Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Atheïsme, feminisme en de hoofddoek: Bedenkingen bij "De islam in Europa: dialoog of clash?"

Atheïsme, feminisme en de hoofddoek: Bedenkingen bij "De islam in Europa: dialoog of clash?"

Is er zich een botsing van waarden tussen de islam en de westerse moderniteit aan het voltrekken, gesymboliseerd door de hoofddoek? Johan Sanctorum, onder wiens redactie de essaybundel “De islam in Europa: dialoog of clash?”(1) verscheen, lijkt te denken van wel. Of hij alsnog hierover een dialoog mogelijk acht is niet duidelijk, en wie hij toelaat als dialogerende partners evenmin.In zijn slotbijdrage vraagt hij de lezer het boek weg te gooien of te verbranden voor het zich opdringt als “bijdrage tot het debat” (p. 187). Maar op de achterflap van zijn bundel wil hij “het debat aanvuren”. Zijn sterk woordgebruik is alvast niet erg uitnodigend .

Voor Johan Sanctorum situeert het debat zich voorbij de “multiculturele mythe” (p. 7), die hij ook “multicul” (p. 81) noemt, voorbij de “eenheid in de verscheidenheid idylle” (p. 63) en voorbij “de eenheidsworst van de political correctness” (p. 187). In zijn pleidooi voor een “vrijzinnige totaalkritiek” (p. 161) stelt hij dat het publieke debat over de hoofddoek, de aanleiding voor zijn boek, blijft steken in theologische denkkaders. Die wil hij doorbreken: “Vanuit atheïstisch standpunt is heel die ‘hoofddoekendiscussie’ amper ernstig te nemen: het is maar een querelle onder hedendaagse farizeeërs. Voor of tegen – wat maakt het uit” (p. 172). Met dit laatste trapt Johan Sanctorum een open deur in: inderdaad, wat maakt het uit? Maar het maatschappelijk debat rond de hoofddoek afdoen als een ”querelle onder hedendaagse farizeeërs” is een gemakkelijkheidsoptie om concrete samenlevingskwesties uit de weg te gaan, van de multiculturele maatschappij, die een feit is, tot seksisme en racisme, een groeiende tolerantie voor islamofobie en een complex geheel van concrete discriminaties.Eveneens vanuit een atheïstisch standpunt nemen wij de hoofddoekendiscussie wel ernstig, omwille van de verregaande maatschappelijke en filosofisch feministische implicaties van de termen waarin het debat gevoerd wordt. Naast de vraag van voor of tegen is er immers ook de vraag of vrouwen het recht hebben om voor de hoofddoek te kiezen en hem te dragen. Voor dat recht komen wij op, ook al kunnen we van mening verschillen over de vraag of we ons voor of tegen de hoofddoek moeten uitspreken. Dat onze argumenten weggewuifd worden als naief cultuurrelativisme nemen we er dan maar bij.

Een zogenaamde symbolenstrijd
Het hoofddoekendebat is de onmiddellijke aanleiding voor de essaybundel van Johan Sanctorum. Hijzelf vindt het “een emotioneel en irrationeel debat” (p. 11), de hoofddoekenkwestie een “opgefokte nulliteit” (p. 166). Tegelijkertijd verwijt hij weldenkend progressief Vlaanderen dat het niet door heeft dat de hoofddoek “het aangrijpingspunt is van een symbolenstrijd die op zijn beurt een hele beschavingscrisis weerspiegelt” (p. 12). Het is maar de vraag voor wie de hoofddoek een symbool is en waarvan.

