Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Haïti, dag 1

Haïti, dag 1

Het is 4 november 2008. In het onpersoonlijke hotel vlakbij de luchthaven in Miami, trof ik ’s ochtends vroeg een stembureau aan. Hoewel de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen zo wel min of meer beklonken leek, bleef het eerlijkheidshalve toch nog wachten op de resultaten. Het was half zeven ’s ochtends, de eerste mensen kwamen net aan als ik in het busje stapte naar de luchthaven. Mijn eerste bezoek aan de Verenigde Staten van Amerika mag dan kort geweest zijn, twee dingen waren overduidelijk: het waren verkiezingen en het was een land op maat van de auto en niet op maat van de mens. De avond voordien had ik een taxi besteld naar een nabij gelegen shoppingmall om wat aankopen te doen die wellicht in de States goedkoper zouden zijn dan elders. De taxichauffeur waarschuwde me dat de mall waar ik perse naartoe wilde wel een erg kleine was. Nu ja, erg klein: een voetbalveld of drie groot. Ik vond er wat ik er moest vinden, waaronder een restaurant waar ik een stevige steak kon bestellen. McDonalds leek me wat overdreven, maar de grootste steak op de kaart was wel iets wat absoluut op mijn agenda stond voor de VSA. Het werd een steak van 12 once, hoeveel dat ook mocht zijn. Het idee daarachter was om vooral goed doorvoed naar een land te vertrekken waar ondervoeding één van de grote problemen is.

Dat de Mall of the Americas effectief een kleine mall bleek te zijn werd duidelijk als ik een taxi zocht om terug aan het hotel te geraken: geen enkele. Uiteindelijk deelde ik met een andere eenzaat die vervoer zocht de taxi die toevallig na een half uur passeerde. Op de radio natuurlijk een hele heisa over de verkiezingen. Als ik bij de taxichauffeur informeerde naar hoe de verkiezingen deze keer georganiseerd waren antwoordde deze spontaan: “You want to know who I’m gonna vote for ? Obama ! Obama ! Obama !”. Bij het uitstappen vertelde ik hem dat er bij ons in bepaalde kringen een gezegde is: “Als verkiezingen echt iets zouden uitmaken, waren ze al lang verboden.” Niet dat ik de chauffeur wilde ontmoedigen, maar wie er ook zou winnen, hij zou - zeker in de VSA – te maken krijgen met de financiers van de campagne en de vuile erfenissen van eerdere presidentsschappen die het daglicht niet mogen zien. Change ? We zullen nog wel zien.

Toen ik in het autominnende en verkiezingsgekke land aan de luchthaven werd afgezet was ik op de meest stringente veiligheidsprocedures voorbereid. Tot mijn opperste verbazing ging het uiteindelijk vrij vlot. Het enige noemenswaardige verschil met een controle in Brussel was dat iedereen zich van elk schoeisel moest ontdoen en op blote voeten of op sokken door de metaaldetector lopen. Het had wel handig geweest enkele bankjes of stoelen te voorzien zodat de mensen niet persé balancerend op één been moesten rondhinkelen om hun schoenen uit te doen. De veiligheidscontrole zorgde inderdaad voor rondzwalpende, bijna tegen de grond vallende mensen aan de detectoren, beslist niet bevorderend voor de veiligheid van de mensen die nog stonden aan te schuiven, noch van diegenen die tegen de vlakte dreigden te gaan. Soit, ik geraakte er zonder kleerscheuren op m’n sokken door. Nu was het wachten op de check-in van de laatste van drie vluchten naar mijn eindbestemming. Gealarmeerd door de wildste verhalen die de ronde deden over Haïti wandelde ik eerst observerend langs de gate. Alsof ik al schrik had dat ik zou gespot worden als het eerstvolgende slachtoffer van een kidnapping. Wist ik veel. Tot aan deze gate kon ik in theorie nog altijd afzien van mijn reisplan. De reputatie van Port-au-Prince is inderdaad niet echt een allerbeste. Maar ik had er veel te veel zin in, dus zette me neer, wachtend op het vertrek. Aan de gate zat het vol met zwarte gezichten, jong en oud, man en vrouw, niets dat er ook maar enigszins bedreigend uitzag. Allemaal afstammelingen van de gedeporteerde Afrikaanse slaven bedacht ik me. Op 18 november 1803 versloegen hun nakomelingen de Fransen in een laatste beslissende slag. Napoleon deed uiteindelijk afstand van Frankrijks meest lucratieve kolonie waarna Haïti op 1 januari 1804 onafhankelijk werd. Het tweede onafhankelijke land van Amerika, de enige geslaagde slavenopstand en de eerste zwarte republiek. Een fascinerende geschiedenis.

