Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Betaalde Castro de moord op Kennedy?

Betaalde Castro de moord op Kennedy?

Op 22 november 1963 werd de Amerikaanse president John F. Kennedy in Dallas vermoord: de beelden van Kennedy’s exploderende schedel onder de impact van de kogelinslag(en) zullen voor altijd in het collectieve geheugen gegrift staan. ‘De moord van de eeuw’ blijft tot vandaag onopgehelderd. De moordenaar, Lee Harvey Oswald, werd al vlug opgepakt, maar twee dagen later door Jack Ruby doodgeschoten. De 23-jarige Oswald was actief in castristische en anticastristische milieus van New Orleans, en Ruby was een nachtclubeigenaar met connecties in de onderwereld. Wou de maffia Oswald opruimen om zo zijn aandeel in de misdaad weg te werken? Zowel de maffia, die door JFK’s broer Robert zwaar werd aangepakt, als Fidel Castro, die de Kennedy-broers met alle middelen probeerden omver te werpen, als anticastristische ultra’s, die vonden dat JFK in de strijd tegen Cuba niet ver genoeg ging, hadden op het eerste gezicht een motief. En wat was de rol van de ijzervreters in het FBI en de CIA, die zowel in de maffia als in pro- en anticastristische groepen waren geïnfiltreerd?

Het wantrouwen van de publieke opinie zou in de dagen en weken na de moord alleen maar toenemen. Drie dagen na de moord, nog voor de Warrencommissie die het officiële onderzoek zou voeren, was gevormd, zei FBI-chef J. Edgar Hoover tegen de pers dat alle informatie erop wees dat Oswald ‘alleen handelde’. Op de eerste bijeenkomst van de Warrencommissie gaf commissielid Allen Dulles, ex-chef van de CIA, de andere leden een boek dat moest helpen om de parameters van het onderzoek te bepalen. ‘Amerikaanse moorden’ verschillen van ‘Europese moorden’, zo zei hij: de eerste waren het werk van geïsoleerde moordenaars, de tweede het resultaat van samenzweringen. Toen een commissielid opwierp dat Lincoln door 3 mannen was vermoord, antwoordde hij onverstoord dat de drie zodanig door één man werden gecontroleerd, dat de moord in feite het werk was van die ene man. De Warrencommissie kwam in 1964 tot het besluit dat Oswald alleen had gehandeld. De contradicties in het rapport van de commissie waren zo manifest dat honderden researchers en instellingen zelf op onderzoek uittrokken. Bijkomend officieel onderzoek legde in de jaren ’70 de lacunes van het Warrenonderzoek bloot: zo lezen we in het rapport van het Amerikaanse Congres (House Select Committee on Assassinations of HSCA, 1979) dat ‘zeer waarschijnlijk’ 2 mannen op JFK hebben geschoten, en er dus toch van een samenzwering sprake is. Maar een bevredigende analyse is er niet, en controverses en scepticisme blijven het dossier omgeven. Onlangs nog liet de CIA weten dat 1.100 nog steeds geheime JFK-documenten pas in 2017 zullen worden vrijgegeven.1

Rendezvous mit dem Tod

Een nieuwe documentaire van de Duitse tv-maker Wilfried Huismann is de jongste bijdrage aan het debat over de moord. Rendezvous mit dem Tod (‘Afspraak met de dood’) doet stof opwaaien, want het is een prent met een spectaculaire stelling: Fidel Castro is betrokken bij de moord op JFK. De documentaire werd op 6 januari 2006 in première door de Duitse overheidszender ARD uitgezonden. Binnenkort begint Rendezvous mit dem Tod aan een wereldwijde toernee. Ook België komt aan de beurt: op 6 februari vertoonde TerZake (VRT) al uittreksels met wat journaliste Phara de Aguirre ‘nieuwe onthullingen’ noemde, zonder enige duiding, als teaser voor de vertoning van de integrale versie op 7 maart. Ondertussen vond de Duitse vice-minister van Buitenlandse Zaken Helmut Schaefer het nodig te reageren: de stelling van Huismann is ongeloofwaardig. Een afgewogen oordeel, of een mening ingegeven door Realpolitik, om de relaties van Duitsland met Cuba en de spanningen tussen Washington en Havana niet verder op te drijven?

NRC Handelsblad kondigde de documentaire van de ARD aan onder de kop 'Cuba betaalde moord JFK'. Volgens deze Nederlandse kwaliteitskrant verdient de prent meer dan gewone aandacht: ‘Wie vermoordde in november 1963 de Amerikaanse president John F. Kennedy? Lee Harvey Oswald. Maar werkte hij alleen? Nee, zegt de Duitse filmmaker Wilfried Huismann (…) Oswald handelde in opdracht van Cuba. Huismann komt tot deze conclusie na drie jaar onderzoek, waarbij hij onder meer sprak met voormalige Cubaanse geheimagenten, Amerikaanse overheidsfunctionarissen en Russische inlichtingenofficieren en Mexicaanse archieven doorspitte.’ De krant merkt op dat Huismann met zijn vroegere werk een reeks prestigieuze prijzen heeft gewonnen. Zo won hij met zijn documentaires al drie keer de Duitse Grimme-Preis voor beste tv-onderzoeksjournalistiek. Huismann is met de prent (kostprijs: 850.000 euro) dus niet aan zijn proefstuk toe.

De journalist van NRC Handelsblad is niet de enige die onder de indruk is. Volgens de Britse krant The Daily Telegraph bevat de prent ‘overtuigend bewijsmateriaal’ dat Castro achter de moord zat. De Spaanse krant ABC jubelt: ‘Huismanns werk is exhaustief, geloofwaardig en onderzoekt alle aspecten. Men kan van een documentaire niet meer verlangen.’ The Washington Times en de BBC- website brachten een samenvatting van Rendezvous mit dem Tod.2 En afgaande op wat we op de webstek van de ARD en haar regionale partner WRD lezen, is de Duitse omroep gewoon van zijn sokken geblazen. Lees even mee: ‘Het tot vandaag gevoerde onderzoek [naar de moord op Kennedy] wordt door het nieuwe onderzoek gerevolutioneerd. Voor het eerst sinds de commissie-Warren in 1964 zijn verslag bekendmaakte, duikt er nieuw feitenmateriaal op. De basisstelling wordt door uitstekende getuigenissen en documenten onderbouwd (…) Lee Harvey Oswald was het ultieme werktuig in een moordend gevecht tussen de Kennedybroers en Fidel Castro.’

De euforie van de ARD roept argwaan op. Wie een beetje het dossier kent, weet dat er sinds 1964 voortdurend nieuw materiaal vrijkomt, op initiatief van openbare en privé-bronnen. Er was de Warrencommissie (1964), kort na de moord ingesteld; nadien de Churchcommissie van de Amerikaanse Senaat (1975-76); vervolgens het House Select Committee on Assassinations (1976-79); en ten slotte, de vrijgave van een enorme stroom overheidsdocumenten over de moord in de loop van de jaren ‘90. Elk van die commissies heeft massa’s nieuwe informatie (en volgens velen ook desinformatie) opgeleverd. Minstens even interessant zijn de honderden JFK assassination researchers: vooral Amerikaanse sociale wetenschappers die, aangespoord door het geaborteerde onderzoek van de Warrencommissie, van de moord een echte industrietak hebben gemaakt, met gespecialiseerde websites, studiegroepen, congressen (waar honderden onderzoekers opduiken), en de neerslag ervan in papers, documentaires en boeken, tegen een waanzinnig ritme van gemiddeld 1 publicatie per week in de afgelopen 42 jaar!

Er zit natuurlijk veel kaf tussen, van politieke weirdo’s die hun vijanden koste wat het kost de schuld voor de moord in de schoenen willen schuiven; van mensen die uit sensatiezucht of winstbejag fantastische verhalen verzinnen; tot en met mensen die lijden aan een ‘profetensyndroom’ en het niet kunnen laten om hun speculaties en complottheorieën kond te doen. Maar er zijn ook ernstige, wetenschappelijke studies, en het is niet serieus van Huismann en de ARD om geen woord te wijden aan het al geleverde werk, alsof hij met zijn documentaire ex nihilo het warm water uitvindt…

Maar dat is nu exact wat de auteur van Rendezvous mit dem Tod beweert. Tegen Der Spiegel zegt Huismann zonder verpinken: ‘de kern van de moordzaak is nu verklaard.’ Hij beweert in het blad ook dat zijn getuigen geen geld hebben ontvangen, maar tegen JFK-specialist Anthony Summers geeft hij toe dat één geinterviewde, de Rus met de schuilnaam ‘Nikolai’, ‘minder dan 1.000 dollar’ had gekregen om voor hem in de archieven van de Sojevtrussische geheime dienst KGB naar materiaal over Oswald te zoeken.3 Er rijzen nog meer vragen over de intellectuele integriteit van Huismann. Hij stelt het voor alsof zijn jarenlange research hem uiteindelijk heeft doen besluiten dat Castro achter de moord zit, terwijl in werkelijkheid zijn co-researcher Gus Russo al lang tot die conclusie was gekomen, in zijn boek Live By The Sword, dat hij publiceerde in… 1998. In Rendezvous mit dem Tod wordt met geen woord gerept over de massa’s documenten ‘à décharge’ van Castro en ook de alternatieve verklaringsmodellen voor de moord blijven onbesproken. Men mag dus aannemen dat ‘de research’ voor de documentaire veeleer een zoektocht was naar getuigen die de al ingenomen stelling van Russo konden staven, dan een eerlijk, onbevangen onderzoek waarover Huismann het heeft.