Dat de symbolenstrijd wel erg eenzijdig gevoerd wordt blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van het hoofddoekendebat. Het begon met het integratiedebat in het kielzog van Samuel Huntington (The clash of civilizations, 1998) en Paul Scheffer (Het multiculturele drama, 2000), dat sterk aangewakkerd werd na de aanslagen op de twintowers op 11 september 2001 en de moord op Van Gogh in 2004. Het mislukken van de integratie van allochtonen werd (en wordt) geweten aan de onverzoenbaarheid van de moslimcultuur met de (superieure) Westerse cultuur, behoedster van de door de Islam bedreigde universele waarden. Met name worden telkens genoemd: de scheiding van kerk en staat, de gelijkheid van man en vrouw, het recht op vrije meningsuiting…Vooral de kwestie van de gelijkheid van man en vrouw spreekt tot de verbeelding. Opiniemakers en politici creëren schaamteloos een ideaalbeeld van de geëmancipeerde vrije westerse ‘vrouw’ met als tegenhangster de door hun mannen onderdrukte moslim ‘vrouw’. Een behoorlijk deel van de westerse feministische beweging gaat mee in dit wij –zij denken. De hoofddoek wordt gepromoveerd tot symbool van die onderdrukking, ongeacht de betekenis die de betrokken vrouwen hem zelf geven. Moslimvrouwen, die hoofddoek en godsdienst verwerpen, worden als enig lichtend voorbeeld naar voor geschoven.(2) Scholen verbieden de ene na de andere de hoofddoek voor leerlingen. Reacties blijven niet uit, onder meer van het ‘allochtone’ PAV (Platform Allochtone Vrouwen) en van het ‘autochtone’ VOK (Vrouwen Overleg Komitee), dat in 2005 in een brochure, “Een feministische kijk op multiculturaliteit” resoluut het wij-zij denken verwerpt en de abstracte ideologische polarisatie tussen dé westerse vrouw en dé moslimvrouw ontkracht als een ethnocentristische mystificatie met racistische implicaties.(3) Wanneer Patrick Janssens in 2007 in het Antwerps bestuursakkoord laat opnemen dat ambtenaren in publieksfuncties geen hoofddoek mogen dragen omwille van de neutraliteit van de dienstverlening komt de focus van het debat meer en meer op de hoofddoek te liggen. ‘Autochtone’ en ‘allochtone’ feministen protesteren samen en richten het actiecomité BOEH (Baas over eigen hoofd) op. De acties van BOEH , gesteund door een hele rist ‘BV’s’, houden het debat gaande. BOEH stelt concreet het recht van vrouwen om een hoofddoek te dragen centraal en gaat niet mee in de logica van een zogenaamde symbolenstrijd tussen culturen.

In de manier waarop Johan Sanctorum en in feite alle auteurs in zijn essaybundel het hoofddoekendebat behandelen zien wij drie grote probleemvelden. Ten eerste zijn ze blind voor de feministische dimensie (behalve Mimount Bousakla, die een zeer enge invulling geeft aan feminisme). Ten tweede hebben ze, en dat hangt natuurlijk samen met het voorgaande, een merkwaardig paternalistische opvatting over emancipatie. Ten derde overweegt het culturele wij-zij denken in alle bijdragen, behalve in die van Ludo Abicht en Rik Pinxten. Op deze drie probleemvelden gaan we dieper in.

Feminisme versus de vrouw op een voetstuk
Waarom is de feministische dimensie zo flagrant afwezig is de essaybundel van Sanctorum? De probleemstelling vertrekt toch van het hoofddoekendebat. De hoofddoek belangt in de eerste plaats toch vrouwen aan. En de tweede feministische golf is als actieplatform én in de theorievorming rond vrouwenemancipatie toch de markantste ‘nieuwe sociale beweging’, die voortkwam uit de contestatie van de jaren 60. De hoofdtoon bij de verschillende auteurs die het over het hoofddoekendebat hebben is dat het futiel, opgefokt, kortom onnozel is. Geen woord over de consequenties van het debat, namelijk een groeiende intolerantie ten aanzien van de hoofddoek noch over de consequenties daarvan voor het dagelijkse leven van vrouwen en meisjes: hun kansen op onderwijs, hun tewerkstellingsperspectieven, hun positie in de maatschappij, hun erkenning als autonome mensen, die weten wat ze willen.

