Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Boekbespreking] 'Triomfbogen van de afgehakte handen'

[Boekbespreking] 'Triomfbogen van de afgehakte handen'

''Straks zal de wereld nog spreken over de Triomfbogen van de afgehakte handen'', waarschuwde Emile Vandervelde, de patron van de Belgische Werkliedenpartij in een toespraak voor het parlement in 1904. Hij had het over de Triomfbogen van de Cinquantenaire, gebouwd met geld dat Leopold II uit Congo gehaald had. Over de financiële aspecten van de Congo-exploitatie verscheen zopas bij uitgeverij Epo het uitermate gedocumenteerd boek ''Congo 1885-1960. Een financieel-economische geschiedenis''.

Auteur Frans Buelens van het Studiecentrum voor Onderneming en Beurs (Universiteit Antwerpen) doorploegt er de annalen van de talrijke vennootschappen en holdings die het licht zagen en groot en rijk werden met de exploitatie van Congo.

Die winsten waren enorm en behoren tot de hoogste rendementen die in de geschiedenis van het Belgische beurskapitalisme genoteerd werden, besluit Buelens.

''Alleen al in 1900 behaalde Abir vijf keer meer winst dan haar kapitaal groot was. (... ) Bestuurders kregen 10 pct. van de winst. Dat betekende dat een bestuurder meer kreeg dan een gemiddelde ministerwedde''

Abir (samen met zustermaatschappij Anversoise, ooit gevestigd op Kipdorp 48 in Antwerpen) was een exploitatiemaatschappijen die zich specialiseerde in het ontginnen van natuurlijk rubber.

De kerk speelt haar rol
Het verband tussen de winsten en de menselijke uitbuiting wordt direct gelegd: ''De prijs van deze superwinsten vertaalde zich in menselijk leed. De bevolking in deze gebieden en in het kroondomein verminderde dramatisch. In het Kroondomein met 60 pct. tussen 1897 en 1903. In de domeinen van Abir en Anversoise was het naar schatting 50 pct.''

Om de kolonisatie een grondslag te geven werd het Belgisch nationalisme en de beschavingsopdracht ingeroepen. De kerk kreeg een centrale rol toebedeeld. ''Deze religieuzen kregen het monopolie over de gezondheidszorg en het onderwijs. (...) Een heel netwerk van religieuze instituties omspande het land. De missies vertegenwoordigden tot 17,4 pct. van de Belgische aanwezigen in Congo'' (p. 71).

De Kerk bezondigde zich aan zeer omstreden praktijken zoals de Kapelscholen waarin kinderen verzameld werden die tot kinderarbeid verplicht werden. Er is het verhaal over de uitbreiding van het toedienen van zweepslagen - meer bekend als de 'chicotte' - naar vrouwen en kinderen.

''Dat voorstel werd in 1909 in de Commissie voor de Bescherming van de Inlanders (sic) verdedigd en met een meerderheid aangenomen. De commissie bestond uit zeven leden, waarvan vier katholieke missionarissen, die in blok voor de fysieke tuchtiging stemden.'' ( voetnoot p. 73)

De politieke instanties hebben het voorstel evenwel niet aangenomen en ook in het Belgische parlement kwam het tot kritiek (parlementaire annalen 1911-12).

Dat de rubberontginning 'de kroon spande' tijdens de eerste periode van de kolonisatie van Congo had direct te maken met het Javaans model dat Leopold II voor ogen stond.

''De koloniale gebieden werden geëxploiteerd door middel van dwangarbeid, waarbij de tropische producten het 'moederland' verrijkten en het toelieten grote werken te financieren. Leopold II zag Java uitdrukkelijk als zijn grote voorbeeld. Hij was ervan overtuigd dat het zijn goed recht was 'op zijn Javaans' te handelen.'' (p. 76).
Daardoor lag in de aanvangsperiode de klemtoon eerder op de exploitatie van rubber, ivoor en kopal. Pas in een latere fase kwam de nadruk op de mijnbouw te liggen.

Het Congolese rubber was van groot belang voor de expansie van de haven van Antwerpen. ''Voerde ze in 1890 nog maar 30.000 kg rubber in, in 1901 was dat al 5,1 miljoen kg en in 1910 zo'n 7,7 miljoen kg.'' (p 81)

Het verwondert dan ook niet dat naast de talrijke Britse, Duitse en zelfs Amerikaanse concerns, de grote namen van Antwerpen opduiken in het register van de koloniale exploitatie.
Bij verschillende maatschappijen duiken de namen op van de families Van den Nest, Osterrieth, Bunge, de Tiège. Ook de familie Van Thillo was vanaf de dertiger jaren betrokken bij de oprichting van Mobeko, een vennootschap gevestigd aan de Kardinaal Mercierlei te Antwerpen. Cyriel Van Thillo, vader van de broers Ludo, Joris en Herman Van Thillo, werd er commissaris en later bestuurder. Herman zou later in de financiële sector komen met het Spaarkrediet. Ludo Van Thillo zou via uitgeverij Astra en later een participatie in de uitgeverij Hoste de grondslag leggen voor De persgroep (HLN, De Morgen, Dag Allemaal, Joepie).

