Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Impact generatiepact veel groter dan beseft

Impact generatiepact veel groter dan beseft

Luc Coene, adjunctdirecteur van de Nationale Bank, achtte het nodig in Trends van 2 april 2009 blijk te geven van z'n onvermogen om de impact van het Generatiepact te zien en de evolutie van het aantal bruggepensioneerden juist te beoordelen. Luc Coene, zoals vele (politieke) beleidsmakers zien de effecten van de reële inspanningen van de bevolking meestal kleiner in en de verdere maatregelen altijd groter, of het nu gaat om brugpensioen of om de Publieke dienstverlening die met meest aftandse argumenten weer onderuit moet gehaald worden tot meerdere eer en glorie van het private initiatief, de banken achterna.

Alle tabellen en grafieken op: http://www.npdata.be/BuG/116-Brugpensioen

BP-Algemeen-leeftijd-b_17483_image001.gif

In % op de bevolking daalt mannelijk brugpensioen 9,1% op 5 jaar, daling die in alle leeftijdscategoriën van 50 tot 64 jaar plaatsvindt.

Samenvatting: Impact generatiepact veel groter dan Luc Coene (NB) beseft - Volledig brugpensioen op 5 jaar gestegen met 5.753 of 5,3% maar in % van de bevolking is er evenwel een DALING met 3,2% omdat de lage geboortejaren 1941-45 (59-63jarigen van 2004) vervangen zijn, meer vrouwen zijn gaan werken die nu op pensioenleeftijd komen en verhoging pensioenleeftijd vrouwen met meer instroom in het brugpensioen - Stijging brugpensioen is dus niet het gevolg van verhoogde keuzes - Bij de 50-58 jarigen daalt het brugpensioen met 28,1 % op 5 jaar, bij mannen is deze daling -30,0% en bij de vrouwen -19,8% - Bij vrouwen van 59 tot 64 jaar is er logisch een stijging met 77,4% omdat er vóór 2006 geen bruggepensioneerden 62+ jaar waren - In % op de bevolking daalt mannelijk brugpensioen 9,1% op 5 jaar, daling die in alle leeftijdscategoriën van 50 tot 64 jaar plaatsvindt, bij vrouwen stijgt het met 27,8% met als totaal een daling van 3,2% - Industrie goed voor 59,5% van alle brugpensioenen, Non-Profit 5,6% - Berekend op huidige werknemers industrie is 12,4% met brugpensioen, Bouw 4,4%, Distributie 1,2%, Banken 2,1%, Diensten aan ondernemingen 0,4%, Non-Profitondernemingen met 1,6% van hun werknemers in 2008.

Alle bruggepensioneerden samen zijn maar goed voor 1,63% werkzaamheidsgraad

Een eerste cruciale vraag over het brugpensioen is wat de winst is bij een volledige afschaffing ervan, d.w.z met hoeveel stijgt de werkzaamheidsgraad in België als alle volledig bruggepensioneerden terug aan het werk zouden gaan. Welnu, de maximale winst is 1,63% werkzaamheidgraad. Maar dan moeten wel in alle andere leeftijdsgroepen, bij de -30 jarigen bv geen verlies op de werkzaamheidsgraad komen, en die ligt nu al heel precair. In het Trends artikel wekt Luc Coene de indruk dat met een 'honderdvoudig Generatiepact' de 70% en zelfs de 75 % werkzaamheid in zicht komt. Dat is meer dan bedrog. Bij een volledige omzetting van brugpensioen in tewerkstelling en bij constante tewerkstelling van de rest van de werknemers zou de werkzaamheidgraad in België stijgen van 61,2% naar 62,8%. Zo is het en niet anders. Dat is de marge waarbinnen de demagogie van Luc Coene en vele anderen kan gedijen. Is hiermee gezegd dat men geen inspanning kan/moet doen om 'met z'n allen langer aan het werk te gaan'? Neen. Maar dan best werk maken van de werkomstandigheden zoals b.v.

1. Ancienniteitsverhoging mogelijk maken tot einde carrière.
2. Regeling voor alle werknemers van progressieve verhoging van bijkomend verlof met het ouder worden zoals nu al met groot succes, gedeeltelijk gerealiseeerd in de Non-Profitsectoren: 12 bijkomende verlofdagen op 45 jaar, 24 op 50 en 36 op 55 jaar. Verdere uitbouw van dit systeem tot 48 bijkomende verlofdag op 58 jaar en 72 op 60 jaar. Het huidige brugpensioen dient daarnaast als keuzemogelijkheid behouden. Budgettair is dit volledig betaalbaar afgemeten aan de kosten van huidige werkloosheid en de bijkomende opleg voor brugpensioen ingeval werknemers (toch blijven) met brugpensioen gaan of werkloos worden, wat nu het geval is.
3. Compensatie voor onregelmatige diensten ook als bijkomend verlof (met een bonus) mogelijk maken. Ingeval er een regeling bestaat voor 35% toeslag op onregelmatige prestaties, de toekenning van bijkomend verlof aan 50% mogelijk maken. In dit geval zou de toeslag niet uitbetaald worden maar men zou een verlofkrediet opbouwen aan 50% van deze onregelmatige uren.