Herschrijft Huismann de geschiedenis van de Koude Oorlog?

Laten we nu de getuigenissen en documenten in Rendezvous mit dem Tod tegen het licht houden – getuigenissen en documenten die, in de woorden van de documentairemaker, ervoor zorgen ‘dat de geschiedenis van de Koude Oorlog moet herschreven worden’. Een intellectuele krachttoer of gewoon grootheidswaanzin? Moeten we nu echt de drie gangbare ‘verklaringen’ van de moord – Oswald als the lone assassin, Oswald als pion in een samenzwering van het militair-industrieel complex, Oswald als pion in een samenzwering van ultra’s in de CIA, het FBI, anticastristische groepen en de maffia – definitief terzijde schuiven en de stelling van Huismann omarmen? Zat Castro echt achter de moord op JFK, of is Huismanns verhaal niet meer dan opgewarmde kost van een oude stelling die nooit ernstig is genomen? Ik zal eerst de documentaire analyseren, en aantonen dat de documentaire de toets van de wetenschappelijke kritiek niet doorstaat. Vervolgens ga ik in op een interessante vraag: wie profiteert van dit soort stemmingmakerij? We analyseren, bij wijze van voorbeeld, drie bewijsstukken uit Rendezvous mit dem Tod. De integrale analyse is in een bijlage (‘Dissectie van Rendezvous mit dem Tod ‘) opgenomen.

1. In Rendezvous mit dem Tod wordt Antulio Ramírez opgevoerd. Hij stapte in 1961 in Miami op een vliegtuig, kaapte het toestel en bracht het naar Cuba. Volgens Huismann werd hij in Cuba als een held vereerd. Ramírez beweert dat de Cubanen hem dankbaar waren voor het vliegtuig dat hij had meegebracht… hoewel het toestel al enkele uren na aankomst in Cuba werd vrijgegeven en naar de VS terugkeerde.4 De Cubanen vertrouwden Ramírez volledig, en hij werd een Cubaans geheimagent, zo wil Rendezvous mit dem Tod de kijker doen geloven. Sinds 1975 woont hij terug in de VS, waar Huismann met hem sprak. Officieren van de Cubaanse geheime dienst G2 vertelden Ramírez dat ze Kennedy wilden ‘elimineren’, zo zegt hij in het interview. Hij kreeg in de G2-lokalen in Havana ook een dossier ‘Oswald-Kennedy’ in handen, en kon ‘enkele documenten’ inkijken. Daarin staat dat de KGB Oswald bij de Cubanen heeft aanbevolen, zij het met reserves: Oswald is volgens de KGB ‘een emotionele avonturier’.

Commentaar. Het is vreemd dat Ramírez, die uit de VS kwam en in Cuba wantrouwen moest wekken, toegang heeft gekregen tot zo’n explosief dossier, dat ook nog de onthullende titel ‘Oswald-Kennedy’ had… Onze scepsis wordt versterkt als Ramírez in de documentaire uit z’n dagboek begint voor te lezen. Het is een tekst die is uitgeschreven op A4-bladzijden die er als nieuw uitzien. De tekst bestaat uit volzinnen, zonder doorhalingen… alsof het om een ‘af’ verhaal gaat dat voor publicatie is bestemd. Een halve bladzijde komt goed in beeld, met een uittreksel uit een van de G2-documenten die Ramírez zou hebben geraadpleegd: ‘La KGB (policía secreta rusa) nos recomienda’ enzovoorts. Zou een Cubaans geheimagent in een G2-document naast het acroniem ook de volledige naam van de zusterorganisatie uit de Sovjetunie noteren? Dit stinkt naar een vervalsing…

Huismann zegt graag dat hij met revelaties op de proppen komt, maar dat is niet zo. Ramírez overhandigde de tekst die Huismann in zijn documentaire toont al in 1977, kort na zijn aankomst in Miami, aan de Amerikaanse autoriteiten. Zijn tekst, met de veelzeggende titel ‘Castro’s Red Hot Hell’, kan men gewoon van het internet plukken… Wie ‘Castro’s Red Hot Hell’ doorleest, stoot op de meest onwaarschijnlijke anekdoten en analyses. Zo beweert hij dat Fidel Castro een plan had uitgewerkt om met 18 MIG’s VS-doelwitten aan te vallen, om zo een oorlog tussen de VS en de Sovjetunie uit te lokken, maar de Sovjetrussische militairen hebben er op tijd een stokje voorgestoken… (pp. 174 ev.) Verder schrijft hij: ‘Ten tijde van de Rakettencrisis hadden de Amerikanen de Sovjetkolonie [Cuba] moeten binnenvallen om het eiland te bevrijden… Kennedy had energiek en drastisch moeten handelen om het Cubaanse volk en de hele wereld te bevrijden van de Castroplaag… Hij aarzelde en deed het niet, en John F. Kennedy verloor er het leven door.’ (p. 163) Het is een thema dat fanatieke anticastristen geregeld ter sprake brengen: ze verwijten Kennedy niet hard genoeg tegen Castro op te treden, en in een beweging schuiven ze de moord in de schoenen van diegenen die zogezegd profiteerden van hun slachtoffer (Castro en co)…5

In een rapport van het Amerikaanse Congres (House Select Committee on Assassinations of HSCA, 1979) wordt het verhaal van Ramírez afgedaan als ‘ongeloofwaardig’, want hij kon de foto van de moordenaar van JFK die hij in het G2-dossier zou hebben gezien niet beschrijven; evenmin kon hij zeggen wat de begeleidende tekst inhield omdat het document in het Russisch was opgesteld en hij geen Russisch kende; hij kon niet overtuigend uiteenzetten hoe hij zo’n vertrouwenspositie in de G2 zou hebben verworven; en last but not least: elke bewering van hem die door andere geloofwaardige bronnen kon worden gecheckt, bleek vals te zijn.6

Het ‘dagboek’ van Ramírez is dus oude, ongeloofwaardige koek. Maar volgens Huismann is de link KGB-Oswald-G2 in de getuigenis van Ramírez ‘sensationeel’. (Huismann besteedt natuurlijk aandacht aan Oswalds migratie naar de Sovjetunie in 1959. Hij trouwde er, maar in 1962 keerde hij naar de VS terug. Voor Huismann was Oswald een ‘overgelopen’ communist; andere onderzoekers zijn van oordeel dat de militaire inlichtingendiensten van de VS de ex-marinier voor spionagedoeleinden naar Moskou hebben gestuurd.) Huismann ondersteunt zijn standpunt met een document dat ene ‘Nicolai’ uit de KGB-archieven heeft opgediept. Het document dateert van 18 juli 1962, en zou gericht zijn aan Ramiro Valdez, chef van de Cubaanse G2. Daarin zou staan dat de KGB aan de G2 vraagt Oswald, die uit de Sovjetunie was teruggekeerd, in het oog te houden, en ook dat Oswald ‘ideologisch en psychologisch labiel’ zou zijn. Ik schrijf ‘zou’, want het document krijgen we niet te zien: een onherkenbare man leest iets van een blad papier voor. We hebben al eerder vermeld dat ‘Nicolai’ tegen betaling zijn diensten aan Huismann aanbood. Overigens: dat document toont alleen maar aan dat de KGB Oswald niet vertrouwde… en hem ervan verdacht voor de VS te spioneren.7

2. Een zevental weken voor de moord op JFK verbleef Oswald enkele dagen in Mexico City. In Rendezvous mit dem Tod citeert Huismann uit een document dat, in zijn woorden, de neerslag is van de getuigenis van ‘een jonge revolutionair’. De getuige zegt dat hij heeft gezien dat in de Cubaanse ambassade van Mexico City ‘een zwarte met roodachtig haar’, in aanwezigheid van Silvia Duran, de bediende van de ambassade, 6.500 dollar aan Oswald gaf. Ex-FBI-agent Laurence Keenan, die kort na de moord op JFK naar Mexico was gestuurd om Oswalds doen en laten te reconstrueren, zegt in de documentaire dat hij deze getuige wou ondervragen maar dat dit door zijn superieuren werd verhinderd. Maar geen nood: Huismann zoekt en vindt ene ‘Antonio’, een G2-agent die anoniem blijft. Hij was in 1963 verantwoordelijk voor de veiligheid van de Cubaanse ambassade in Mexico. ‘Antonio’ vertelt dat hij zag hoe Oswald met een zwarte Cubaan met rood haar, een agent van de G2, in de tuin van de ambassade was. Die zwarte is volgens Huismanns andere getuige Oscar Marino ene ‘Cesar Morales Mesa’. Huismann suggereert dat de zaak helemaal niet is onderzocht. Is dat zo?