Feministen, die niet meegaan in het overheersende discours, dat vrouwen die een hoofddoek dragen als onderdrukte sukkels bestempelt, zijn blijkbaar geen gewenste gesprekspartner. Voor Johan Sanctorum is het post '68 tijdperk immers een afgesloten hoofdstuk: “heel de periode tussen 1970 en vandaag is verloren gegaan aan politiek correcte beuzelpraat van de linkerzijde, die steeds maar weer de verlichtingsfilosofie toepaste op een absoluut obscurantistische olievlek” (p. 74). Sanctorum kiest ervoor om de rol van vrouwen als het ware te sacraliseren met uitspraken als: “vrouwen belichamen het conflict letterlijk en tillen het naar een hoger niveau” (p. 9). In zijn bijdrage Mekka Revisited spaart Sanctorum de superlatieven niet als hij het over vrouwen heeft. Hij verheft zowel vrouwen die de hoofddoek verwerpen als vrouwen die hem in het openbaar dragen, als beambte bijvoorbeeld, tot “een eigenzinnige tussenklasse, losgescheurd van de patriarchaal-familiale structuren én ongemakkelijk schurend tegen de civiel-westerse Gleichschaltung” (p. 81). Hij omschrijft ze als “koorddanseres (Ayaan Hirsi Ali), lichaamsartieste (Sooreh Hera) en wandelende bom (Muriel Degauque), (die) leven en sterven op het scherp van de snee tussen twee werelden” (p. 82). Maar zijn deze geïkoniseerde heldinnen nog wel vrouwen van vlees en bloed? Deze adoratie voor de individuele “dubbele subversiviteit” van vrouwen gaat goed samen met het negeren van het bestaan van een alledaagse moslimfeministische beweging en met het verwerpen van een collectief vrouwenemancipatiemodel dat de islam integreert, onder meer via een herinterpretatie van de Koran. Het laat ook toe de racistische beledigingen en discriminaties, die vrouwen met een hoofddoek dagelijks treffen, te negeren. Vrouwen verstaan immers de kunst om in een zeer zwakke positie uitermate sterk te zijn (p. 79), aldus Johan Sanctorum. Kortom hij brengt hier een nieuwe versie aan van het aloude recept: plaats dé vrouw op een voetstuk en kijk voorbij de in de dagelijkse realiteit levende vrouwen. Adoratie verdoezelt de weigering om in het bijzonder moslimvrouwen te erkennen als actoren van hun eigen bevrijding.

Voor ons kan men moslimfeministen niet uitsluiten van "het" feminisme, waarin altijd vele stromingen, opvattingen en actievormen hun plaats hadden en hebben en waar een rijke, soms verhitte, maar meestal open debatcultuur heerst, die samenwerking niet in de weg staat. Hoe ver een mogelijke samenwerking kan gaan, levert stof tot discussie op, zoals met betrekking tot de hoofddoek. Beperken we ons tot actie voor het recht om een hoofddoek te dragen? Staan we ook open voor de feministische visie van gelovige moslimvrouwen en voor de verschillen met onze visie? En staat dat verschil een gezamenlijk feministisch project in de weg of juist niet?

Vrouwenemancipatie: één enkele weg of vele wegen
Van de verering van eenzame heldinnen naar een geïndividualiseerd emancipatiemodel is een logische stap. Geen van de auteurs die vrouwenemancipatie ten berde brengen ziet een andere mogelijkheid. Ze herleiden die tot een individuele strijd. Samenhangend daarmee reduceren ze emancipatie tot het zogenaamde westerse model. Dat dit in hun ogen het énige valabele model is komt voort uit hun impliciete of expliciete aanname dat uit de moslimwereld niets goeds kan voortkomen, laat staan dat ze zich kunnen voorstellen dat er ruimte is voor een vrouwenemancipatiebeweging.

De geschiedenis leert ons dat emancipatie iets is dat van onder uit groeit, vanuit het verzet en de eisen van de onderdrukten zelf. Een van de slogans van de vrouwenbeweging van de tweede golf (vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw) was: voor de vrouwen, door de vrouwen. Vrouwen kwamen zelf op voor hun rechten, bepaalden zelf welke emancipatie zij wilden, en welke strategie ze daarbij volgden. Zo gaat het ook met moslimvrouwen, met hoofddoek en zonder hoofddoek.

Maar hun stemmen worden maar selectief gehoord. In feite wordt één stem uitvergroot: die van de moslima's die een islamvijandig discours voeren, zoals bijvoorbeeld Ayaan Hirsi Ali. Vanuit haar persoonlijke ervaringen klaagt zij de seksuele mishandeling en onderdrukking aan waarvan ze in haar geboorteland Somalië het slachtoffer werd. Deze tradities en gebruiken wortelen volgens haar wortelen in de islam. In haar ogen is de sluier een symbool van die onderdrukking. Alleen door hem af te doen en de islam als vrouwvijandig en onderdrukkend af te zweren is bevrijding mogelijk in haar ogen. Als dat voor Ayaan Hirsi Ali de weg is om een eigen identiteit te bevestigen, is dat haar keuze en op zich is zij ongetwijfeld een sterk rolmodel. Maar niet voor iedereen. Vele moslimvrouwen voelen niet de nood om met de islam te breken, maar wel om zich te verzetten tegen een macho-cultuur die meisjes en vrouwen geen vrijheid laat inzake kledingvoorschriften, maagdelijkheidscultus, gedwongen huwelijken, rolstereotypen in opleidings- en beroepskeuzes, enz. (opm. maar ze doen dat niet met Ayaan). In het overheersende discours worden deze onderdrukkingsmechanismen uitsluitend toegeschreven aan de islam, wat maar één boodschap rechtvaardigt: breek met die godsdienst, breek met de gemeenschap die die godsdienst omarmt. Weg dus met die hoofddoek, die zij tot symbool van onderdrukking hebben gedecreteerd "de sluier is onderdrukking. Machistische onderdrukking", zoals Geert Van Istendael schrijft (p.55), weg met tradities, weg met die barbaarse godsdienst. Deze boodschap vindt gretig gehoor bij westerse intellectuelen en de publieke opinie, die hierin de bevestiging zien van de strijd van het verlichte westen tegen een achterlijk ‘islamisme’.