De regelingen onder punt 2 en 3 zijn in feite regelingen van arbeidsduurvermindering mét gecontroleerde bijkomende aanwervingen die zowel het werk lichter maken bij ouder worden en bij onregelmatige diensten én een arbeidsherverdelend effect hebben én de druk op het brugpensiopen verminderen door een volwaardig alternatief aan te bieden waarbij het verder werken positief gesanctioneerd wordt mét inbegrip van het behoud van de biënale of andere ancienniteitsverhoging tot het einde van de effectieve carrière.

Maar het zal allicht niet Luc Coene zijn die om dit voorbeeld uit de Non-Profitsector als referentie te nemen, nadat hij in 1999, als kabinetchef van Verhofstadt in de Wetstraat nr 16 van LBC-NVK wel het technische dossier lastenvermindering en Sociale Maribel doorkreeg om het vervolgens met deze kennis gedurende jaren te blokkeren of op een zacht vuurtje te zetten. "De Nationale rekeningen hebben de lastenverminderingen als uitgaven beschouwd" zo jammert Coene, de terugverdieneffecten zijn dan ook geen 'inkomsten' zoals we hier al enkele jaren betogen. "Het tweede luik (het eerste waren de lastenverminderingen, nvdr), om de creatie van die jobs voluit mogelijk te maken kwam er echter niet" zo stelt Coene in Trends, alsof dat een noodwendige en geen politieke keuze was, ondermeer wat de uitbouw van de Sociale Maribel betreft onder Paars. De toekenning van een extra van 4.000 VTE voor de Non-Profit is maar een kleine compensatie voor wat men onder Paars niet gedaan heeft, en een absolute ondermaatse maatregel wat de huidige noden én tewerkstellingsbehoeften zijn. Zien of Coene als 'beleidsman' het nu wél begrepen heeft? Waarom krijgen kapiteins die verantwoordelijk zijn voor de averij telkens weer het roer in handen?

Evolutie volledig Brugpensioen 2004-2008 op het eerste gezicht

De stijging van het aantal bruggepensioneerden met 1.140 in 2008 deed de ogen fronsen. Nóg een lichte stijging en dat ondanks het Generatiepact. De impact was volgens Luc Coene te klein om tussen duim en wijsvinger te houden. Hieronder een elementair overzicht dat meteen duidelijk maakt dat er heel wat meer aan de hand is en dat de exacte lezing van de evolutie cijfers brugpensioen heel wat anders toont dan de topman van de Nationale Bank en oud-kabinetschef wil doen geloven.

Van 2007 tot 2008 stijgt het aantal volledig bruggepensioneerden van 113.734 tot 114.874 met 1.140 voor het 3de opeenvolgende jaar. Op vijf jaar tijd is het aantal voltijdse bruggepensioneerde gestegen met 5.753 of 5,3%. Oeps, Generatiepact een maat voor niets!? Het tegendeel is echter waar voor wie de moeite wil doen om de evolutie per leeftijdsjaar onder ogen te nemen, en blijkbaar is die moeite Coene te veel. Want wat blijkt: tot en met de leeftijd van 58 jaar is er een daling van minstens 14,1% en tot 55 jaar zelfs van 42,8% en meer. Dwz dat er een maximale impact is van het Generatiepact is de hoogst gevoelige leeftijdscategorieën. Het betekent ook dat deze werknemers in hun 'rechten' het sterkst geraakt werden. Dit is het totaal plaatje voor België dat uiteraard sterk varieert naar geslacht en gewest.

Als jaar per jaar nagegaan wordt welk de evolutie is krijgen we een directer beeld van de evolutie per leeftijdsjaar.

