Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Red de ijsbeer, niet de geldwolf!

Red de ijsbeer, niet de geldwolf!

Onlangs betoogde Greenpeace in Brussel voor de Europese Raad van Ministers van Financiën ten voordele van het klimaat. Doorheen alle recente berichtgeving over de financiële crisis, vragen ook wij vernieuwde aandacht voor het bestaan van die andere crisis: de klimaatcrisis.

De provocerende titel boven dit stuk probeert de aandacht te vestigen op het feit dat de belangstelling voor de financiële crisis de aandacht voor die andere crisis - de klimaatcrisis - enigszins naar de achtergrond heeft verschoven. Hoewel men hier en daar kon horen verkondigen dat de kredietcrisis geen reden mag zijn om de klimaatdoelstellingen af te zwakken – een standpunt dat onlangs nog ingenomen werd door premier Van Rompuy in z’n nieuwjaarstoespraak – valt af te wachten of deze fraaie retoriek overeind blijft op het moment dat de “financiële storm” haar hoogtepunt bereikt. Merkwaardig overigens dat door sommigen in dergelijke bewoordingen over de huidige recessie wordt gesproken, alsof het hier om een natuurfenomeen gaat dat nu eenmaal niet te voorkomen valt en dat we met z’n allen maar moeten ondergaan. Dit leidt de aandacht af van het feit dat deze specifieke crisis veroorzaakt werd door een praktijk waarbij steeds grotere financiële risico’s werden genomen, gedreven door de vraag van aandeelhouders naar een steeds hoger rendement.

Ondanks de globale wetenschappelijke consensus dat de klimaatcrisis een enorm probleem vormt (IPCC, WWF), wordt deze momenteel nog steeds onvoldoende als een politieke prioriteit beschouwd. Nochtans kan het niet genoeg herhaald worden dat er, naast het risico op een oncontroleerbare klimaatchaos, nog vele andere goede redenen zijn om geleidelijk aan af te kicken van onze voortdurende honger naar fossiele en andere niet-hernieuwbare brandstoffen: deze maken ons niet alleen afhankelijk van import en dus (soms onstabiele) buitenlandse regimes, maar – nog vele malen belangrijker – ze zijn niet oneindig. Het zijn geologische reserves die helaas niet meegroeien met de jaarlijkse economische groeicijfers. Op zoek gaan naar schone en hernieuwbare alternatieven zou als dusdanig zelfs kunnen getuigen van ‘gezond verstand’.

Bovendien ontstaan er hierdoor ook enorme economische kansen voor het creëren van nieuwe schone én duurzame jobs. Wanneer de werkgelegenheid omwille van een economische crisis acuut bedreigd wordt, is de politieke klasse wereldwijd blijkbaar in staat om in te grijpen en snelle beslissingen te nemen ter waarde van honderden miljarden euro’s. Het is jammer dat dezelfde ‘sense of urgency’ (nog) niet bestaat t.a.v. het klimaatprobleem. Nochtans hoeft een oplossing voor de huidige economische malaise een oplossing voor de ecologische crisis niet in de weg te staan, en zijn er integendeel zelfs synergieën mogelijk. Aangezien banken en industrie tegenwoordig om de haverklap een beroep doen op de eens zo bekritiseerde overheid om hen bij te springen met leningen of waarborgen, ontstaan er goede opportuniteiten om het toekomstige industriële beleid meer nog dan vandaag te beïnvloeden. Zo zou men t.a.v. de auto-industrie bijvoorbeeld concrete milieuvoorwaarden kunnen koppelen aan het geld dat wordt uitgeleend, bv. om dit enkel te investeren in de ontwikkeling van zuinige en emissie-arme auto’s – en niét in het zoveelste 4x4-model.

Sommigen zullen beweren dat dergelijke milieumaatregelen raken aan de individuele vrijheid of er zelfs een regelrechte bedreiging voor vormen. Wij zijn het eens met wie beweert dat iedereen die de vrijheid genegen is, vandaag oprecht bezorgd zou moeten zijn, maar dan om minder voor de hand liggende redenen. Om te beginnen is onze economie helaas nog steeds zo georganiseerd dat de werkelijke kostprijs van vele producten en diensten (op het vlak van milieuvervuiling, stijgende gezondheidskosten…) niet weerspiegeld wordt in de prijs die er door de eindgebruiker voor wordt betaald. Deze kosten zullen echter wel ooit door ‘iemand’, ‘ergens ter wereld’ betaald worden. Daarenboven wordt de beperkte fysische draagkracht van het ecosysteem ‘Aarde’ en de schaal van veel ecologische problemen, te vaak uit het oog verloren. Het Westerse maatschappelijke model oefent immers een sterke en legitieme aantrekkingskracht uit op iedere wereldburger. Aangezien dit model gebaseerd is op een ongebreidelde consumptie die op haar beurt draait op een economie die nog altijd een onverzadigbare drang naar grondstoffen heeft, kùnnen de ontwikkelings- en transitielanden dit model onmogelijk overnemen: de gelimiteerde draagkracht van onze planeet laat dit niet toe. Als we – allicht voor het eerst in de geschiedenis – beseffen dat de aarde één eco-systeem vormt, dienen we te erkennen dat nu ook op wereldschaal de vrijheid van het ene individu aan dat van het andere raakt. Onze ‘vrijheid’ om naar eigen goeddunken en aan het huidige tempo natuurlijke rijkdommen te blijven consumeren beperkt voortdurend enerzijds de vrijheid van onze tijdgenoten om hetzelfde te doen maar anderzijds ook deze van toekomstige generaties, hier én in het buitenland. Tenzij men gaat beweren dat het ene individu nu eenmaal recht heeft op een ruimere mate van vrijheid dan het andere, zou iedereen die zich ‘liberaal’ noemt, zich hierdoor aangesproken moeten voelen.