Het heldhaftige individuele emancipatiemodel van Mimount Bousakla leunt sterk aan bij dat van Geert Van Istendael, maar dan zonder de islamofobe kant ervan. Mimount Bousakla komt tot het besluit komt dat de "de toekomst van de moslima's in hun eigen handen (ligt). En niet in de handen van God of van de allochtone gemeenschap" (p. 115). Vreemd, alsof moslimvrouwen niet behoren tot de moslimgemeenschap en alsof ze zich daarbinnen niet zouden kunnen organiseren als vrouwenbeweging. Mimount Bousakla inspireert zich op het voorbeeld van Khadija, de vrouw van de profeet, die veel meer was dan enkel maar de ideale echtgenote die de islamgeleerden er vandaag van maken. “Als er al een Khadija opstaat, is dat dus eerder ondanks dan dankzij haar culturele wortels”, stelt ze. (p. 114) De Vlaamse Khadija’s omschrijft ze als een noodgedwongen discrete maar “sterke vrouw die er op louter individuele kracht in slaagt om, ondanks alle tegenwerkingen van familie en gemeenschap, een eigen toekomst op te bouwen”. (p. 115) De rol van Khadija herwaarderen is één ding, maar waarom de aan de gang zijnde collectieve emancipatieprocessen binnen de moslimgemeenschap negeren?

Het gaat er niet om te ontkennen dat er zich in de moslimgemeenschap gevallen voordoen van dwang om een hoofddoek te dragen, van gedwongen huwelijken, van vrijheidsbeperking van meisjes, van seksueel geweld. Zoals ook westerse vrouwen nog steeds te maken krijgen met allerlei vormen van discriminatie, geweld, dwingende rolstereotypen, enz, die hun vrijheid beperken. Dat is precies, waar het feminisme om gaat, westers feminisme en moslimfeminisme: al die vormen van ongelijkheid en discriminatie bestrijden. Feminisme gaat over zelfbeschikking en het recht om eigen vrije keuzes te maken. Vrouwen die misbruiken aanklagen verdienen te worden gehoord en ondersteund en de overheid moet hiervoor alle wettelijke en juridische ruimte creëren.

Maar in naam van het verlichtingsideaal van godsdienstvrijheid, kunnen ook atheïsten niet voorbijgaan aan het streven van duizenden moslimvrouwen om een andere weg naar emancipatie te kiezen. Breken met hun godsdienst (en hun familie en/of gemeenschap) is voor hen geen optie, en het klakkeloos omarmen van een "westerse" levenswijze nog minder. Vanuit hun behoefte aan een eigen identiteit, aan zelfbepaling, aan het recht om eigen keuzes te maken, willen zij een andere weg bewandelen. Hun stem moet ook gehoord worden, en hun keuzes gerespecteerd. Het getuigt van een schaamteloze etnocentrische arrogantie van in hun plaats te beslissen dat ze niet weten wat ze zeggen en hen te beschuldigen van zelfbedrog, zoals bijvoorbeeld Geert Van Istendael doet. "Dat stijfkoppig ontkennen van de dwang. Die tomeloze verontwaardiging als iemand anders de dwang pijnlijk nauwkeurig aanwijst en zichtbaar maakt. Die illusie van vrijheid. Dat zelfbedrog. Dat door en door valse bewustzijn." (p. 48)

Dit soort redenering heeft weinig te maken met een eerlijk streven naar solidariteit met moslimvrouwen in hun strijd tegen onderdrukking. Nog afgezien van het feit dat zo'n benadering contra-productief is (ze roept vaak een tegenreactie op en speelt in de kaart van het wij-zij denken en het extra benadrukken van de eigen identiteit), is het een contradictorische houding: de zogenaamde onvrijheid moet bestreden worden door een andere onvrijheid. Na het woord van Allah of de vader, luister naar de nieuwe westerse goeroe die de les komt spellen vanuit zijn alwetendheid over de gelijkheid van man en vrouw. De vrouwen zelf, eens te meer, worden blijkbaar niet in staat geacht om zelf te bepalen wat zij willen (ook westerse vrouwen hebben dit in de loop van de geschiedenis zo vaak moeten horen!). De zogenaamde bevrijders stellen zich op als nieuwe onderdrukkers. Geen wonder dat vele moslimfeministen daar niet van willen weten.