Commentaar. Het is een merkwaardig verhaal: onder het oog van een buitenstaander geven Cubaanse geheimagenten aan een van hun agenten geld om een extreem gevaarlijke operatie uit te voeren… Huismann vermeldt de naam van zijn getuige niet, maar die is even te lezen op het document dat in de documentaire wordt getoond: Gilberto Alvarado… Is Alvarado ‘een jonge revolutionair’, zoals Huismann wil doen geloven? Zelfs Mauricio Laguna Berber, de researcher die Huismann voor zijn documentaire inhuurde, schreef in een rapport van 2004 onomwonden dat Alvarado een anticommunistisch agent was die voor rekening van de Nicaraguaanse dictator Somoza in castristische milieus in Mexico infiltreerde… Laguna vertelt daarmee trouwens niets nieuws. Alvarado viel al eerder door de mand – niet in 2004, maar al op 30 november 1963, exact 5 dagen nadat hij zijn bezwarende verklaring voor Castro had afgelegd. Alvarado zei achteraf dat hij het verhaal had verzonnen om de VS tot ‘actie’ tegen Cuba te bewegen. Even opmerken dat dit alles al met evenveel woorden in de verslagen van de Warrencommissie van 1964 te lezen staat… Om de ongeloofwaardigheid van zijn getuigenis te illustreren, een toemaatje uit zijn verklaring: Alvarado beweerde dat ‘de roodharige zwarte man’ tegen Oswald had gezegd ‘Ik wil de man doden’, waarop Oswald zou hebben geantwoord: ‘Je bent daar niet mans genoeg voor. Ik kan het doen.’8 En hoeft het gezegd dat er van het geld, toch ongeveer 3 jaarlonen, nooit een spoor is gevonden?

3. Nogmaals Oswald in Mexico. Huismann parafraseert een brief die ene Pedro Gutierrez aan president Johnson kort na de moord heeft verstuurd. Daarin schrijft hij dat hij heeft gezien hoe Oswald uit de Cubaanse ambassade van Mexico City kwam en in een Cubaanse auto stapte. Volgens Huismann is hij een ‘geloofwaardige getuige’, maar het FBI gaf zijn dossier aan de Mexicaanse geheime dienst DFS, ‘met fatale gevolgen’. Volgens Huismann leeft Gutierrez met een nieuwe identiteit in de VS, nadat Cubanen hem met de dood hadden bedreigd.

Commentaar. Pedro Gutierrez zou later ook nog beweren dat hij had gezien dat Oswald buiten de ambassade geld kreeg van een Cubaan, en dat hij de woorden ‘Castro’, ‘Cuba’ en ‘Kennedy’ had horen vallen… Als we de informanten van Huismann mogen geloven, werd Oswald blijkbaar goed gebrieft voor de moord op JFK – niet in de ambassade zelf, maar liefst nog onder het oog van buitenstaanders, mét kennisgeving van de nodige details… Als er één plek was waar Cubaanse geheimagenten zich gedeisd moesten houden, dan was het wel Mexico City. De CIA en de DFS hielden er de Cubaanse ambassade bijzonder scherp in het oog, want Mexico was in die jaren van isolement van Cuba in Latijns-Amerika de enige poort naar het continent voor het eiland.9 Het FBI dumpte Gutierrez’ getuigenis toen hij een foto van Oswald niet herkende. Voor een deconstructie van zijn getuigenis, moet je niet bij Huismann zijn, maar wel het HSCA-rapport lezen, waaruit blijkt dat Gutierrez de man die hij ‘Oswald’ noemt en ‘die waarschijnlijk een Amerikaan is’ niet goed heeft gezien en helemaal niet zeker is dat die man Oswald was.10

Wat Huismann de kijker onthoudt

In Rendezvous mit dem Tod legt de ultraconservatieve ex-generaal Alexander Haig Castro’s motief uit: Kennedy stond de Cubaanse leiders naar het leven, en daarom moest hij sterven. (Terzijde: Haig heeft het zonder gène over het staatsterrorisme van de VS tegen Cuba, zoals het opblazen van bruggen en suikerraffinaderijen, en de moordpogingen op Cubaanse leiders.) Had Havana een motief om JFK te vermoorden? Fidel Castro vertelde een afvaardiging van een onderzoekscommissie van het Amerikaanse Congres (1979) daarover het volgende: ‘Dat [de Cubaanse Regering zou kunnen betrokken zijn geweest bij de dood van Kennedy] was krankzinnig. Vanuit ideologisch standpunt was het krankzinnig. En vanuit politiek oogpunt was het een enorme waanzin. Ik ga u hier vertellen dat niemand, niemand ooit zo’n idee had. Wat zou het uitmaken? We hebben enkel getracht om onze mensen hier te verdedigen, op ons grondgebied. Iedereen die dat idee aanhing zou gek worden verklaard, absoluut ziek. Nooit, in 20 jaar revolutie, heb ik iemand zo’n soort maatregel horen suggereren of er zelfs horen over speculeren. Wie kon de idee bedenken om de dood van de president van de Verenigde Staten te organiseren? Dat zou het meest perfecte pretext zijn voor de Verenigde Staten om ons land binnen te vallen – iets wat ik gedurende al deze jaren met alle manieren heb proberen te beletten. Vermits de Verenigde Staten veel machtiger zijn dan wij, wat zouden we winnen met een oorlog tegen de Verenigde Staten? De Verenigde Staten zou niets verliezen. De vernietiging zou hier plaatsvinden.’ Castro wees er verder nog op dat de moord op Kennedy Johnson aan de macht heeft bracht: een man waarvan werd verwacht dat hij strenger zou optreden tegen Cuba dan zijn voorganger. Richard Helms, de nummer 2 van de CIA, becommentarieerde de zaak: ‘We zouden Cuba terug naar de middeleeuwen hebben gebombardeerd.’11

De Cubaanse president zegt dat Kennedy, in vergelijking met Johnson, het minste kwaad was, en de geschiedenis bevestigt dat. De afgelopen jaren is top-secretmateriaal vrijgegeven waaruit blijkt dat in de maanden en weken voor de moord op JFK Havana Washington aanporde om geheime besprekingen over betere betrekkingen te beginnen, en dat Kennedy op het aanbod wou ingaan.12 Rendezvous mit dem Tod zwijgt over dit alles, want dat past niet in Huismanns these. Huismann laat wel AP-correspondent Daniel Harker aan het woord. Harker herinnert eraan dat Castro hem had gezegd dat ‘terroristische aanvallen’ zich tegen de leiders in Washington zouden kunnen keren.13 Volgens Huismann is dat ‘een definitief bewijs’. Is dat zo? Gesteld dat Castro een moordplan tegen Kennedy zou beramen, zou het dan niet waanzinnig zijn om dat enkele weken op voorhand aan te kondigen? Moet de uitspraak van Castro niet eerder worden geïnterpreteerd als een waarschuwing voor Washington dat haar steun voor maffiosi en extreem-rechtse paramilitaire groepen van uitgeweken Cubanen in hun strijd tegen Cuba de krachten versterkt die uiteindelijk het hart van het politieke systeem van de VS bedreigen? Brengt de hele geschiedenis van de afgelopen 45 jaar niet aan het licht dat terreur en doodslag eerder bij die groepen en in Washington zelf moeten worden gezocht dan in Havana?

In dat verband is het tekenend dat Huismann de moord op Oswald door Jack Ruby wel toont, maar met geen woord rept over Ruby en zijn intense betrokkenheid bij ‘de georganiseerde misdaad’. John F. Kennedy had zijn broer Robert benoemd tot minister van Justitie, en die voerde een harde juridische strijd tegen een reeks maffiabazen, zoals James Hoffa, Carlos Marcello en Santos Trafficante. De onderwereld had een sterk motief om JFK te vermoorden, want de Kennedy’s waren de eersten die hen vanuit een regering frontaal aanvielen. Het rapport van het HSCA stelt, op basis van een grote reeks van afgetapte telefoongesprekken met topgangsters: ‘Er is stevig bewijsmateriaal (…) dat Hoffa, Marcello en Traficante – drie van de belangrijkste doelwitten voor gerechtelijke vervolging door de Kennedyregering – met hun ondergeschikten hebben gesproken over een moordaanslag op president Kennedy.’ Na de moord zei Hoffa tegen Frank Ragano, advocaat van Hoffa: ‘Heb je het goede nieuws gehoord? Ze hebben die smerige bastaard vermoord.’ Trafficante zei hem veel later: ‘We hadden John niet moeten vermoorden. We hadden Bobby moeten vermoorden.’14

Huismann onthoudt de kijker dit bredere plaatje, want het staat haaks op zijn constructie. De moordplannen tegen Cubaanse leiders en de sabotages van het land waren al bezig voor JFK president werd, en zouden nadien doorgaan. De hardliners in de CIA en het militaire establishment, de Cubaanse expats en maffiosi waren véél radicaler inzake Cuba dan Kennedy. Als het Cubabeleid van Kennedy het motief voor de moord was (wat geenszins is aangetoond), dan hadden diegenen die vonden dat JFK ‘te soft’ was een beter motief dan van zij die vonden dat JFK ‘te hard’ was. Huismann houdt evenmin rekening met de conflicten binnen het Amerikaanse establishment zelf – tussen de regering, de diehards van de CIA, het Pentagon en het FBI en de maffiagroepen die soms elkaar bestreden maar, met uitzondering van de regering zelf, er ook alle belang bij hadden dat de moord in de schoenen van de Cubanen wordt geschoven.

