opgebracht dat er geen plaats meer is voor Belgisch nationalisme en dat die staatsstructuur minder dan de deelstaten een culturele romantiek moet opbouwen en meer dan de deelstaten bezig moet zijn met het overbruggen van ongelijkheden. De verplichting om Vlaanderen voortdurend in te passen in een Belgische en Europese context is misschien een dam tegen een etnocentrische zelfgenoegzaamheid, die uiteindelijk zelfvernietigend dreigt te worden.

Globalisering, als het herdefiniëren van territoria, is er in zijn neoliberale vorm op gericht territoria zo te definiëren dat de solidariteit tussen arme en rijke gebieden doorbroken wordt en met elkaar in competitie gebracht worden. Vlaamse autonomie kan geen surrogaat zijn voor sociale strijd. Op elke schaal zullen we tegenstanders van een progressief project tegenkomen, ook op het Vlaamse niveau. Met dat verschil dat we als autonome Vlaamse regio nog verder meegezogen zullen worden in een geografische competitiespiraal met andere regio’s, die de ruimte voor echt democratische politieke keuzes nog zal verkleinen. Deze interregionale competitie kunnen we enkel vermijden door als progressieven strijd te leveren voor een links maatschappelijk project op alle mogelijke schalen, van de globale over de Europese tot de Vlaamse, de Brusselse en gemeentelijke schaal. En zeker ook aan de sterk uitgebouwde Belgische onderhandelingstafel.

De Vooruitgroep

Stijn Oosterlynck (KUL)
Pascal Debruyne (UGent)
Karim Zahidi (UA/UGent)
Eric Corijn (VUB)
Francine Mestrum (ULB)
Rik Pinxten (UGent)
Monika Triest
Eric Goeman (woordvoerder Attac Vlaanderen, voorzitter Democratie 2000)
Ronald Commers (UGent)
Peter Reynaert (UA)
Sami Zemni (UGent)
Chris Kesteloot (KUL)
Piet Saey (UGent)
Stefan De Corte (VUB)
Jan Teurlings (Universiteit van Amsterdam)
Erik Swyngedouw (University of Manchester)
Maarten Loopmans (Erasmus Hogeschool Brussel)
Jan Dumolyn (UGent)
Pascal De Decker (Hogeschool Gent/ St. Lucas)

Sociale staatsontmanteling.

.

België mag wat mij betreft morgen complexloos verdwijnen indien het zou opgaan in een groter geheel waarin alle sociale verworvenheden die België zich eigen heeft gemaakt in de afgelopen 177 jaar overgaan op een grotere entiteit. Eender welke verdere staatsontmanteling echter waarvan het de bedoeling is om op te splitsen in kleinere delen wat vroeger een groter geheel vormde zijn voor mij totaal onaanvaardbaar en werken het nationalisme alleen maar in de hand.
Een Belgisch nationalisme is onmogelijk omdat het juist zou moeten bouwen op zijn verscheidenheid.