Cultuur, verlichting en mensenrechten
Ideologen van "the clash of civilizations", wentelen zich in doemscenario’s van een genadeloos oprukkende islam. “Wij zien een moskee als een utilitaire ruimte, bestemd voor de godsdienstbeleving van één groep in de samenleving, terwijl die groep zelf de moskee opvat als een bruggenhoofd, een etappe van de Heilige Oorlog tegen het ongeloof” (p. 73),aldus Johan Sanctorum. En “onze speelse, ironische cultuur van de osmose en de assimilatie kan nooit een cultuur verteren die zich niet laat oplossen en uitsluitend denkt in termen van verovering” (p.73 – 74). In dit denkpatroon is de enige mogelijke volgende stap het veilig stellen van de westerse waarden en die te nemen, zoals ze zijn. Om het met de ironie van Tom Lanoye te zeggen : "Wij [de Europeanen] hebben uitgevonden dat iedereen gelijk is, daarom zijn we superieur" ( Fort Europa, opgetekend tijdens een optreden van Tom Lanoye).
Het koloniaal idee dat het westen andere volkeren en culturen de beschaving moet brengen, duikt steeds weer op. Het wordt wel mooi verpakt in de universele rechten van de mens, met het Verlichtingsideaal, met de scheiding van Kerk en Staat. Vanzelfsprekend zijn dit zeer belangrijke verworvenheden in de geschiedenis van het menselijk denken over hoe we het samenleven organiseren, en vanzelfsprekend is het uitgangspunt van gelijkheid (égalité) een waarde waaraan niet te tornen valt. Tot zover kunnen we het eens zijn met Van Istendael:"Over de beginselen van die geldigheid, bijvoorbeeld de gelijkheid tussen man en vrouw, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld de niet-discriminatie wegens seksuele geaardheid, geloof, politieke opinie enzovoort, over die beginselen kun je niet discussiëren. Het zijn die en geen andere." (p. 57)

Maar dit waardendiscours loopt fout op velerlei manieren. Zo wordt er weinig debat gevoerd over de inhoud van die gekoesterde concepten. Hoe universeel zijn de mensenrechten, zowel wat betreft hun totstandkoming, als hun ondertekening, als de mensenrechtenverdragen die er in de loop der jaren op geënt werden en hun toepassing? Wat valt er onder de mensenrechten, wat (nog) niet, wat hoort er toegevoegd te worden? Onderzoekers, zoals professor Eva Brems, tonen aan hoe relatief die zogenaamde universaliteit is, en hoe sommige mensenrechten met elkaar in botsing kunnen komen, en er gemeenschappelijk moet gezocht worden naar een voortdurend bijstellen.(4) Zo is bijvoorbeeld de erkenning van vrouwenrechten als mensenrecht en van de schending ervan voorwerp van strijd geweest van de vrouwenbeweging. Ook Rik Pinxten in zijn bijdrage in de bundel van Sanctorum wijst op het gevaar van verkeerd begrepen universalisme : “feitelijke universaliteit is problematisch als begrip” (p. 156) en "De oude universalist zal tegenwerpen dat de westerse cultuur toch ontegenzeggelijk waarden en normen heeft voortgebracht die superieur zijn aan deze van andere tradities. Ik beweer dat dit moet worden herbekeken"(p. 153). En hij stelt dat nogal wat historische superioriteit enkel gebaseerd is op militaire slagkracht (p. 153) Het is aan een eng begrepen universalisme te wijten dat, in naam van de mensenrechten, vrouwen verboden worden opgelegd, zoals het dragen van een hoofddoek in de openbare ruimte.

In naam van een slecht begrip van of een eenzijdige interpretatie van de Verlichting wordt het tolerantie-ideaal van de verlichtingsfilosofen selectief aangewend en niet toegepast voor een andere godsdienst, waarmee men niet vertrouwd is, of voor sommige "vreemde" tradities. Zo wordt ook het principe van scheiding van kerk en staat geconcretiseerd in een verkrampte neutraliteitsnorm, die iedere burger individueel moet uitdragen (geen hoofddoek in openbare functies en in scholen). Terwijl men weigert te zien hoe divers en historisch bepaald de toepassing van die scheiding is in de westerse landen zelf.