In Rendezvous mit dem Tod vertelt Laurence Keenan, de man die direct na de moord op JFK door FBI-baas J. Edgar Hoover naar Mexico City was gestuurd om er Oswalds activiteiten te onderzoeken, dat hij drie dagen later naar de VS was teruggekeerd: Hoover had het onderzoek afgeblazen – volgens Keenan ‘gesaboteerd’. Het is ongetwijfeld juist dat Hoover, zoals de nieuwe president, het onderzoek heeft geaborteerd. Het establishment in Washington was er zich immers goed van bewust dat anticommunistische hardliners, in de eerste plaats in de CIA, de schuld voor de moord in de schoenen van Castro wilden schuiven. President Johnson besefte goed dat een open en grondig onderzoek de ‘bewijzen’ en ‘verklaringen’ van de ultra’s over de link Cuba-Oswald niet zou kunnen negeren, wat bij de geagiteerde publieke opinie de roep voor militaire actie tegen Cuba zou doen aanzwellen. Maar daaruit besluiten, zoals Huismann doet, dat de Cuba-Oswaldconnectie een feit is dat prompt in de doofpot is gestopt, is drie bruggen te ver.

Johnson en co beseften immers dat deze operatie om Castro te beschadigen ongeloofwaardig is, en dat dit al snel aan het licht zou komen (wat ook effectief gebeurde). En er waren redenen om te geloven dat zo’n onderzoek als een boemerang zou terugkeren en Washington frontaal zou treffen. Ze beseften dat een diepgaand onderzoek niet zou kunnen voorbijgaan aan de Amerikaanse staatsterreur tegen Cuba, aan de rol van de maffia daarin, en aan de diepgaande samenwerking tussen sectoren van het veiligheids-en inlichtingenaparaat en de maffia in het algemeen. En ze beseften dat zo’n onderzoek de vuile oorlog van het FBI zou blootleggen tegen de zwarte burgerrechtenbeweging en politieke dissidenten in het algemeen. (COINTELPRO dateert uit de periode 1956-1971. Deze geheime Counterintelligence Programs van het FBI beoogden tegenstanders ‘te ontwrichten, te misleiden, te discrediteren of te neutraliseren’ met juridische acties, psychologische oorlogsvoering, inbraak en moord.) De conclusie van het JFK-onderzoek lag dus al bij voorbaat vast: Oswald was een lone assassin. Met zware gevolgen voor de geloofwaardigheid van de Amerikaanse politiek. De cover-ups, de vervalste documenten en getuigenissen, de achtergelaten sporen van geheimagenten, dubbelagenten en trippelagenten, het afblokken van de Castro-Did-Itpiste, en last but not least, het aborteren van het onderzoek naar de eventuele rol van de Cubaanse en Amerikaanse maffia, de CIA en het FBI in de moord op JFK verklaren waarom ook vandaag nog 3 op 4 Amerikanen tot vandaag geloven dat de moord op JFK geen daad van een geïsoleerd individu was, maar een samenzwering die aan het publieke oog is onttrokken. Zo heeft Fidel Castro uiteindelijk nog gelijk gekregen: een groot verlies aan geloofwaardigheid is de zware politieke prijs die Washington heeft betaald en vandaag nog steeds betaalt omdat het in zijn oorlog tegen Cuba de CIA en het Pentagon alle ruimte heeft gegeven om met maffiosi en tereurgroepen van Cubaanse emigrés een broederband aan te gaan.

Zwendel

Rendezvous mit dem Tod is pure zwendel. De documentaire is opgebouwd rond vervalste documenten en ontmaskerde getuigen. Huismann teert op de versleten complottheorieën en manipulaties van mannen als James Angleton, in 1963 de chef van de Afdeling Contraspionage van de CIA (toen ook wel de ‘tweede’ of ‘alternatieve’ CIA genoemd) en mastermind van de Cuba-Did-It-theorie, en op de koortsachtige speculaties van Cubaanse expats in Miami. Toch bestaat de kans dat de prent zich ongestoord een weg naar het grote publiek baant. Als we even de inhoud buiten beschouwing laten, dan heeft Rendezvous mit dem Tod troeven. In het Europese collectieve geheugen zijn de moord op Kennedy en de demonisering van Castro diepgeworteld, zonder dat daar veel feitenkennis, historisch inzicht of politieke analyse aan te pas komen. Een documentaire van een gerenommeerde filmmaker over het Shakespeariaanse gevecht tussen de aanbeden Kennedy en boeman Castro? In het heersende klimaat gaat dat erin als zoetekoek. Rendezvous mit dem Tod lijkt op het eerste gezicht goed gestoffeerd: ondersteund door jarenlange research, met interviews en archiefonderzoek in de VS, de Sovjetunie, Cuba en Mexico… Huismann probeert ook de indruk te wekken dat hij het onderwerp evenwichtig benadert, want een topman van Castro’s geheime dienst komt uitgebreid aan bod. Het is een handigheidje, want het enige wat generaal Escalante in de documentaire mag zeggen is dat hij… alle beweringen van Huismann ontkent.

Een documentaire over zo’n gevoelig onderwerp met zo’n provocerende stelling maken maar daar geen bewijzen voor aandragen is deontologisch verwerpelijk, en, gezien de mogelijke implicaties (terreurdaden tegen Cuba vanop VS-bodem zijn een constante, ook vandaag nog) gewoon crimineel. Al zal de impact van de documentaire in de VS wellicht minder groot zijn dan in Europa: daar is men beter geïnformeerd over de moord op Kennedy en de Amerikaans-Cubaanse relaties om zich door oppervlakkig onderzoek uit het lood te laten slaan.

Dé moord van de voorbije eeuw zal wellicht nooit volledig opgehelderd worden. Te veel tijd is verlopen, te veel getuigen en betrokkenen zijn dood en te veel machtige toeschouwers of partners in crime hebben de kans gehad om onderzoekingen te sturen, te vervalsen of te saboteren. De moord op JFK fungeert een beetje als een politieke rorschachtest: uit het onontwarbare kluwen van honderdduizenden documenten en getuigenverklaringen haalt iedereen zijn gading voor zijn theorieën en belangen, of voor het bezwadderen van echte of ingebeelde vijanden. De Castro-did-it-theorie komt, na al vlug na de moord te zijn afgevoerd, geregeld opnieuw tot leven: in 1967, 1971 en 1976. Dat gebeurde steeds als nieuw onderzoek op stapel stond, door Garrison, de Churchcommissie en het House Select Committee. Vandaag is dat opnieuw zo. Toeval? Wellicht heeft dat te maken met de vrijgave in de jaren ’90 van nieuw materiaal uit VS-archieven over Kennedy’s (terreur)beleid tegenover Cuba. Verder denkt professor Peter Dale Scott (Berkeley) dat de focus op Castro in het JFK-onderzoek een voorspel kan zijn van nieuwe anti-Castro-operaties.15

Dat is niet onwaarschijnlijk, gezien de agressieve houding van Bush tegen het Caribische eiland. Bush omringt zich met anti-Castrohavikken zoals Roger Noriega, Otto Reich, John Bolton en Caleb McCarry. In uitvoering van de Cuban Democray Act heeft Washington bijna 100 miljoen dollar vrijgemaakt om de overgang naar het post-Castrotijdperk te versnellen en te begeleiden – geld dat via USAID en de CIA wordt verdeeld. Hoewel Bush zegt de War on Terror te willen voeren, houdt hij Cubaanse terreurgroepen in Miami een hand boven het hoofd. Is het niet tekenend dat Washington terrorist Luis Posada Carriles in bescherming neemt? CIA- en FBI-documenten tonen aan dat Posada Carriles, CIA-agent en medestichter van de terreurorganisatie CORU, betrokken was bij aanslagen op burgerdoelwitten, en ook verantwoordelijk was voor het opblazen van een Cubaans burgervliegtuig waarbij in 1976 73 mensen omkwamen.16 Posada Carriles staat vandaag in de VS onder huisarrest, op beschuldiging het land illegaal te zijn binnengekomen. Van de terroristische carrière van Posada wordt geen punt gemaakt, en het verzoek van Venezuela om de man uit te leveren (Posada is Venezolaan) wordt weggewuifd… Ondertussen zitten vijf Cubanen al sinds 1998 in een Amerikaanse cel. Hun misdaad? Ze infiltreerden ongewapend in Miami in anticastristische terreurorganisaties, om aanslagen tegen Cuba te verijdelen. Alles samen kregen ze vier keer levenslang plus 75 jaar gevangenisstraf, wegens ‘samenzwering’…

De terreur tegen Cuba kostte al aan meer dan 3.000 mensen het leven. Terwijl Washington die terreur achter de schermen aanmoedigt en organiseert, wordt Fidel Castro in het verdomhoekje van de terreur geduwd. Anthony Summers schrijft in The Times over een ontmoeting met William Coleman. De man hem had toevertrouwd dat hij in opdracht van de Warrencommissie (1963-64) Fidel Castro had opgezocht, en dat die ontmoeting hem had geleerd dat Cuba niets met de moord op Kennedy te maken had. Begin januari 2006 kreeg Summers een brief van Coleman: die ontmoeting met Castro had nooit plaatsgevonden, zo beweert hij nu. Vreemd, zo besluit Summers, en hij heeft een uitleg: misschien wil de regering-Bush, waarmee Coleman is gelieerd, dat het soort verdachtmakingen tegen Cuba die ook in Huismanns documentaire worden geventileerd, aan geloofwaardigheid winnen?17

Ludo De Witte
(Ludo De Witte is auteur van o.m. De moord op Lumumba (1999) en Wie is bang voor moslims? (2004), en researcher voor documentaires over de Congocrisis van de VRT, de ARD en de BBC)
(Met dank aan Jacquie Dever en Paul Evrard voor de hulp bij de research.)