In de zoektocht naar een oplossing voor de huidige klimaatcrisis, draagt het Westen dan ook een verpletterende verantwoordelijkheid, en dit om twee redenen.

Ten eerste is de klimaatverandering die we vandaag reeds ervaren – door de lange reactietijd van het klimaatsysteem – hoofdzakelijk het gevolg van de (historische) economische ontwikkeling van de klassieke industrielanden. Zonder het alsmaar groeiende aandeel van de nieuwe vervuilers (China, India, Brazilië…) te willen minimaliseren, gaat het niet op nù al van die landen te verwachten waar we voorlopig nauwelijks zelf in slagen. Bovendien is in deze landen de uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking nog altijd stukken lager dan bij ons. Het Westen heeft bijgevolg een voorbeeldfunctie om aan te tonen dat een innovatieve ‘groene’ en koolstofarme economie wél realistisch is. Het is een uitdaging om onze levensstandaard te behouden en die tegelijkertijd uit te breiden naar andere landen, terwijl de ecologische draagkracht van de planeet wordt gerespecteerd.

Wij geloven alvast dat een alternatieve invulling van economische ontwikkeling mogelijk is: technologische innovaties, grootschalige vrijwillige gedragsveranderingen en structurele ingrepen (bv. een verschuiving van de belasting op arbeid naar een belasting op onduurzame productie en consumptie) als onderdeel van een beleid gericht op een duurzame ontwikkeling zijn hiervoor essentiële elementen. Laten we hoopvol blijven: het goeie nieuws is dat er nog een ruime marge voor nieuwe maatregelen aanwezig is. Als we de enorme energieverspilling in onze maatschappij (bvb. door slecht geïsoleerde huizen, sluimerverbruik…) zouden kunnen bedwingen, zetten we al een grote stap vooruit. Het internaliseren van milieukosten – bij voorkeur op een zo groot mogelijke schaal – is eveneens noodzakelijk, maar enkel in een ruimer kader waarin ook door de overheid vastgelegde productnormen een rol blijven spelen. De recente aandacht voor een ‘Cradle To Cradle’-benadering waarbij grondstoffen doorheen de volledige levensfase van producten zoveel mogelijk in twee afzonderlijke (biologische en technologische) cycli blijven is eveneens een hoopvol signaal, maar het is twijfelachtig of we de luxe (lees: tijd) zullen hebben om enkel in te zetten op technologische innovaties. Als overtuigde democraten is een ‘groene dictatuur’ voor ons géén optie, maar het loont evenzeer de moeite om grondig na te denken over kwesties zoals sufficiëntie (zie o.m. ‘The Happy Planet Index’ van de New Economics Foundation).

Ten tweede is een versterkte internationale samenwerking vereist om armoede duurzaam te bestrijden en de strijd tegen corruptie te intensifiëren; om de overdracht van duurzame technologie naar ontwikkelingslanden te garanderen; en om politieke onderhandelingen te voeren die zullen leiden tot een duurzame en gecoördineerde aanpak van globale milieuproblemen. Men hoort vaak vertellen dat het geen zin heeft om in eigen land de uitstoot van broeikasgassen te verminderen als men bv. in China of India maar verder blijft vervuilen. Op lange termijn schuilt hierin zeker een gevaar, maar tenzij we miljarden mensen hun streven naar een hogere levensstandaard willen ontzeggen, zal het Westen inspanningen moeten leveren om de inzet van efficiënte en duurzame technologieën in dergelijke landen te vergemakkelijken. Van de beloofde technologie-overdracht is tot nog toe echter weinig in huis gekomen en ook de armoedebestrijding hinkt achterop: België blijft momenteel nog ver van de (nota bene wettelijk vastgelegde) belofte om tegen 2010 0,7 % van het nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp te besteden. Bovendien rijst de vraag wat de impact van de huidige economische crisis zal zijn op deze engagementen.

Om de transitie naar een koolstofarme samenleving mogelijk te maken, zullen er de komende jaren m.a.w. nog veel (slimme) investeringen nodig zijn. Het Stern-rapport indachtig, ligt de kostprijs van niét handelen echter vele malen hoger. Ongetwijfeld is er nog een lange weg te gaan, maar we kiezen ervoor optimistisch ‘by will’ te blijven. Om het met de woorden van de onlangs overleden Jaap Kruithof te zeggen: “Wie voor een rechtvaardige zaak vecht, mag de strijd nooit opgeven. Telkens zijn er nieuwe mogelijkheden. Zonder hubris, dus zonder te veel ineens te willen realiseren”.

Jesse Lambrecht en Jean Hugé zijn wetenschappelijk medewerker resp. aan de Universiteit Gent (Centrum voor Milieurecht) en aan de Vrije Universiteit Brussel (Vakgroep Menselijke Ecologie). Ze schrijven deze bijdrage in eigen naam.

Tags