Voor de families en de holdings een totale greep kregen op de economie van Congo hadden ze echter een lange strijd te voeren met de dominante positie van Leopold II.

In 1885 had Leopold II 'zijn' kolonie veroverd op de Conferentie van Berlijn, internationaal bekend of berucht als de ''Scramble for Africa'. Op die conferentie hadden de grote landen, gebogen over de kaart van Afrika, het continent onder elkaar verdeeld met grove pennentrekken. Door de grootmachten - toen nog vooral Duitsland, Frankrijk en Engeland - tegen elkaar uit te spelen, wist Leopold II te bekomen dat hij een gebied zo groot als West-Europa in het hart van het continent als zijn persoonlijk bezit de Congo Vrijstaat, mocht bezetten en exploiteren. Het woord Vrijstaat stond vooral voor het voorrecht dat de grootmachten bedongen om ook zelf vrijhandel te mogen bedrijven in het gebied.
De verwezenlijking van Leopold II was aanvankelijk zeer tegen de zin van de Belgische overheid, die geen financieel voordeel zag in een koloniaal avontuur.

Het duurde tot 1908 voor België zelf de 'exploitant' werd van wat daarna Belgisch Congo zou worden. Leopolod II voerde daarvoor uitgebreide guerrillaoorlogen met het Belgische establishment en met parlement en regering.
Toen de overname door België op 20 augustus 1908 een feit werd, kreeg Leopold II van de Belgische staat nog eens 45 miljoen en 50 miljoen frank in speciale fondsen om de grote koloniale bouwwerken in Brussel, Antwerpen en Oostende te kunnen afwerken. hij moet wel het Kroondomein - een speciale bezitting van het Hof binnen de Congo Vrijstaat - definitief en na veel tegenspartelen, afstaan.

De kas is leeg
Groot was de verbazing van de Belgische regering toen bleek dat de rekeningen van het Kroondomein leeg waren (geschatte winst van de voorbije tien jaar was 71 miljoen frank). De koning had alle fortuin van het Kroondomein overgesast naar de Fondation de Niederfullbach, die was gevestigd bij zijn familie in Coburg in Duitsland (p. 93).

De Belgische overheid voerde een jarenlang proces om het fortuin van de Fondation Niederfullbach terug aan te Belgische staat te laten toekomen.

Boeiend is de houding van Emile Vandervelde, de patron van de Belgische Werkliedenpartij of de voorloper van de huidige Sp.a) tijdens de drie cruciale jaren voor de overname van Congo door België.

Nog in 1904 was Vandervelde in het parlement van leer getrokken tegen de ''Triomfbogen van de afgehakte handen'' (parlementaire annalen van 1904) en tegen een kolonie voor België.
Enkele jaren later pleitte hij voor ''annexatie door België en verkoop van Congo met winst aan een ander land''.

Uiteindelijk zou hij pleiten voor annexatie door België mits een betere behandeling van de bevolking. Maar dat was tegen de partijstandpunten in. Om dat netelige dilemma op te lossen vertrok Vandervelde op Congoreis in de periode dat in het parlement zou gestemd worden over de overname van Congo. Daardoor kon hij de partijdiscipline, annex sanctie ontlopen. Eerder had hij gedreigd met ontslag als partijbaas indien hij gedwongen werd om tegen te stemmen (p. 86).

Tijdens het proces over de erfenis van Leopold had de Belgische staat nog heftig aangevoerd dat het hier een Congolees patrimonium betrof. Emile Vandervelde betoogde toen in de Kamer dat ''het geld komt van Congo en moet terugkeren naar Congo'' (parlementaire annalen 1908).

Na de oorlog nam de staat de zaak terug op en nu gingen alle in België gelegen goederen naar de Belgische staat. ''Deze positie werd nu verdedigd door. . . Emile Vandervelde, die inmiddels minister was geworden (p. 95).

De Belgische staat zou in een latere periode de Kolonie nog eens grondig oplichten. Tijdens de periode van devaluaties voor de Tweede Wereldoorlog liet de Belgische regering de Kolonie een internationale lening afsluiten voor goud en deviezen. Het goud en de deviezen (opbrengst van die lening) werd naar de Nationale Bank van België (NBB) versast en de Kolonie werd betaald in gewone Belgische frank... die de week erop gedevalueerd werd. De kolonie moest wel haar lening - die ze strikt genomen niet zelf nodig had - in deviezen terugbetalen aan de internationale geldschieters.

Het tweede deel van het boek geeft een uitgebreide opsomming van de talloze vennootschappen en holdings, met hun kapitaalstructuur en de dividenden en opbrengsten die naar het 'moederland' terugvloeiden.
Na het Leopold II-tijdperk was de koloniale exploitatie immers volledig op liberale leest geschoeid en ondernam de staat weinig initiatief. De hoofdrolspeler, tot aan de onafhankelijkheid en ver daarna, was de Société Generale geworden. Met klinkende namen als Union Minière en Forminière als uitvoerende maatschappijen.

[Congo. 1885-1960. Een financieel-economische geschiedenis. Frans Buelens. Epo. Antwerpen. 2007]