Bijlage: Dissectie van Rendezvous mit dem Tod

1. Rendezvous mit dem Tod begint met een door de CIA afgetapte telefoonconversatie tussen twee vrouwen. Een van beiden werkt op de Cubaanse ambassade in Mexico City. De twee hebben het over het pas binnengelopen nieuws dat Kennedy is vermoord, en ze zijn daarover opgetogen. Huismann laat ook een afgetapt telefoongesprek van de Cubaanse president Dorticós met een ambassadelid horen: Dorticós had vernomen dat een man die ‘Oswald of zo’ zou heten, van de moord werd verdacht. Die man, een Amerikaan, zou een Castro-aanhanger zijn.

Commentaar. Dit materiaal is al lang gekend. Het bewijst niets. De eerste conversatie toont alleen aan dat JFK werd gehaat voor de voortdurende low intensity war van Washington tegen Cuba, gaande van een economisch embargo en een invasie (Varkensbaai), over terroristische aanslagen tot moordaanslagen tegen Cubaanse leiders. De tweede conversatie zou kunnen betekenen dat de Cubaanse president schrik had dat de Cubaanse betrokkenheid bij de moord zou uitlekken. Dat is duidelijk de mening van Huismann. Gesteld dat Cuba bij de moord zou betrokken zijn: waarom zou de Cubaanse president over zo’n explosief dossier telefoneren met de door de CIA zwaar gecontroleerde Cubaanse ambassade in Mexico City, en zo ‘bewijsmateriaal’ ten laste van Cuba aan de VS bezorgen, terwijl hij die informatie via veiliger wegen kon verkrijgen? Is het gewoon niet veel logischer dat Dorticós vreesde dat ultra’s in de VS er zouden in slagen om de schuld voor de moord in Cuba’s schoenen te schuiven, om zo een conflict tussen de VS en Cuba uit te lokken, en dat hij in een emotionele reactie naar de telefoon greep?

2. In Rendezvous mit dem Tod wordt Antulio Ramírez opgevoerd. Hij stapte in 1961 in Miami op een vliegtuig, kaapte het toestel en bracht het naar Cuba. Volgens Huismann werd hij in Cuba als een held vereerd. Ramírez beweert dat de Cubanen hem dankbaar waren voor het vliegtuig dat hij had meegebracht… hoewel het toestel al enkele uren na aankomst in Cuba werd vrijgegeven en naar de VS terugkeerde.18 De Cubanen vertrouwden Ramírez volledig, en hij werd een Cubaans geheimagent, zo wil Rendezvous mit dem Tod de kijker doen geloven. Sinds 1975 woont hij terug in de VS, waar Huismann met hem sprak. Officieren van de Cubaanse geheime dienst G2 vertelden Ramírez dat ze Kennedy wilden ‘elimineren’, zo zegt hij in het interview. Hij kreeg in de G2-lokalen in Havana ook een dossier ‘Oswald-Kennedy’ in handen, en kon ‘enkele documenten’ inkijken. Daarin staat dat de KGB Oswald bij de Cubanen heeft aanbevolen, zij het met reserves: Oswald is volgens de KGB ‘een emotionele avonturier’.

Commentaar. Het is vreemd dat Ramírez, die uit de VS kwam en bijgevolg in Cuba wantrouwen moest wekken, toegang heeft gekregen tot zo’n explosief dossier, dat ook nog de onthullende titel ‘Oswald-Kennedy’ had… Onze scepsis wordt versterkt als Ramírez in de documentaire uit z’n dagboek begint voor te lezen. Het is een tekst die is uitgeschreven op A4-bladzijden die er als nieuw uitzien. De tekst bestaat uit volzinnen, zonder doorhalingen… alsof het om een ‘af’ verhaal gaat dat voor publicatie is bestemd. Een halve bladzijde komt goed in beeld, met een uittreksel uit een van de G2-documenten die Ramírez zou hebben geraadpleegd: ‘La K.G.B. (policío secreta rusa) nos recomienda’ enzovoorts. Zou een Cubaans geheimagent in een G2-document naast het acroniem ook de volledige naam van de zusterorganisatie uit de Sovjetunie noteren? Dit stinkt naar een vervalsing…

Huismann zegt graag dat hij met revelaties op de proppen komt, maar dat is niet zo. Ramírez overhandigde de tekst die Huismann in zijn documentaire toont al 30 jaar geleden, kort na zijn aankomst in Miami, aan de Amerikaanse autoriteiten. Zijn tekst, met de veelzeggende titel ‘Castro’s Red Hot Hell’, kan men gewoon van het internet plukken… Wie ‘Castro’s Red Hot Hell’ doorleest, stoot op de meest onwaarschijnlijke anekdoten en analyses. Zo beweert hij dat Fidel Castro een plan had uitgewerkt om met 18 MIG’s VS-doelwitten aan te vallen, om zo een oorlog tussen de VS en de Sovjetunie uit te lokken, maar de Sovjetrussische militairen hebben er op tijd een stokje voorgestoken… (pp. 174 ev.) Verder schrijft hij: ‘Ten tijde van de Rakettencrisis hadden de Amerikanen de Sovjetkolonie [Cuba] moeten binnenvallen om het eiland te bevrijden… Kennedy had energiek en drastisch moeten handelen om het Cubaanse volk en de hele wereld te bevrijden van de Castroplaag… Hij aarzelde en deed het niet, en John F. Kennedy verloor er het leven door.’ (p. 163) Het is een thema dat fanatieke anticastristen geregeld ter sprake brengen: ze verwijten Kennedy niet hard genoeg tegen Castro op te treden, en in een beweging schuiven ze dan de moord in de schoenen van diegenen die zogezegd profiteerden van hun slachtoffer (Castro en co)…19

In een rapport van het Amerikaanse Congres (HSCA, 1979) wordt het verhaal van Ramírez afgedaan als ‘ongeloofwaardig’, want hij kon de foto van de moordenaar van JFK die hij in het G2-dossier zou hebben gezien niet beschrijven; evenmin kon hij zeggen wat de begeleidende tekst inhield omdat het document in het Russisch was opgesteld en hij geen Russisch kende; hij kon niet overtuigend uiteenzetten hoe hij zo’n vertrouwenspositie in de G2 zou hebben verworven; en last but not least: elke bewering van hem die door andere geloofwaardige bronnen kon worden gecheckt, bleek vals te zijn.20

Het ‘dagboek’ van Ramírez is dus oude, ongeloofwaardige koek. Maar volgens Huismann is de link KGB-Oswald-G2 in de getuigenis van Ramírez ‘sensationeel’. (Huismann besteedt natuurlijk aandacht aan Oswalds migratie naar de Sovjetunie in 1959. Hij trouwde er, maar in 1962 keerde hij naar de VS terug. Voor Huismann was Oswald een ‘overgelopen’ communist; andere onderzoekers zijn van oordeel dat de militaire inlichtingendiensten van de VS de ex-marinier voor spionagedoeleinden naar Moskou hebben gestuurd.) Huismann ondersteunt zijn standpunt met een document dat ene ‘Nicolai’ uit de KGB-archieven heeft opgediept. Het document dateert van 18 juli 1962, en zou gericht zijn aan Ramiro Valdez, chef van de Cubaanse G2. Daarin zou staan dat de KGB aan de G2 vraagt Oswald, die uit de Sovjetunie was teruggekeerd, in het oog te houden, en ook dat Oswald ‘ideologisch en psychologisch labiel’ zou zijn. Ik schrijf ‘zou’, want het document krijgen we niet te zien: een onherkenbare man leest iets van een blad papier voor. We hebben al eerder vermeld dat ‘Nicolai’ tegen betaling zijn diensten aan Huismann aanbood. Overigens: dat document toont alleen maar aan dat de KGB Oswald niet vertrouwde… en hem ervan verdacht voor de VS te spioneren.21

3. De kijker maakt kennis met Oscar Marino, ‘een Cubaanse geheimagent’ die volgens Huismann ‘voor het eerst uitweidt over de rol van Cuba in de moord op JFK’. Marino zegt dat de G2 Oswald in november 1962 heeft gecontacteerd. Oswald had zeker niet het profiel van een geschikte geheimagent, maar toch werd hij een sleutelfiguur in de acties van Cuba in de VS, want, zo beweert Marino, ‘we hadden mensen nodig (…) stel je voor, [eindelijk hadden we] iemand in de VS’. Elders zegt Marino nog: ‘Er was geen andere. Men neemt wat men krijgt. Oswald bood zichzelf aan om JFK te doden.’

