Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Opinie] "Omkering van de bewijslast" helemaal geen stap voorwaarts

[Opinie] "Omkering van de bewijslast" helemaal geen stap voorwaarts

De regering laat uitschijnen dat "omkering van de bewijslast" die de praktijktests zal vervangen een vernieuwing is die een grote stap voorwaarts betekent in de strijd tegen discriminatie. Niets is minder waar!

De "omkering van de bewijslast" is immers geen nieuw gegeven, maar staat reeds ingeschreven in de huidige wet. Art. 19,§3 van de Antidiscriminatiewet van 25 februari 2003 luidt nl. als volgt:

"Art.19, § 3. Wanneer het slachtoffer van de discriminatie of een van de in artikel 31 bedoelde groeperingen voor het bevoegde gerecht feiten, zoals statistische gegevens of praktijktests, aanvoert die het bestaan van een directe of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, valt de bewijslast dat er geen discriminatie is, ten laste van de verweerder."

Deze bepaling vormt reeds de uitvoering van art. 8 van de Europese Richtlijn 2000/43, waarnaar de premier in het parlement verwees. De praktijk heeft aangetoond dat deze bepaling absoluut niet volstaat om discriminaties effectief aan te pakken. Slachtoffers moeten immers een vermoeden van discriminatie aantonen, en zonder praktijktests is dit quasi onmogelijk.

In de rechtsleer heeft men er al herhaaldelijk op gewezen dat deze regeling geen omkering van de bewijslast inhoudt, maar slechts een verdeling van de bewijslast. De initiële bewijslast ligt nog steeds bij het slachtoffer. Dit werd ook benadrukt door het Arbitragehof (arrest nr. 157/2004 van 6 oktober 2004). De terminologie die men hanteert, "omkering van de bewijslast", is dus manifest onjuist.

In de amendementen die nu voorliggen ter vervanging van de praktijktests is het weliswaar zo dat er een aantal voorbeelden van vermoedens worden opgesomd, die de verschuiving van de bewijslast tot gevolg kunnen hebben. In de huidige wet ontbreekt deze opsomming, maar dit betekent niet dat de huidige amendementen een verbetering van de positie van slachtoffers van discriminatie inhouden.

Ook onder de huidige wet kan de rechter de opgesomde vermoedens immers in aanmerking nemen voor de verschuiving van de bewijslast, maar in de praktijk gebeurde dit quasi nooit.

Als we een blik werpen op de "vermoedens" die in de voorliggende amendementen worden opgesomd, wordt onmiddellijk duidelijk dat dit in de toekomst niet zal verbeteren. Men somt nl. volgende feiten op die discriminatie kunnen doen vermoeden: een "patroon van ongunstige behandeling", "gegevens waaruit blijkt dat de situatie van het slachtoffer vergelijkbaar is met de situatie van een referentiepersoon met uitzondering van het criterium waarop de discriminatie berust", "statistieken over de groep waartoe het slachtoffer van discriminatie behoort", "feiten van algemene bekendheid", "intrinsiek verdachte criteria" en "elementair statistisch materiaal".

Het is pas als men dergelijke feiten kan aantonen, m.a.w. nadat men zelf een zware bewijslast heeft geleverd, dat het bewijs dat er geen discriminatie is ten laste van de verweerder gelegd kan worden.

Men wil dus een bijzondere bewijsregeling invoeren, en deze bewijzen moeten nog steeds door het slachtoffer van discriminatie geleverd worden.

Wie de slachtoffers kan helpen om aan deze zware bewijslast te voldoen is nog steeds niet voorzien. Een "patroon van ongunstige behandeling" aantonen of bewijzen dat "de situatie van het slachtoffer van discriminatie vergelijkbaar is met die van de referentiepersoon met uitzondering van het criterium waarop de discriminatie berust", is nochtans geen fluitje van een cent.

Er kunnen ook een aantal grote vraagtekens geplaatst worden bij de bewijsregeling die men wil invoeren.

Men heeft het bv. over statistieken als bewijsvorm, terwijl heel wat beschermde criteria (bv. etnische afkomst) (nog) niet geregistreerd worden. Hoe kan men statistisch materiaal aanleveren als er niet geregistreerd wordt?

Andere bewijsvormen, zoals het openlijk gebruik van "intrinsiek verdachte criteria", komen in de praktijk bijna niet voor. Daders van discriminatie verbergen zich immers quasi altijd achter objectieve criteria.

Nog andere begrippen die in de bijzondere bewijslevering worden gehanteerd, zijn bijzonder onduidelijk. Wat bedoelt men bv. met "elementair" statistisch materiaal of "feiten van algemene bekendheid"? De invoering van dergelijke begrippen roept meer vragen op dan dat ze houvast zouden bieden aan de slachtoffers van discriminatie.

We moeten derhalve besluiten dat de regeling die de regering wil invoeren niet nieuw is, geen omkering van de bewijslast inhoudt, en zeker ook geen oplossing biedt voor het belangrijkste probleem in de strijd tegen discriminatie, nl. de moeilijke bewijslast.

Praktijktests vormen wèl een oplossing voor dit probleem. De Liga voor Mensenrechten stelde de voorbije week dan ook dat de praktijktest de achilleshiel van een effectief discriminatierecht is. Het gebruik van praktijktests werd onlangs ook door het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Vreemdelingenhaat aanbevolen als zijnde een heel efficiënt middel om discriminatie aan te tonen.

Jammer genoeg stellen we nu vast dat men de praktijktests volledig uit de wet wil schrappen, hetgeen een grote stap achteruit zou betekenen in de strijd tegen discriminatie. Minister Dupont werpt op dat er nog steeds praktijktests uitgevoerd kunnen worden, en dit klopt. Wat hij erbij "vergeet" te vermelden, is dat de rechtspraak heel terughoudend is t.o.v. niet-gereglementeerde praktijktests. Het Hof van Beroep van Gent wees op 30 november 2005 bv. een praktijktest af die met behulp van een deurwaarder was uitgevoerd (zie (R.W. 2006-07, 144). Een wettelijke basis voor de praktijktests, alsook het aanduiden van personen die bevoegd zijn om deze tests uit te voeren en die slachtoffers van discriminatie kunnen bijstaan, is m.a.w. essentieel.

De reglementering van praktijktests is derhalve een essentiële voorwaarde om discriminatie daadwerkelijk te kunnen bestrijden. De afvoering hiervan komt erop neer dat er van een effectieve strijd geen sprake (meer) kan zijn en dat we blijven steken in de fase van ronkende intentieverklaringen.