Naïeve progressievelingen
Diegenen die wel zoeken naar vormen van neutraliteit, waarin plaats is voor mensen met diverse culturele achtergronden (de zogenaamde inclusieve neutraliteit) , wordt verweten dat ze "naïeve dwazen" zijn. Van Istendael windt er geen doekjes om: "Inzake geloof zijn de jonge mensen van Belgische afkomst die vandaag uit progressieve, zeg maar linkse, overtuiging de hoofddoek verdedigen, hoofdzakelijk naïef. Of nee, onnozel, dat is de term" ( p. 49). Want, zo heet het, ziet men dan de bedreiging niet die uitgaat van de islam en de moslimcultuur? Voor Van Istendael bestaat die bedreiging uit de opmars van de islam als religie, net nu we ons in Vlaanderen bevrijd hebben van een verstikkend katholicisme. "De dwingelandij mag niet terugkomen. Nooit .Ze is terug, de dwingelandij. Ik zie ze dagelijks op straat, in de metro, in winkels - maar nu van een andere godsdienst" (p. 48). Sanctorum wil “niet terug in de Middeleeuwen terechtkomen” ( p. 77), volgens hem een reëel gevaar, inherent aan de islam, die "haar gelijk bij voorkeur met geweld afdwingt" ( p. 73). Nog afgezien van het argument dat dit doembeeld niet erg realistisch is, gezien het kleine percentage moslims in onze contreien, in vergelijking met al de andere gezindten (hoe zou een kleine minderheid onze "cultuur" kunnen bedreigen, gesteld dat ze dat al zou willen?), gaat deze redenering volledig voorbij aan tal van stromingen en emancipatiebewegingen onder moslims, hier en in de islamitische landen. Deze worden genegeerd, of niet au serieux genomen, of gewoon gelijkgesteld met extremisme, zoals met de pluralistische actiegroep BOEH gebeurde.(5) Men focust bij voorkeur op fundamentalistische stromingen binnen de islam en op extremen zoals het terrorisme. "Het wordt nooit wat met die islam - dit is gewoon geen religie zoals een ander" (p. 62). Dergelijke uitspraken rechtvaardigen het amalgaam tussen islam en terrorisme. Maar zoals Ludo Abicht terecht opmerkt: “Wie het over ‘islamterrorisme’ heeft gebruikt dezelfde tactiek als wijlen Joseph Goebbels, die van de Duitse media eiste dat ze systematisch altijd over ‘geldjoden’ zouden spreken, alsof het om één begrip ging” (p. 95). Benoemde men de strijd van bijvoorbeeld de IRA ooit als katholiek terrorisme? Waarom is in het ene geval de godsdienst verantwoordelijk voor terrorisme en in het andere een organisatie die zich op een godsdienst beroept? In de clash theorie past uiteraard de visie van islam als een ongewone religie, die alleen maar fundamentalistisch kan zijn en dus ook al zijn aanhangers, incluis vrouwen met hoofddoek. Maar angst is een slechte raadgever, en de angst voor "het vreemde" houdt duidelijk heel wat zelfgeproclameerde verlichte westerse intellectuelen in zijn ban. De veelgeprezen ratio van het verlichtingsdenken reikt niet zover als men vreest dat de eigen belangen op het spel staan. Want laten we wel wezen, olie en andere economische belangen liggen, meer dan de bezorgdheid om het lot van de moslima, aan de bron van dit diep geworteld wantrouwen. Deze waarheid wordt echter netjes verpakt in een beschavingsdiscours: ginder moeten wij de westerse waarden met oorlog en geweld trachten op te leggen, hier moeten wij ons beschermen tegen een oprukkend islamitisch radicalisme. Zoals Johan Sanctorum het zegt: “We moeten onze culturele ruimte heroveren” ( p. 74).

