Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Opinie] Hoofddoekenverbod als ‘positieve discriminatie’?

[Opinie] Hoofddoekenverbod als ‘positieve discriminatie’?

Vreemd toch, hoe het journalistieke maxime van nauwkeurigheid, feitelijkheid en grondigheid plots niet langer lijkt te gelden wanneer het over de hoofddoek – of ruimer: de islam – gaat. In De Standaard van 27 november beweert journalist Herman Jacobs dat de hoofddoek een ‘religieus en politiek propagandamiddel’ is, en beschouwt hij diegene die deze stelling niet delen als ‘imbecielen’, of naïevelingen die de waarheid niet recht onder ogen durven aankijken.

Waarop deze journalist zich baseert om dergelijke ernstige beweringen te staven zal ons een raadsel zijn. Indien wetenschappelijk onderzoek over Moslims in België (en Europa) het over iets eens is, dan is het juist dat de hoofddoek om duizend-en-één verschillende redenen gedragen kan worden. Dit kan gaan van een behoefte religie volgens dominante voorschiften op een correcte wijze te beleven, tot een zoektocht naar identiteit, een manier om niet achter te blijven bij de generatiegenoten (ook jonge Islamitische dames zijn niet ongevoelig aan modetrends bij hun peers), een teken van politiek verzet tegen verbodsbepalingen, etc… Beweren dat de hoofddoek een ‘religieus en politiek propagandamiddel’ is, gaat dus niet alleen voorbij aan de veelzijdigheid van de motivaties die achter het dragen van een hoofddoek schuilgaan; het komt bovendien absoluut niet overeen met de heersende wetenschappelijke vaststellingen die de hoofddoek vooral in de ruimere zoektocht naar identiteit van tweede-generatie moslimjongeren kaderen.

Herman Jacobs’ artikel is echter ook om een andere belangrijke reden problematisch. Sinds een aantal jaren is het ‘bon-ton’ geworden om te pas en te onpas slecht onderbouwde feitelijkheden over de Islam en Moslims de wereld in te sturen. Of ze nu blijken te kloppen of niet lijkt secundair te zijn; zolang ze maar de stelling ondersteunen dat de Islam die zich bij de tweede-generatie jongeren ontwikkelt gevaarlijk, reactionair en conservatief is. Deze stelling komt uiteraard niet uit de lucht vallen, en is in het bijzonder populair geworden sinds 9/11 en de ‘botsende beschavingen’ these die hiermee gepaard gaat. Over heel Europa zien we pseudo-experts en journalisten opduiken die menen te weten hoe de vork ‘echt’ in de steel zit op het gebied van islambeleving, maar die niets meer te bieden hebben dan een persoonlijke opinie ingegeven door angst of afkeer. Het is pas een week geleden dat het ENAR (European Network Against Racism) haar ‘Shadow Report on racism in Europe’ publiek maakte. Het rapport maakt duidelijk dat racisme aan een opmars bezig in verschillende Europese landen, en dat dit groeiende racisme hoe langer hoe meer de vorm van islamofobie aanneemt. Een verontrustende situatie die ons allen tot enige verantwoordelijkheidszin aanmaant, te beginnen bij de media die dergelijke fulminerende bijdragen publiceren. Hierdoor wordt het voor de lezer steeds moeilijker een onderscheid te maken tussen opinies vol onjuistheden en degelijke kennis die op systematische en onderbouwde wijze tot stand komt.

Want de kwestie waar het om draait, is de volgende. Hoe kan onze samenleving materiele en symbolische ruimte bieden aan iedereen die er deel van uit maakt? Een overheid die de hoofddoek verbiedt neemt, ironisch genoeg, dezelfde ‘tirannieke’ rol op als ‘rechtzinnige ouders’ die Jacobs aanklaagt. Een hoofddoek verbieden of een hoofddoek opleggen berust immers op hetzelfde principe, nl. dwang. De overheid, of de ouders, eigenen zich in beide gevallen het recht toe om te bepalen hoe de Islamitische dames erbij moeten rondlopen. En in tegenstelling tot wat Jacobs beweert, wordt de hoofddoek verbieden in vele gevallen als even pijnlijk ervaren als een hoofddoek opleggen. De menige Islamitische vrouwen die we in het kader van meer dan 10 jaar onderzoek hebben gesproken, getuigen van het lijden van een identiteit te moeten achterlaten om volwaardig te kunnen deelnemen aan een samenleving die hen echter op verschillende manieren toch blijft discrimineren. Een hoofddoek is dus inderdaad niet vergelijkbaar met een ‘handtas’ of een ‘rugzak’, zoals Jacobs stelt. Maar juist omdat het voor vele Islamitische vrouwen een onlosmakelijk onderdeel vormt van hun zijn en hun identiteit. Door hen de hoofddoek te ontnemen wordt hen hetzelfde geweld aangedaan als door aan andere vrouwen de hoofddoek op te leggen.