In feite zijn er in 2008 in de leeftijdscategorieën tot 58 jaar 10.678 werknemers minder in volledig brugpensioen dan in 2004. Daartegenover staat dat vooral vanaf 61 jaar er een forse toename is met 16.431. In 2008 is die toename voor de 62 jarigen zelfs 2.778 in vergelijking met 2007. Het is allicht de vlucht vooruit om nog buiten het generatiepact te blijven, maar ook andere factoren spelen mee. De goede observator zal evenwel merken dat vanaf 2005 in de leeftijdsgroep 59 jarigen een sterke stijging is gebeurd die zich jaar op jaar heeft doorgezet in een hoger leeftijdsjaar en in 2010 zal uitgewerkt zijn. Ook de stijging in de leeftijdscategorie van 64 jarigen in 2008 is ook een 'nawerking' van de stijging van de 61-jarihgen in 2005. Behoudens deze atypische jaren is er voor alle andere leeftijdsjaren een gevoelige daling van het aantal bruggepensioneerden zowel in 2007 en 2008. Op basis van deze simpele en door iedereen op te vragen tabel is maar één conclusie mogelijk. Het generatiepact grijpt structureel in op het aantal bruggepensioneerden en heeft een zeer grote impact die ten zeerste door de werknemers wordt gevoeld. Wie wat anders wil doen geloven is blind, onkundig of heeft 'politieke' bedoelingen.

Het grafische beeld illustreert de gevoelige impact van het generatiepact tot en met 58 jaar en de beperkte daling van 2008 tav 2007 voor de andere leeftijdscategorieën. Maar de grafiek maakt ook al enigszins duidelijk dat er met het hogere aantal bruggepensioneerden na 59 jaar meer aan de hand is dan een hogere aantrek op zich. De 59 tot 63 van 2004 zijn de oorlogsgeboorten die de volgende 5 jaar vervangen zijn door leefijdsgroepen die hoger in aantal waren en waar dus uiteraard ook meer werknemers in bevonden en dus een hogere potentieel om in brugpensioen te gaan. Het is dus NIET zo dat er méér werknemers dan anders voor het brugpensioen kozen!

De oorlogsgeboorten werden de laatste vijf jaar vervangen door de naoorlog generaties

Zeggen dat het Generatiepact geen impact gehad heeft en moet verhonderdvoudigd worden is een wel erg domme uitspraak als men niet ziet dat de zeer beperkte stijging uitsluitend voortkomt uit de hogere instroom van werknemers uit de eerste vijf jaar na de oorlog waar het geboortecijfer terug op het normale of hoger pijl kwam.

Op vijf jaar steeg de Belgische bevolking tussen 50 en 65 jaar met gemiddeld met 8,8%; maar in de leeftijdsklassen van 58 tot 63 jaar was dit 16,1% tot 39,5%. De impact van deze doorschuiving van forse aantallen in de hogere leeftijden is bijna uitgewerkt en zal, bij ongewijzigd beleid, automatisch leiden tot een drastische daling van het aantal Bruggepensioneerden. Omgekeerd is de quasi stabilisatie de laatste vijf jaar een mirakel te noemen dat eerder wijst op een grondige mentaliteitsverandering dan op de gedwongen en vooralsnog niet op volle toeren draaiend generatiepact. Zeggen, zoals Luc Coene doet, dat de bevolking er nog niets van begrepen heeft is dan ook niet alleen volledig onterecht maar ook kwetsend.

Wie zich de moeite getroost deze heel specifieke en atypische demografische evolutie voor ogen te halen ziet dat jaar op jaar de 'dip' bij de 62 jarigen in 2004 al volledig is doorgeschoven en dat binnen 2 jaar de impact van de oorlogsgeboorten in 2010 volledig zal weggewerkt zijn. Ze zal nog tijdelijk voor hogere brugpensioenaantallen zorgen in de twee hoogste leeftijdscategorieën.

De bevolking tussen 50 en 65 jaar is bijna dubbel zo sterk gestegen (+ 8,8%) als de stijging van het het aantal brugepensioneerden op 5 jaar (+5,3%), en bijna driemaal zo sterk als de bevolking in het algemeen (3,3%), en dat allemaal om de oorlogsgeboorten vervangen zijn. Om de reële impact van deze deze oorlogsgeboorten te neutraliseren en te zien wat de werkelijke evolutie van het aantal bruggepensioneerden geweest is kunnen de bruggepensioneerden berekend worden als een % van de bevolking binnen elk leeftijdsjaar.

% bruggepensioneerden op de bevolking per overeenstemmend leeftijdsjaar
Als gekeken wordt naar de evolutie van het aantal bruggepensioneerden in % op het overeenkomstige levensjaar dan is er de laatste drie jaar een lichte daling waar te nemen van 5,7% van de 50-65 jarigen tot 5,5% in 2008. Deze daling zet zich door tot en met de leeftijd van 61 jaar en het zijn enkel de 62 en 63 jarigen waarbij een stijging is waar te nemen als gevolg van de vervanging van de geboortes in 1942 en 1943, jaren waarin het aantal geboortes zich op een dieptepunt bevond.