Commentaar. We krijgen het gezicht van ‘kroongetuige’ Marino niet te zien. Nergens hebben we een spoor van deze man teruggevonden. Deze ‘kroongetuige’ van Huismann heeft zelf niets gezien of meegemaakt, maar weet wel veel, zo stelt hij zelf. Het probleem is dat alles wat hij vertelt vaag is, zeer moeilijk te bewijzen of te weerleggen valt, en al eerder is gezegd door anticastristen. In de conspiratieve milieus van anticastristische ballingen doen veel geruchten de ronde: hij kan die verhalen er gewoon hebben opgepikt en gerecycleerd… Nog deze bedenking: we zullen verder nog zien dat Oswald in november 1963 ruzie maakt met het personeel van de Cubaanse ambassade in Mexico City, een jaar nadat hij door de G2 zou zijn gerekruteerd. Is dat niet een ongewone manier van doen voor een geheimagent?

4. Huismann vermeldt in Rendezvous mit dem Tod een aanslag op de uiterst-rechtse ex-generaal Edwin Walker, op 10 april 1963 – een aanslag die hij aan Oswald toeschrijft en die hem adelbrieven oplevert als ‘revolutionair’ bekwaam tot een moordaanslag… op JFK.

Commentaar. Het is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de aanslag op Walker. Hoewel velen Oswald verantwoordelijk achten, is het beslissende bewijs niet geleverd. Er is op Walker geschoten, maar hij werd niet geraakt, hoewel de dader dichtbij stond en Walker aan zijn schrijftafel zat (en Oswald wel degelijk een goed schutter was); anderzijds waren de kogels waarmee op Walker is geschoten van hetzelfde type als de kogels die JFK doodden.22

Dallas en New Orleans, waar Oswald heeft geleefd, waren bolwerken van anticastristische groepen, en de CIA was erg actief in die milieus. Rendezvous mit dem Tod schetst Oswald als een communist en aanhanger van Castro, maar de man was zowel in pro- als anticastristische milieus actief. Was Oswald een infiltrant voor castristen, een infiltrant voor anticastristen, of beide (als dubbelspion), of was hij gewoon een onevenwichtige die werd gemanipuleerd? Elk van deze opvattingen heeft aanhangers, en ze staven dat met veel bewijzen. De kijker van Rendezvous mit dem Tod komt dat echter niet te weten: alleen ‘informatie’ die Oswald in het Castrokamp plaatst, komt in beeld.

Wie het dossier een beetje kent, weet dat de ‘bewijzen’ van Huismann erg betwistbaar, zo niet waardeloos zijn. Een voorbeeld. Volgens Huismann stichtte Oswald in New Orleans een solidariteitscomité met Cuba, en infiltreerde hij er anti-castristische milieus. Er is echter overtuigend bewijsmateriaal voor de omgekeerde stelling – dat Oswald als rechtse activist castristische groepen infiltreerde. Huismann vermeldt het handgemeen tussen Oswald en de anti-castrist Carlos Bringuier in Canal Street, waar Oswald pro-Castrovlugschriften aan het uitdelen was. En hij toont de beelden van het daaropvolgende radiodebat van 21 augustus 1963, uitgezonden naar aanleiding van het incident,waarin Oswald zichzelf ‘een marxist’ noemt. Maar hij zegt niet dat Oswald zichzelf als woordvoerder van een pro-Cubacomité had aangeduid; dat het contactadres op Oswalds pro-Castrovlugschriften een anticastristische organisatie had gehuisvest; dat Bringuier actief was in een anticastristische groep (DRE) die ‘door de VS werd gefinancierd’ (rapport van het House Select Committee on Assassinations); en dat diezelfde Bringuier voor camera’s had gezorgd die alles mooi op beeld vastlegden waardoor Oswald als pro-Castroman (‘marxist’) bekendheid kreeg.23 Ter ondersteuning van zijn stelling laat Huismann in Rendezvous mit dem Tod Oswalds vrouw aan het woord: ze zegt dat Oswald naar Cuba wou, en daartoe moest zij hem helpen een vliegtuig te kapen… Maar wat bewijst dat, tenzij dat Oswald een onevenwichtige castrist, een provocateur, een extreem-rechts infiltrant of verschillende van die personen samen was? Heeft Antonio Veciana, stichter van de terreurgroep Alpha 66, niet altijd erkend dat hij Oswald in het gezelschap van een CIA-agent heeft ontmoet?24 Huismann stelt die vragen niet, laat staan dat hij ze beantwoordt. De kijker moet in Oswalds optreden gewoon een blinde liefde voor Castro zien. Als toetje zegt Huismann dat Oswald wil ‘vechten zoals Che en Fidel’ en naar Cuba wil. Tja…

5. Een sleutelperiode in Oswalds leven als Castro-aanhanger is zijn verblijf in Mexico City, van 27 september tot 2 oktober 1963, een zevental weken voor de moord op Kennedy: volgens de Castro-Did-It-theorieën kreeg Oswald in Mexico de opdracht van de Cubanen om Kennedy te vermoorden. Silvia Duran, een werkneemster van de Cubaanse ambassade in Mexico, vertelt in Rendezvous mit dem Tod dat Oswald in de ambassade kwaad werd omdat hij geen visum voor Cuba kreeg. Volgens Duran heeft de consul Oswald eruitgegooid en nadien geen contact meer met de man gehad. Volgens Huismann liegt Duran over dat laatste. De documentairemaker beweert dat 2 jaar onderzoek hem in staat stellen om ‘het geheime leven’ van Oswald in Mexico City bloot te leggen. Hij laat de Mexicaanse schrijfster Helena Garro de Paz aan het woord (dochter van Octavio Paz), die stelt dat ze op een feestje van een topman van de Mexicaanse communistische partij het echtpaar Horacio en Silvia Duran maar ook Lee Harvey Oswald zag. Silvia Duran had Paz gezegd dat zij Oswald er had geïntroduceerd. Silvia Duran ontkent dat in alle talen.

Commentaar. Het bezoek van Oswald aan Mexico City is omgeven met mysteries. Vooreerst: was Oswald wel in Mexico, of was het een dubbelganger? Zo wordt in een CIA-telegram uit die periode beweert dat de ‘Oswald’ die Mexico had bezocht ‘ongeveer 35 jaar oud’ is, terwijl Oswald in werkelijkheid 23 jaar oud was. In hetzelfde telegram wordt gemeld dat Oswald in de Sovjetrussische ambassade van Mexico City een onderhoud had met Valery Kostikov, een KGB’er belast met moord en sabotage. De dag erna verstuurde de CIA een telegram naar het FBI over Oswalds activiteiten in Mexico, maar zonder zijn contact met Kostikov te vermelden… Van twee zaken één: als er een contact was geweest, dan moest dat dringend worden gemeld en onderzocht (maar dat is niet gebeurd); als dat contact er niet is geweest, dan is er wellicht sprake van een cover-up… In elk geval: foto’s en de stem van ‘Oswald’ in Mexico laten een onderzoeker van het HSCA en ook het FBI besluiten dat de ‘Oswald’ die in Mexico was, niet de echte Oswald was… Hoeft het gezegd dat Huismann over dit alles geen woord zegt?25

6. Nog over Oswalds verblijf in Mexico. In Rendezvous mit dem Tod citeert Huismann uit een document dat, in zijn woorden, de neerslag is van de getuigenis van ‘een jonge revolutionair’. De getuige zegt dat hij heeft gezien dat in de Cubaanse ambassade van Mexico City ‘een zwarte met roodachtig haar’, in aanwezigheid van Silvia Duran, de bediende van de ambassade, 6.500 dollar aan Oswald gaf. Ex-FBI-agent Laurence Keenan, die kort na de moord op JFK naar Mexico was gestuurd om Oswalds doen en laten te reconstrueren, zegt in de documentaire dat hij deze getuige wou ondervragen maar dat dit door zijn superieuren werd verhinderd. Maar geen nood: Huismann zoekt en vindt ene ‘Antonio’, een G2-agent die anoniem blijft. Hij was in 1963 verantwoordelijk voor de veiligheid van de Cubaanse ambassade in Mexico. ‘Antonio’ vertelt dat hij zag hoe Oswald met een zwarte Cubaan met rood haar, een agent van de G2, in de tuin van de ambassade was. Die zwarte is volgens Huismanns andere getuige Oscar Marino ene ‘Cesar Morales Mesa’. Huismann suggereert dat de zaak helemaal niet is onderzocht. Is dat zo?