Moeten we met de hoofddoek dan een vorm van ‘positieve discriminatie’ toelaten die voor velen onaanvaardbaar is? Jacobs heeft daarover een duidelijke mening. Net zoals hij zijn atheïstische ‘propaganda’ niet achter een overheidsloket zou mogen bepleiten, mag dit ook niet het geval zijn voor moslimvrouwen die een hoofddoek dragen. De recente beslissingen van het Gents stadsbestuur, en voordien Antwerpen, om de hoofddoek uit zichtbare publieke functies te bannen lijken hem in deze te volgen. Maar dit punt berust op een schromelijke misvatting. Vele Islamitische vrouwen dragen immers de hoofddoek in eerste instantie niet om een bepaalde ‘boodschap’ de wereld in te sturen, maar omdat ze dit als een onderdeel zien van hun geloofspraktijk. Bovendien belet niemand een atheïst vrij zijn of haar overtuiging te praktiseren tijdens de werkuren. Hetzelfde geldt echter niet voor Islamitische vrouwen die telkens opnieuw hun hoofddoek moeten afzetten eens ze aan hun dagtaak beginnen. Ten slotte kan een seculiere moslima haar overtuiging vrijuit tijdens de werkuren beleven. Immers, geen hoofddoek dragen kan ook een uitdrukking zijn van een religieuze praktijk of politieke overtuiging. Sommige seculiere moslima’s die we spraken droegen bewust geen hoofddoek omdat ze Islam op een andere manier wilden beleven; of hiermee een politiek signaal de wereld wilden insturen. Geen hoofddoek dragen is dus niet per definitie een ‘neutrale’ praktijk.

Dit brengt ons tot één van de basisbeginselen van onze publieke ruimte: neutraliteit. In tegenstelling tot Frankrijk, steunt België niet op een principe van laïcité maar wordt het neutraliteitsbeginsel gehanteerd om de verhouding tussen staat en religie te reguleren. Dit betekent dat de overheid zich niet bezighoudt met de concrete organisatie van de erkende erediensten. Maar het betekent dus ook dat overheid niet sanctionerend optreedt ten aanzien van religieuze uitdrukkingen, maar juist hun vrije toepassing garandeert. De beslissing van Gent en Antwerpen, die vooral Islamitische vrouwen treft, vormt volgens ons geen uitdrukking van het neutraliteitsprincipe dat in de Belgische publieke ruimte verankerd is. Wel integendeel. Men zorgt er juist voor dat atheïstische en seculiere overtuiging het voorrecht krijgen hun levensbeschouwelijke praktijk vrijuit te beleven, terwijl andere praktijken uit het publiek zicht worden geweerd. Bovendien kan volgens ons geen neutraliteit worden bereikt door bepaalde uiterlijkheden te bannen. Neutraliteit wordt bereikt wanneer alle levensbeschouwelijke uitdrukkingen op dezelfde voet worden behandeld, en ambtenaren op basis van hun job-uitvoering worden geëvalueerd en niet op basis van hun uiterlijkheden. Vandaag worden atheïstische of seculiere praktijken echter wél vrije kaart gegeven; terwijl (bepaalde) religieuze praktijken worden ingeperkt. Over ‘positieve discriminatie’ gesproken...

Nadia Fadil is verbonden aan de faculteit sociale wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven, en doet onderzoek naar de religiebeleving van tweede-generatie Belgische-Maghrebijnen.

Sarah Brackeis verbonden aan de afdeling vrouwenstudies van de Universiteit Utrecht; en doet onderzoek naar vrouwen en religie.

Religieuse dwang

Iedereen mag zich kleden zoals hij / zij dat graag wil. Kleding mag echter niet ingaan tegen de persoonlijke ontwikkeling. Binnen bepaalde bevolkingsgroepen bestaat op dit gebied geen vrijheid of gelijkheid. Kleding wordt dan een middel om met pseudo religieuse argumenten ongelijkheid te rechtvaardigen. De leken maatschappij heeft dan ook de plicht om uitingen die ingaan tegen het gelijkheidsbegindel van man en vrouw te ontraden. De openbare werkgever mag terecht vragen zich te houden aan kledingsvoorschriften die aangepast zijn aan het uit te voeren werk en niet aan pseudo religieuse argumenten. Overal ter wereld worden vrouwen mishandeld die zich niet aan deze pseudo religieuse kledingsvoorschriften houden, iedereen weet best dat veel van die vrouwen niet de vrijheid hebben om te kiezen.

keuzevrijheid????

"Beweren dat de hoofddoek een ‘religieus en politiek propagandamiddel’ is, gaat dus niet alleen voorbij aan de veelzijdigheid van de motivaties die achter het dragen van een hoofddoek schuilgaan; het komt bovendien absoluut niet overeen met de heersende wetenschappelijke vaststellingen die de hoofddoek vooral in de ruimere zoektocht naar identiteit van tweede-generatie moslimjongeren kaderen."
Schrijven de auteurs hierboven.

Bovendien is wel heel erg plat om de "keuzevrijheid" in te roepen door mensen te verbieden die keuze te maken.
Het al zeker niet zo dat al die vrouwen die een sjaaltje dragen dat enkel doen omdat ze moeten van de één of andere,... Het gaat mijn petje te boven hoe je iemands keuzevrijheid kan bevorderen door het hem te verbieden of te ontslaan?

Wees dan duidelijk: Geen moslims als herkenbare moslim aan het loket. Ze moeten zich gedragen en kleden zoals de doorsnee Westerling (wat dat dan ook mogen zijn)) Want daar gaat het eigenlijk over.