Gemiddeld vertegenwoordigen de volledige bruggepensioneerden 5,5% van de bevolking in België tussen 50 en 65 jaar. Vanaf 59 jaar is dit meer dan 10,1% met als hoogste peil de 62 jarigen waar zij 15,0% van vertegenwoordigen.

Als evenwel het aantal bruggepensioneerden wordt uitgezet tegenover de 'actieve bevolking', nl de 15-64 jarigen dan wordt het aantal bruggepensioneerden uitgedrukt in het 'verlies aan werkzaamheid'. De werkzaamheid is het aantal werknemers gedeeld door het aantal 15-64 jarigen in een bevolking. 1,63% van de 15-64 jarigen is met volledig brugpensioen in 2008. Als alle bruggepensioneerden aan het werk zouden zijn (gebleven) zou de werkzaamheid in België maar met 1,63% gestegen zijn, in de veronderstelling dat alle andere tewerkstelling intact zou (gebleven) zijn. Alle aandacht richten op het brugpensioen, generatiepact en verhoogde tewerkstelling van de oudere bevolking als het wondermiddel om de werkzaamheidgraad te verhogen is een heel smalle basis en in feite volksverlakkerij. Spreken van een generatiepact x 100 om maximaal de werkzaamheid met 0,8% te verhogen, gesteld dat men het brugpensioen zou kunnen halveren, is de mensen wat wijsmaken. Het zijn andere maatregelen, ondermeer de tewerkstellingverhoging van de niet-actieven, de nog niet werkenden en de jongeren met hun hoge jeugdwerkloosheid, die de grote volumes in de stijging van de werkzaamheidgraad moeten aanbrengen. En uiteraard de maatregelen om de werkenden aan het werk te houden, zie infra in de inleiding

1. Anciënniteitverhoging mogelijk maken tot einde carrière.
2. Regeling voor alle werknemers van progressieve verhoging van bijkomend verlof met het ouder worden
3. Compensatie voor onregelmatige diensten als bijkomend verlof (met een bonus) mogelijk maken

Evolutie van aantallen en van % op de bevolking
In een speciale grafiek wordt het verschil van evolutie van aantal bruggepensioneerden in % op het aantal en anderzijds in een % op de relatieve aanwezigheid in de bevolking per leeftijdsjaar duidelijk. In de evolutie van aantallen is er een daling tot en met 58 jaar, in de evolutie van % op de leeftijdsgroep is er een daling op vijf jaar tijd van het aantal bruggepensioneerden tot en met 61 jaar.

Het volume tussen de donker en lichte blauwe lijn geeft een beeld van de impact van de oorlogsgeboorten. Opvallend is ook dat de evolutie van aantal en % op de bevolking tot 56 jaar volledig gelijklopend is omdat de babyboom pas geleidelijk na de oorlog is op gang gekomen en dus ook pas binnen enkele jaren een genormaliseerde situatie weergeven. Daar geen rekening mee houden of het zelfs niet (willen) zien is onbeleid waar sommigen patent op hebben.

Maar het zijn vooral de vrouwen die het gedaan hebben
In een volgende BuG maken we de analyse ten gronde naar geslacht, gewest en sector. We hebben ons voorgenomen de BuG's niet meer zo lang te maken (alhoewel dat ook nu niet zal lukken). En Luc Coene geeft ons wat tijd omdat pas "in het midden of einde van volgend jaar" nieuwe structurele maatregelen dienen genomen.

De leeftijdsgroepen 59-63 jaar hebben de laatste vijf jaar de oorlogsgeboorten 1941-1945 vervangen. De effectieve evolutie (-28,1%) voor 58 jarigen jongeren komt hier duiudelijk in beeld, -30,0% voor de mannen, zelfs -19,8% voor de vrouwen die toch in grotere aantal in de werkgelegenheid zijn ingestroomd. Het doorschuiven van de vrouwen op de werkzaamheidladder en de verhoging van hun pensioenleeftijd brengt hen evenwel in groter getale naar (brug)pensioen vanaf 59 jaar en dat blijkt ook uit de cijfers. Door de structureel lagere instroom bij de -58 jarigen, het uitdeinen van de impact van de oorlogsgeboorten en de nivellering van de vrouwelijke instroom, zal er de komende jaren een 'automatische'/structurele daling komen, die