De ‘internationalisering’ van de bedreiging van de Islam maakt de vraag naar hoe we onze multiculturele samenleving hier inrichten overbodig. Het is immers “multicul”. Dat het hoofddoekenverbod de deur openzette voor een openlijke intolerantie ten aanzien van vrouwen die een hoofddoek dragen lijkt geen punt te zijn. Zo waren wij er geschokt getuige van hoe op de vrouwendag 2007 in Gent bepaalde feministen zich schaamteloos permitteerden vrouwen met een hoofddoek verbaal te molesteren. Het is maar één voorbeeld van de vele dagelijkse agressies en beledigingen aan het adres van individuele vrouwen met een hoofddoek. . Ook tewerkstellingskansen en het dragen van een hoofddoek gaan minder en minder samen Dat hier sprake is van discriminatie op basis van geslacht, etniciteit en godsdienstige overtuiging wordt niet herkend noch erkend. Men blijft de schuld leggen bij de afwijkende cultuur, en ziet niet in dat het hier gaat over racisme en sexisme bij de (om het met een term van Scheffer te zeggen) ontvangende cultuur. Het valt op dat in de hele essaybundel slechts één auteur, Rik Pinxten, deze kwestie van het culturele wij-zij denken en racisme aanpakt: "Elke nieuwe periode van rechts denken [ziet] hernieuwde vormen van racisme en wij-zij attitudes opkomen, die onkritisch uitgedragen worden. Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw is de biologische fundering van racisme opgegeven en zoekt rechts naar een verdedigbare historische of socio-culturele invulling" (p. 145)
Wie vragen stelt bij de vaagheid van de begrippen westerse cultuur en waarden,krijgt het etiket "cultuurrelativist" opgeplakt. Intellectuelen die deze term invullen, niet als een klakkeloos aanvaarden van elke traditie of cultuuruiting, maar als een open en kritische opstelling tegenover àlle culturen, waarbij er niet één als superieur geproclameerd wordt, worden ééns te meer, geklasseerd als "naïeve progressievelingen" die ten onrechte de eenheid in verscheidenheididylle blijven koesteren (p. 63). En welke prijs zullen we betalen voor deze misplaatste tolerantie en dit "permissieve zwaktebod"? (p. 74) Johan Sanctorum voorspelt ons dat dit gegarandeerd desastreus zal aflopen. Dus moeten we ons wapenen om de ’clash of civilizations’ aan te gaan (en te winnen).

Dialoog, geen clash
De teneur van de essaybundel is een pleidooi voor de vrijheid van het woord, ongehinderd door (zelf)censuur, afgedwongen door dreigementen van radicale moslims. Daar situeert Johan Sanctorum de ‘clash of civilizations’. De (scheld)woorden zijn de ideologische wapens van die clash. Het moet allemaal kunnen. Maar al dit intellectueel verbaal geweld nestelt zich behaaglijk in het heersende wij-zij discours, waarvan de termen exclusief eenzijdig bepaald zijn. De vraag naar de mogelijkheid van een dialoog is in deze context een cynische grap, want hij is bij voorbaat afgeschreven. Het probleem is immers dat dit ideologisch discours repercussies heeft voor de concrete samenleving, maar die repercussies blijven meestal buiten beschouwing. We mogen het ideologisch niveau niet los koppelen van het concrete. We kunnen de vraag niet uit de weg gaan naar de relatie tussen het wij-zij denken en radicalisme en extremisme, evenmin als de vraag naar welke politiek dit laatste in de hand werkt. Mensen met andere levensvisies, wereldbeelden, levenswijzen, culturele tradities maken deel uit van onze samenleving. We moeten er samen iets van bakken. Laten we in plaats van altijd weer op zoek te gaan naar de verschillen, oog hebben voor de gelijkenissen en voor wat ons bindt. Ook als het over godsdienst gaat. Met de Franse filosoof en atheïst André Comte-Sponville, zouden we ons bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen of de verschillen tussen de grote wereldgodsdiensten en tussen ongelovigen en gelovigen niet veel kleiner zijn dan men algemeen aanneemt.

Als feministen hebben we op dit vlak een rijke leerschool achter de rug. Moslimfeministen zijn alvast onze partners in het debat en in de actie.

Noten:
(1) Sanctorum Johan (red.) (2008), De islam in Europa:dialoog of clash, Van Halewyck.
(2) Verhofstadt Dirk, (2006) De Derde Feministische Golf, Houtekiet.
(3) VOK(2005) Een feministische kijk op multiculturaliteit
(4) Zie Brems Eva, 'Mensenrechten in conflict:gaat de bevordering van vrouwenrechten ten koste van multiculturele rechten en vice versa', in: Coene Gily en Longman Chia (2005) Eigen Emancipatie eerst, Academia Press.
(5) De media vereenzelvigen BOEH helaas nogal eens met de gediaboliseerde AEL

Sterk en onderbouwd artikel

Sterk en onderbouwd artikel van de Boeh!
Alleen wat meer ruggengraat van de 'strijdvaardige' dames kan al wat meer zoden aan de dijk brengen.
De media vereenzelvigen Boeh! helemaal niet met AEL, nog géén enkel artikel gelezen waarin dit is gebeurd! Ze vragen zich waarschijnlijk gewoon af waarom het o zo pluralistische Boeh! en bij uitbreiding het hele hoofddoekendebat wordt uitgespuugd door een meerderheid van de Vlamingen en de reden daarvoor is simpel: racisme én voor de rest stilaan de uitputting van dit thema en het hele debat...