Commentaar. Het is een merkwaardig verhaal: onder het oog van een buitenstaander geven Cubaanse geheimagenten aan een van hun agenten geld om een extreem gevaarlijke operatie uit te voeren… Huismann vermeldt de naam van zijn getuige niet, maar die is even te lezen op het document dat in de documentaire wordt getoond: Gilberto Alvarado… Is Alvarado ‘een jonge revolutionair’, zoals Huismann wil doen geloven? Zelfs Mauricio Laguna Berber, de researcher die Huismann voor zijn documentaire inhuurde, schreef in een rapport van 2004 onomwonden dat Alvarado een anticommunistisch agent was die voor rekening van de Nicaraguaanse dictator Somoza in castristische milieus in Mexico infiltreerde… Laguna vertelt daarmee trouwens niets nieuws. Alvarado viel al eerder door de mand – niet in 2004, maar al op 30 november 1963, exact 5 dagen nadat hij zijn bezwarende verklaring voor Castro had afgelegd. Alvarado zei achteraf dat hij het verhaal had verzonnen om de VS tot ‘actie’ tegen Cuba te bewegen. Even opmerken dat dit alles al met evenveel woorden in de verslagen van de Warrencommissie van 1964 te lezen staat… Om de ongeloofwaardigheid van zijn getuigenis te illustreren, een toemaatje uit zijn verklaring: Alvarado beweerde dat ‘de roodharige zwarte man’ tegen Oswald had gezegd ‘Ik wil de man doden’, waarop Oswald zou hebben geantwoord: ‘Je bent daar niet mans genoeg voor. Ik kan het doen.’26 En hoeft het gezegd dat er van het geld, toch ongeveer 3 jaarlonen, nooit een spoor is gevonden?

7. Nogmaals Oswald in Mexico. Huismann parafraseert een brief die ene Pedro Gutierrez aan president Johnson kort na de moord heeft verstuurd. Daarin schrijft hij dat hij heeft gezien hoe Oswald uit de Cubaanse ambassade van Mexico City kwam en in een Cubaanse auto stapte. Volgens Huismann is hij ‘geloofwaardige getuige’, maar het FBI gaf zijn dossier aan de Mexicaanse geheime dienst DFS, ‘met fatale gevolgen’. Volgens Huismann leeft Gutierrez met een nieuwe identiteit in de VS, nadat Cubanen hem met de dood hadden bedreigd.

Commentaar. Pedro Gutierrez zou later ook nog beweren dat hij had gezien dat Oswald buiten de ambassade geld kreeg van een Cubaan, en dat hij de woorden ‘Castro’, ‘Cuba’ en ‘Kennedy’ had horen vallen… Als we de informanten van Huismann mogen geloven, werd Oswald blijkbaar goed gebrieft voor de moord op JFK – niet in de ambassade zelf, maar liefst nog onder het oog van buitenstaanders, mét kennisgeving van de nodige details… Als er één plek was waar Cubaanse geheimagenten zich gedeisd moesten houden, dan was het wel Mexico City. De CIA en de DFS hielden er de Cubaanse ambassade bijzonder scherp in het oog, want Mexico was in die jaren van isolement van Cuba in Latijns-Amerika de enige poort naar het continent voor het eiland.27 Het FBI dumpte Gutierrez’ getuigenis toen hij een foto van Oswald niet herkende. Voor een deconstructie van zijn getuigenis, moet je niet bij Huismann zijn, maar wel het HSCA-rapport lezen, waaruit blijkt dat Gutierrez de man die hij ‘Oswald’ noemt en ‘die waarschijnlijk een Amerikaan is’ niet goed had gezien en helemaal niet zeker is dat die man Oswald was.28

8. Huismann laat ook een anonieme getuige (‘Reynoso’) aan het woord. Het is een Cubaan, ex-G2, en hij geeft ‘doorslaggevende informatie’. Hij was in 1963 een archivaris van G2. Hij zag in juni 1963 een dossier ‘Oswald’ dat in de reeks ‘Buitenlandse medewerkers van de Revolutie’ zat. Hij kon het dossier niet inkijken, maar weet wel dat er contacten tussen de G2 en Oswald zijn geweest. Huismann: ‘Oswald was al een agent van de Cubaanse geheime dienst toen hij in Mexico opdook.’ Even later specifieert Huismann: ‘Al sinds eind 1962 wordt Oswald door de Cubaanse geheime dienst gestuurd.’ Ten slotte komt de Cubaanse ex-diplomaat Rafael Nuñez in beeld. Hij zegt dat de Cubaanse geheimagent Fabian Escalante Oswald in Mexico in 1963 heeft ontmoet – iets wat Escalante ten stelligste ontkent.

Commentaar. ‘Reynoso’ en Nuñez vertellen in feite hetzelfde verhaal als oplichter Antulio Ramírez, al probert de tweede in een beweging ook Escalante te discrediteren. Er wordt geen enkele indicatie, laat staan enig bewijs voor de beschuldigingen geleverd. Nuñez, een ex-diplomaat, heeft ooit in Cuba een gevangenisstraf uitgezeten voor spionage voor de VS. Sindsdien bestrijdt hij vanuit Florida Castro. Huismann staaft op geen enkel moment zijn stelling dat Oswald vanaf eind 1962 voor de G2 zou hebben gewerkt.

9. In Rendezvous mit dem Tod bezoekt Huismann de Mexicaanse Nationale Archieven, waar ook de archieven van de DFS (Dirección Federal de Seguridad, de Mexicaanse geheime diensten) zijn ondergebracht. Volgens Huismann beslaat het dossier-Oswald 4.000 documenten, maar hij kreeg er slechts 30 te zien. Hij toont een document waarin de vragen staan die aan Silvia Duran zijn gesteld. Zo werd haar gevraagd wat ze weet over ‘een zwarte Cubaan met rood haar en een litteken’ en over zijn contacten met Oswald, en over de contacten van Oswald met Cubanen en Sovjetrussen in het algemeen.

Commentaar: Huismann suggereert dat de DFS op het spoor was van de contacten tussen Oswald en de G2. In feite confronteerde de DFS Silvia Duran, die na de moord op JFK was gearresteerd, met de valse beschuldigingen van de somozistische agent Gilberto Alvarado. Het getoonde document bewijst dus niets… behalve dat er een cover-upoperatie bezig was. Hier kan trouwens worden opgemerkt dat een analyse van 30 documenten uit een dossier van 4.000 documenten nooit tot wetenschappelijk verantwoorde conclusies kan leiden.

10. Antulio Ramírez, de zogezegde G2-agent die in zijn ‘dagboek’ zichzelf eraan herinnerde dat ‘KGB’ staat voor ‘Russische geheime dienst’, zegt dat zijn chef ‘Martín’ hem over de operatie-Kennedy op voorhand inlichtte. De G2 voorspelde hem op voorhand dat JFK nog in november 1963 zou worden vermoord. Huismann zegt de kijker dat in de dagen voor de moord het hoofdkwartier van de G2 ‘in spanning’ de gebeurtenissen ‘afwachtte’.

Commentaar: De getuigenis van Ramírez komt uit zijn 30 jaar oude tekst ‘Castro’s Red Hot Hell’; een cocktail met wilde verhalen waarover ik al heb gemeld dat die door de Amerikaanse autoriteiten nooit ernstig is genomen. De commentaar van Huismann is in die context alleen maar stemmingmakerij.

11. In de documentaire komt ook Alexander Haig aan het woord. Haig is al vier decennia lang een éminence grise van Amerikaans Rechts. In 1963 was deze havik, als majoor en medewerker van minister van Defensie Cyrus Vance, nauw betrokken bij de geheime operaties tegen Cuba. Haig heeft het over de eerste bijeenkomst na de moord op JFK van de informele werkgroep die vanuit het Witte Huis de geheime operaties tegen Cuba organiseerde, de ‘Special Group’. Op die vergadering zei president Johnson dat het Amerikaanse volk niet mag geloven dat Castro Kennedy heeft laten vermoorden. Haig toonde de aanwezigen een CIA-dispatch waarin stond dat Oswald niet alleen naar Mexico maar ook naar Cuba was geweest, maar men zei hem dat dit een non-message was. Ook Joseph Califano komt aan het woord. Hij was een medewerker van Robert F. Kennedy, en zegt dat Robert dacht dat zijn strijd tegen Castro tot dood van z’n broer had geleid.

Commentaar. Huismann voert enkele anticommunistische ijzervreters ten tonele. Zoals Al Haig: hij was achtereenvolgens de adjunct van de ministers van Defensie Cyrus Vance en Robert McNamara, de adjunct van presidentieel adviseur Henry Kissinger, adviseur van president Richard Nixon en ten slotte minister van Buitenlandse zaken onder president Ronald Reagan. Zijn toenmalige adjunct Michael Ledeen heeft een gezaghebbende stem bij George Bush, de huidige president. Joseph Califano was een adjunct van Cyrus Vance en samen met Haig betrokken bij commando-acties tegen Cuba. Een andere stem in de prent is Sam Halpern, ooit adjunct van CIA-havik Richard Helms en een van de meest virulente anti-JFK-stemmen onder de CIA-agenten van de jaren ’60. Allen beschuldigen ze op een of andere manier Castro van de moord op Kennedy. Afgezien van het feit dat ze geen bewijzen aandragen, kan men doodeenvoudig de zaak omdraaien: deze anticastristen hebben een motief om Castro te beschuldigen. Als er van een samenzwering sprake is geweest, dan moeten de belanghebbenden bij de moord op Kennedy in de eerste plaats gezocht worden in de onderwereld, anticastristische Cubanen in de VS en de havikken in de CIA, het FBI en het Pentagon. Maar daar verneemt de kijker niets over. We gaan daar in het artikel dieper op in.