Tijdens de vlucht naar Port-au-Prince aanschouwde ik boven de Bahama’s voor het eerst de pracht van de Caraïben. De eilanden lagen nauwelijks een boogscheut van elkaar. Het water tussenin leek vanuit de lucht zo ondiep dat je er haast tussen kon wandelen. De eilanden zelf werden omlijnd door een fel azuurblauw gekleurde kust. Impressionant. Alsof iemand de contouren van de eilanden had afgetekend met lichtgevende waterverf. De noordwestelijke punt van het eiland Hispaniola herkende ik vrijwel meteen als Haïti door een bruine rivier die er in de zee een lelijke bruine moddervlek achterliet. De kleur van de felle azuurblauwe kusten die ik zag bij het overvliegen van de Bahama’s werd hier vermengd met de kleur van de gigantische hoeveelheden aarde die van het land de zee in stroomden. De vier orkanen die het land recent op een maand tijd kreeg te verwerken hebben daar geen goed aan gedaan. Maar zelfs zonder die natuurrampen is erosie een van de structurele problemen in dit land dat nog nauwelijks voor 3% bebost is. Beneden is er nauwelijks een boom te bekennen. Kleine perceeltjes zie je, massa’s. De verregaande versnippering van de grond maakt investeringen in landbouwmateriaal voor de individuele boeren niet rendabel en de opbrengst blijft dan ook klein. Haïti produceert vandaag minder dan de helft van het lokaal geconsumeerde voedsel. De overheid heeft investeringen in de landbouw jaren naast zich neergelegd. De nieuwe eerste minister, Michèle Pierre-Louis, maakte in de toespraak die ze hield bij haar aantreden eind augustus duidelijk dat ze van landbouw één van dé prioriteiten zou maken van haar beleid.

Port-au-Prince kondigde zich aan door een grijs-bruine smog die erboven hing. Bij een hangar naast het einde van de landingsbaan stonden een hoop vliegtuigjes en helikopters van de Verenigde Naties. De Mission des Nations Unies de Stabilisation d’Haïti (MINUSTAH) zit hier vandaag met ongeveer 9000 man. Terwijl een VN-helikopter kwam aanvliegen taxieden we – bij gebrek aan taxibanen - terug over de landingsbaan tot aan het luchthavengebouw. Het was warm, maar de hitte viel me mee zo op het middaguur. Minder verschroeiend als ik had verwacht. Een muziekgroep stond ons op te wachten aan de inkomhal. Omdat alle muzikanten gekleed waren in knalgele T-shirts van Western Union kwam het niet eens in me op dat het de bedoeling was hen wat geld toe te stoppen. Wat ik me vooral afvroeg was wie er dan wel zo speciaal op mijn vliegtuig kon gezeten hebben dat Western Union het de moeite vond een aantal muzikanten op te trommelen om die mens te verwelkomen. Achteraf zou blijken dat een dergelijk optreden hier al jarenlang traditie is. Vroeger speelden de muzikanten in lokale kleding, maar nadat een lokale GSM-operator het plots een goed idee leek de muzikanten knalrode publiciteits-T-shirts te geven vonden anderen, met andere kleuren, dat ook wel de moeite. Dat het muzikale welkom zo plots eerder op een publiciteitsstunt zou lijken kon blijkbaar geen kwaad voor de desbetreffende firma’s. Ik wandelde verder langs de immigratie, pikte mijn drie koffers bagage op en wandelde buiten. De zich spontaan aanbiedende taxichauffeurs ontwijkend keek ik even achterom. Op de deuren plakten grote stickers die wapendracht binnen het gebouw verboden. Welkom buiten.

Ik werd opgehaald door mijn toekomstige collega, Ricot, en een andere coöperante van Broederlijk Delen, Stéphanie, die naast de deur van mijn bureau werkt. Nadat we recht van de luchthaven een korte informele kennismaking gingen doen bij PAPDA, de organisatie waar ik de komende twee jaar zou werken, ging de rit verder tot aan mijn nieuwe appartement een dikke kilometer verderop. Als een ongeduldig kind dat zich starend naar de pakjes onder de kerstboom afvroeg welk pakje het straks zou mogen openmaken en wàt er dan precies zou inzitten, keek ik nieuwsgierig door de ramen van de wagen. We stopten onder een boom in een rustige straat op een steile helling. Er zat een traliewerk aan alle ramen en het terras van het appartement op de eerste verdieping. Tegen dat traliewerk aan, een trap naar het dak. Het terras aan de straatkant was ruim. Met de opgehangen hangmat, de rieten bank en het tafeltje heb je nog meer dan de helft over. Vanuit de keuken zag ik de baai van Port-au-Prince. Op het dak werd dat uitzicht enkel maar beter. Het panorama was adembenemend. De dichtbebouwde heuvels deinden voor me uit tot aan de zee. Tussenin zag ik het spierwitte presidentieel paleis. Links van me zakte de zon weg achter de bergen. Ik voelde spontaan dat ik op dit dakterras aardig wat tijd zou spenderen. Binnen was het voorlopig iets minder gezellig. Een bed met muskietennet, een tafel, stoelen, twee gefabriceerde kastjes, een ijskast, een fornuis, een schab met wat keukenspullen, een kleine bureau, wat autobatterijen als back-up voor de stroomvoorziening en enkele tonnen met water in de badkamer. Verder waren het kale muren en lege ruimtes die naar mijn smaak best wel wat vulsel en kleur konden gebruiken. Elektriciteit was er normaal een uur of zes per dag, een veelvoud van wat er in andere wijken beschikbaar was. Water was een heel ander paar mouwen. Al geruime tijd was er geen water meer in de buurt. Per maand met wat geluk een keer of twee. De hitte viel dan wel mee, maar meer dan één douche per dag leek toch wel aangewezen. De oplossing die me werd aangereikt was iemand te bellen die zich Sevis Dlo laat noemen. Dat is Creools voor service de l’eau. De kerel komt dan met een kruiwagen en gaat tegen een kleine vergoeding grote emmers water halen waarmee je de tonnen in huis vult.