Toch veel succes toegewenst!

Misdadig

Proficiat aan de auteurs, BOEH!-activisten, die er zowaar in geslaagd zijn om de wollige academische analyses doorspekt met hoogdravende -ismen en -aties van Sanctorum te evenaren, ja zelfs te overtreffen. Want waar Sanctorum af en toe nog hulp weet te aanvaarden van externen om een konkreet samenlevingsfenomeen te beschrijven onder al zijn gefilosofeer, is het de dames hier glansrijk gelukt om een oorverdovende stilte te leggen over de grootste bedreigingen voor vrouwenrechten die momenteel door -exclusief gehoofddoekte - moslimse dames worden gepromoot in onze Belgische straten.

Ik zou zeggen, kom eens van achter je computers of Kalil Gibran-theekransjes en ga eens rond door Borgerhout, Brussel-Zuid, of het Kiel.
Kleine legertjes van zwaar gesluierde meisjes gaan rond met flyers waarin hun niet-gehoofddoekte zusters vriendelijk worden gewezen op het feit dat ze hun goede punten voor de hemel aan het verknoeien zijn, dat de beschermengelen (die natuurlijk letterlijk bestaan!) niet op de schouder kan zitten naast losse haren, of dat het opwekken van lust door het onbedekte hoofd een belediging is voor het voorbeeld van de Profeet (en ga zelf eens na wat daar de gevolgen van kunnen zijn). Natuurlijk verdwijnt stilaan de moed om het haar onbedekt te laten.
Wie nog energie over heeft, loopt best eens langs de etalages op de Turnhoutsebaan, waar "De Weg van de Moslim", "Gids voor islamitische Opvoeding" en andere pareltjes van datgene wat de niet-moslims in hun volhardende racisme toch niet begrijpen willen, een waaier van instructies geven over onder andere het slaan van vrouwen (enkel met een tandenstokje! dat deed de Profeet ook!), het besnijden voor het bewaren van de deugd (de "gematigde" en in Europa immens populaire Yusuf Al-Qaradawi is een belangrijk voorstander van het wegsnijden van het topje of perforeren van de clitoris), en natuurlijk: het strikt scheiden van alle activiteiten des levens voor niet-getrouwden.
Natuurlijk steunt niet elke behoofddoekte moslima deze zaken (hoewel ongetwijfeld meer verspreid dan jullie in je rozige wereldje beseffen) maar het groeiende fenomeen van moslimfundamentalisme onder Europese moslims lijkt haast geen protagonisten meer over te -mogen!- hebben van het islamofielenkamp.
Het weglaten van de systematische, geinstitutionaliseerde terreur in de islamwereld, de islamtheologie in Europa inclusief, uit heel jullie betoog, Ida en Kitty, is ronduit misdadig. Jullie richten meer schade aan dan de bebaarde theologen die dit voorschrijven. Die kunnen de moslimdames immers door voldoende scholing en ruimte om kritiek te geven hopelijk stilaan in vraag stellen. Jullie zorgen dat de middeleeuwse kuisheids-en-reinheids-obsessie meer en meer vaste voet aan grond krijgt, met alle gevolgen van dien.
Een schande.

Ik ben een vrouw van ver in

Ik ben een vrouw van ver in de 50 en weet meer over emancipatie en over de strijd van de vrouw in een mannenwereld dan allen te samen van BOEH. Ik ben daarom ook ontdaan, verontwaardig en erg KWAAD op het gebruik van het woord 'EMANCIPATIE' door BOEH. Hou daar gewoon mee op! Jullie misbruiken de betekenis van het woord daar hebben jullie helemaal geen recht op! Wat voor jullie vandaag als vanzelfsprekend ervaren wordt, was een mijn tijd een strijd waarvoor wij allen hard en lang hebben moeten vechten. Leer dus je geschiedenis, eer je voorouders, je cultuur en je volken hou voor de rest je mond!

Tags