1Over de lacunes in de officiële onderzoeken, zie P.D. Scott, Deep Politics and the Death of JFK, pp. 69, 295; over de CIA-documenten, zie J. Morley, ‘JFK Film Generates Buzz Abroad’, in The Washington Post, 13/1/2006. De belangrijkste geraadpleegde werken voor dit artikel zijn:

- Escalante Font, Fabián, La Guerra Secreta. 1963: El Complot, Editorial de Ciencias Sociales, La Habana, 2004

- Hersh, Seymour, The Dark Side of Camelot, HarperCollins, London, 1997

- Mahoney, Richard D., Sons & Brothers. The Days of Jack and Bobby Kennedy, Arcade Publishing, New York, 1999

- Russo, Gus, Live By The Sword. The Secret War Against Castro and the Death of JFK, Bancroft Press, Baltimore, 1998

- Scott, Peter Dale, Deep Politics and the Death of JFK, University of California Press, Berkeley, 1996 (1993)

- White, Mark J. (ed.), The Kennedys and Cuba. The Declassified Documentary History, Ivan R. Dee, Chicago, 1999

2NRC Handelsblad, 5/1/2006; The Daily Telegraph , 4/1/2006; ABC, 8/1/2006; The Washington Times, 6/1/2006; BBC-website, 4/1/2006.

3Interview met W. Huismann, in Der Spiegel (Online edition), 5/1/2006, en in A. Summers, ‘$6,500 to kill a president: did Oswald sell his soul to Cuba?’, in The Times, 7/1/2006.

4Zie hierover de FBI-notities over A. Ramírez, in bijlage B van CIA-doc. ‘Manuscript of Mr. Antulio Ortiz Ramírez, Sr.’, n° 104-10408-10077 van 11/3/1977, in JFK Assassination System, raadpleegbaar via het archief van de website www.maryferrell.org.

5Castro’s Red Hot Hell’, in CIA-doc. ‘Manuscript of Mr. Antulio Ortiz Ramírez, Sr.’, n° 104-10408-10077 van 11/3/1977, in JFK Assassination System, raadpleegbaar via het archief van de website www.maryferrell.org. De excerpten die in de documentaire worden getoond, staan op de bladzijden 83 en 84.

6HSCA Report, p. 121, www.history-matters.com.

7In de documentaire citeert Huismann nog uit een ander KGB-document, van 1966: de Cubaan Cubela zou Oswald voor de G2 hebben aangeworven in november 1962 in Mexico. Er is echter geen betrouwbare informatie die aantoont dat Oswald in 1962 in Mexico is geweest.

8Mauricio Laguna Berber, ‘A 41 años del asesinato de Kennedy’, 22/11/2004, La Crítica Política, www.lacritica.com. Gus Russo, die samen met Huismann het draaiboek voor de documentaire schreef, noemt Alvarado in zijn boek Live By The Sword (p. 345) ‘een jonge Nicaraguaan’: de somozistische connectie interesseerde hem niet. Alvarado wordt door het FBI ook ontmaskerd als ‘een CIA-bron’: zie P.D Scott, Deep Politics and the Death of JFK, pp. 91, 95, 121-124 en 341.

9Generaal F. Escalante, een topman van Cuba’s geheime diensten, beschrijft in detail hoe de CIA de ambassade in Mexico screende: La Guerra Secreta. 1963: El Complot, pp. 152 ev.

10Zie voor een analyse van de getuigenis van Pedro Gutierrez, Warren Commission Hearings, Vol. XXIV, pp. 126 ev., in www.history-matters.com); het verslag in HSCA, pp. 98-102, in www.history-matters.com; en het overzichtsartikel van Rex Bradford, ‘The Enigma of Pedro Gutierrez Valencia’, May 2002, www. history-matters.com.

11F. Castro en R. Helms tegenover het HSCA, gecit. in Mel Ayton, ‘Do Any of the New Books and Documentaries Prove who Killed JFK?’, 16/6/2001, History News Network, www.hnn.us/articles/20369.html. Zie ook ‘Interview of Fidel Castro Ruz’, House Select Committee on Assassinations, 3/4/1978, pp.38,39 (J.F.K. Document No. 011776), in The Evolution
and Implications of the CIA Sponsored Assassination Conspiracies Against
Fidel Castro
,
http://mcadams.posc.mu.edu

12The National Security Archive, ‘Kennedy Sought Dialogue with Cuba. Initiative with Castro Aborted by Assassination, Declassified Documents Show’, 24/11/2003, www.gwu.edu.

13AP-correspondent Harker sprak met Castro op 7 september 1963 in Havana. Castro waarschuwde ‘Amerikaanse leiders’ dat ‘ze zelf niet veilig zullen zijn als ze steun verlenen aan Amerikaanse terroristische plannen om Cubaanse leiders te elimineren.’ Gecit. in P.D. Scott, ‘The Kennedy-CIA Divergence over Cuba’, www.history-matters.com.

14HSCA en de getuigenissen van F. Ragano, gecit. in Ronald Goldfarb, ‘JFK, RFK, the Mob and Dallas’, Cosmos Journal, 1966, in www.cosmos-club.org.

15P.D. Scott en Rex Bradford, ‘Castro Did It – Again’, januari 2006, www.jfkaccountability.org.

16Die documenten tonen ook aan dat de CIA maanden op voorhand wist van de plannen van uitgeweken Cubaanse ultra’s om een vliegtuig op te blazen: The National Security Archive, ‘Luis Posada Carriles. The Declassified Record. CIA and FBI Documents Detail Career in International Terrorism; Connection to US’, 10/5/2005, www.gwu.edu.

17Anthony Summers, ‘$6,500 to kill a president: did Oswald sell his soul to Cuba?’, in The Times, 7/1/2006.

18Zie hierover de FBI-notities over Ramírez, in bijlage B van CIA-doc. ‘Manuscript of Mr. Antulio Ortiz Ramírez, Sr.’, n° 104-10408-10077 van 11/3/1977, in JFK Assassination System, raadpleegbaar via het archief van de website www.maryferrell.org.

19Castro’s Red Hot Hell’, in CIA-doc. ‘Manuscript of Mr. Antulio Ortiz Ramírez, Sr.’, n° 104-10408-10077 van 11/3/1977, in JFK Assassination System, raadpleegbaar via het archief van de website www.maryferrell.org. De excerpten die in de documentaire worden getoond, staan op de bladzijden 83 en 84.

20HSCA Report, p. 121, www.history-matters.com.

21In de documentaire citeert Huismann nog uit een ander KGB-document, van 1966: de Cubaan Cubela zou Oswald voor de G2 hebben aangeworven in november 1962 in Mexico. Er is echter geen betrouwbare informatie die aantoont dat Oswald in 1962 in Mexico is geweest.

22Zie hierover P.D. Scott, Deep Politics and the Death of JFK, pp.34, 50, 83, 118 ev.

23Voor een overzicht van alle informatie over Oswalds activiteiten in anticastristische milieus, met inbegrip van de rol van Bringuier, zie P.D. Scott; Deep Politics and the Death of JFK, pp. 81, 91, 94, 118-120, 251-254, 256, 263, 326-327. Zie ook Bringuiers getuigenis van 7-8/4/1964 voor de Warrencommissie, in www.jfkassassination.net.

24Laatst sprak A. Veciana over die ontmoeting nog in de tv-uitzending ‘A Mano Limpia’, 6/1/2006, Canal 41 (AméricaTeVe), www.canf.org.s

25CIA-telegrammen van 9 en 10 oktober 1963 en aanvullende commentaar in P.D. Scott, Deep Politics and the Death of JFK, pp. 39-44. Zie ook F. Escalante Font, La Guerra Secreta. 1963: El Complot, pp. 162 ev.

26Mauricio Laguna Berber, ‘A 41 años del asesinato de Kennedy’, 22/11/2004, La Crítica Política, www.lacritica.com. Gus Russo, die samen met Huismann het draaiboek voor de documentaire schreef, noemt Alvarado in zijn boek Live By The Sword (p. 345) ‘een jonge Nicaraguaan’: de somozistische connectie interesseerde hem niet. Alvarado wordt door het FBI ook ontmaskerd als ‘een CIA-bron’: zie P.D Scott, Deep Politics and the Death of JFK, pp. 91, 95, 121-124 en 341.

27Generaal F. Escalante, een topman van Cuba’s geheime diensten, beschrijft in detail hoe de CIA de ambassade in Mexico screende: La Guerra Secreta. 1963: El Complot, pp. 152 ev.

28Zie voor een analyse van de getuigenis van Pedro Gutierrez, Warren Commission Hearings, Vol. XXIV, pp. 126 ev., in www.history-matters.com/archive/jfk/wc/wcvols/wh24/html/WH_Vol24_0326b.htm); het verslag in HSCA: 98-102, in www.history-matters.com/archive/jfk/wc/wcmemos/Oswald_Foreign_Activities/html/180-10096-10364_0103a.htm; en het overzichtsartikel van Rex Bradford, ‘The Enigma of Pedro Gutierrez Valencia’, May 2002, www. history-matters.com.

Dit artikel verschijnt in het volgenden nummer van uitpers: www.uitpers.be

tv en informatie

Je vraagt je af wat de bedoeling is van nogmaals weer (des)informatie op onze zogenaamde kwaliteitszender.