In het grafische beeld zijn de mannen de beste leerlingen van de klas
Als de evolutie-percentages naar aantal worden uitgezet, zonder correctie van de bevolkingsaantallen is het vooral de vrouwelijke evolutie met een grote stijging na 58 jaar die opvalt en dit om een dubbele reden: het alsmaar meer vrouwen die op de arbeidsmarkt gekomen zijn en doorstromen naar brugpensioen en pensioen. Maar ook de verhoging van de pensioenleeftijd creëert een grotere spankracht voor vrouwen om langs het brugpensioen de overgang naar het pensioen te maken, dit in tegenstelling tot de mannen waarbij de piek op 62 jaar valt, tegenover 60 jaar bij de vrouwen (telkens stijging met 40%).

Maar ook hier dient de correctie te gebeuren van de oorlogsgeboorten met de berekening van de evolutie als % op het overeenkomstige leeftijdsjaar.

De stijging van de doorstroming van meer vrouwen en op latere leeftijd naar het pensioen reduceert de stijging bij de vrouwen tot 20% op 59 jaar. Bij de mannen is er op geen enkel leeftijdsjaar nog sprake van stijging van het aantal bruggepensioneerden de laatste vijf jaar. Tussen 57 en 61 jaar is er een daling van rond de 20%, op 55 jaar van 40% en voor 53 jaar van meer dan 60%. En volgens Luc Coene zou dit maar een impact zijn die tussen duim en wijsvinger kan gemeten worden. Het probleem bij Coene is dat hij geen meetinstrumenten heeft en hij met de vinger in de lucht zoekt van waar de wind komt. Het alsof hij aan snelheidsmeting doet op zicht zonder meetapparatuur. Met bovenstaande tabellen komt hij al een goed stuk ver om op reële basis een oordeel te vellen en z'n te kortzichtige en verkeerde uitspraken te herzien.

De evolutie van het volledig brugpensioen volgens sector
De kers op de taart is natuurlijk de evolutie volgens al deze parameters per sector. Maar ook slechts een voorproefje met het aantal volledig bruggepensioneerden per NACE-sector ref2, dwz de nieuwe NACE-indeling zoals van toepassing vanaf 1 augustus 2008. De categorieën van de RVA werden manueel en naar goed vermogen ingepast in de nieuwe NACE-omschrijving en dit met terugwerkende kracht tot 2004 zodat een uniek overzicht tot stand komt.

De Industrie komt hier als beste leerling van de klas uit ook al vertegenwoordigen zij 59,5% van alle brugpensioenen in 2008. Het generatiepact is dan ook vooral op hen gericht, ten koste, ten nadele, (op de kap van) alle andere sectoren die tot nu toe veel minder hebben kunnen genieten van het brugpensioen en pas nu, zoals de vrouwen op pensioengerechtigde leeftijd komen. Het eerste generatiepact heeft hen al de das omgedaan.

De RSZ-tewerkstelling Gezondheids- en Welzijnszorg is 12,1% (RSZ-PPO is hier niet meegerekend), hun aandeel in het Brugpensioen is 'maar' 5,8%, nog niet eens de helft van hun aandeel in de twerkstelling en de werknemers zullen pas in het komende decennium aanschuiven voor het Brugpensioen dat ook steeds verder wegschuift, zoals ook voor vele andere sectoren een onrechtvaardige geschiedenis.

Het is niet de bedoeling om deze sleuteltabel verder te bespreken. Het is een unieke verzameling van gegevens die standaard moet zijn voor elke bespreking van generatiepact of loopbaanonderbreking. Berekend op het aantal werknemers tewerkgesteld in de Industrie in 2008 (volgens de nieuwe NACE-code 2008) is 12,4% van de industrie met volledige loopbaanonderbreking, in de Non-Profitsectoren is dat maar 1,6%, in de bouw 4,4% in de distributie 1,2% en in de Horeca 0,5%. Dat heeft natuurlijk veel met de leeftijdsstructuur van elke sector te maken, maar dat is een ander verhaal waar we nog op terugkomen. In de publieke diensten en onderwijs zijn andere systemen van eindeloopbaan van toepassing waar we hier niet verder op ingaan. De enkelen die hier figureren zij als dusdanig in de RVA-statistiek opgenomen onder brugpensioen.

Omdat de Industrie de grootse hap doet in het brugpensioen (en dus ook het sterkst geviseerd wordt, geven we het detail voor een aantal sectoren zoals in de RVA-statistiek gestipuleerd: voor te tabellen zie: http://www.npdata.be/BuG/116-Brugpensioen.

Jan Hertogen, socioloog