We aanschouwden de zonsondergang en er werd voorgesteld nog ergens een pint te gaan pakken. Moe of niet, je bent belg voor iet. Ik dus mee. Een paar kennissen van Stéphanie hadden kort geleden een bar geopend in een rustige buurt ergens op een van de heuvels. Een gezellige sfeer bij petroleumlampen in een tuin met veel groen en een klein podium voor concerten. Ik deed mijn best de Creoolse conversatie aan tafel te volgen, maar op wat woorden na begreep ik er weinig of niets van. Het werd meteen duidelijk dat de taal leren dé eerste prioriteiten zou moeten worden. Omdat ik me geheel in goede handen voelde, aanvaardde ik het voorstel om naar een volgende bestemming te gaan waar we iets zouden eten. We kwamen terecht op Champs de Mars, het centrale plein van Port-au-Prince dat tot enkele jaren geleden min of meer gekend stond om de talrijke kidnappings. Nu er om de minuut een of andere politiepatrouille passeerde was dat verleden tijd. Het stond er vol eetstalletjes en geïmproviseerde cafés en een groep muzikanten wandelde de terrasjes af. Ze speelden Haïti Chérie. Zo niet het nationaal volkslied, dan toch een nummer waar ik al eerder over hoorde. Het openbaar toilet bezocht ik er dan ook maar meteen: plas gewoon ergens op een hoop afval, of tussen twee auto’s in, werd me verteld.

Op weg naar huis werden we tegengehouden door een met mitrailleurs bewapende politiepatrouille. Iedereen moest uit de wagen stappen. De papieren van de chauffeur werden gecontroleerd, niet deze van de mensen aan boord. Gelukkig maar, want ik had niets op zak, zoals me was aangeraden: heb je niet nodig en kan je alleen maar kwijtspelen. De controles waren recent opgevoerd omdat er de laatste maand een lichte stijging was van het aantal kidnappings. Dat bleek normaal tegen de eindejaarsperiode. Maar de patrouille doorzocht toch de wagen, op zoek naar wapens zo werd me verteld. Hoewel er VN-vredestroepen aanwezig zijn in het land sinds 1995, is er nooit echt werk gemaakt van ontwapening. Er werd verteld dat de handel in marihuana met Jamaica meer doet voor de ontwapening van Haïti dan de aanwezigheid van de VN. Schepen worden hier gevuld met wapens en komen terug met marihuana. Moest ik tevreden zijn met deze handel die het aantal wapens deed afnemen in Haïti en deed toenemen in Jamaica ? Feit was dat ik enige tijd in Haïti zou verblijven en dat marihuana me net iets minder bedreigend leek dan vuurwapens. Patrouilles als deze die ons op weg naar huis tegenhield hadden als doel enerzijds de kidnappings aan te pakken, en anderzijds toch iets te doen aan het wapenbezit. De chauffeur werd erop gewezen dat een van zijn koplampen stuk was, waarna we zonder problemen weer verder mochten. Als ik even later in m’n nieuwe thuis aankwam was Mark nog op. Hij is professor in de etnologie in New York en mijn kotgenoot die hier alles bij mekaar enkele weken per jaar spendeert. Beiden benieuwd naar de verkiezingsuitslag in de VS haalde ik eerst de radio uit mijn bagage en vervolgens de kleine fles tax-free whiskey om het resultaat te beklinken. Toch liever Obama dan McCain, al zal hij zichzelf toch nog moeten leren kennen.

Port-au-Prince, 4 november 2008
www.avec-papiers.be

Joris

Gepost door Joris
08.11.2008