Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

BOM in de strijd tegen terrorisme

BOM in de strijd tegen terrorisme

Dinsdag 20 december 2005 keurde de Kamer het “Wetsontwerp houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering van onderzoeksmethoden naar het terrorisme en de zware en georganiseerde criminaliteit”, beter bekend als de nieuwe BOM-wet, goed. Via deze BOM-wet komt er een sterke uitbreiding van de mogelijkheden tot infiltratie, observatie en informantenwerking. De Liga voor Mensenrechten heeft ernstige bedenkingen bij zowel de inhoud als de wijze van totstandkoming van deze wet.

Op 21 december 2004 ging het Arbitragehof, op verzoek van de Liga voor Mensenrechten, de Ligue des Droits de l’Homme l’Homme en het Syndicat des Avocats pour la Démocratie, over tot eengedeeltelijke vernietiging van de BOM-wet. Het Arbitragehof oordeelde dat verschillende artikelen van de toenmalige BOM-wet ongrondwettelijk waren. De wetgever kreeg tot 31 december 2005 de tijd om een reparatiewet op te stellen. Pas eind oktober werd een nieuw wetsontwerp ingediend in de Kamer. Het ontwerp moest dan ook volgens de spoedprocedure behandeld worden. Het parlement stemde hiermee in, waardoor het parlementair debat tot een minimum beperkt werd.
De Liga voor Mensenrechten stelt vast dat een gebrek aan parlementair en maatschappelijk debat stilaan een constante wordt in de totstandkoming van wetgeving in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Gezien het vaak gaat om wetgeving die raakt aan de fundamentele rechten en vrijheden, is dit democratisch deficit des te tragischer.

De ongerustheid van de Liga komt vooral voort uit twee belangrijke gebreken in het ontwerp. Ten eerste is er een te grote verschuiving van bevoegdheden van de onderzoeksrechter naar het parket. Ten tweede zijn veel bepalingen in al te ruime bewoordingen gesteld, waardoor de evenredigheid in het gedrang komt. Bovendien houdt het ontwerp geen rekening met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over het recht op een eerlijk proces.

Verschuiving van bevoegdheden van de onderzoeksrechter naar het federale parket
In het arrest van het Arbitragehof wordt gewezen op de noodzaak om de verantwoordelijkheid voor de meest ingrijpende onderzoeksmethoden bij een onafhankelijke magistraat te houden. De wetgever lijkt de boodschap maar half te hebben verstaan. Enerzijds wordt de controle op de bijzondere opsporingsmethoden aan de kamer van inbeschuldigingstelling toevertrouwd. Anderzijds voorziet het wetsontwerp dat het parket meer onderzoekshandelingen zal kunnen stellen zonder de controle van de onderzoeksrechter.

Zo kan de Procureur des Konings nu zonder tussenkomst van een onderzoeksrechter de politie machtigen een huiszoeking te doen, wanneer deze niet plaatsvindt in een woning of aanhorigheden van een woning. Waar de wet van 7 juni 1969 - inzake de opsporingen ten huize en de huiszoekingen - de betreding van private plaatsen verbiedt tussen 21 en 5 uur ’s morgens, wordt de tijdszone waarin bijzondere opsporingsmethoden toegelaten zijn drastisch uitgebreid. Het gebruik van fotografisch materiaal in het kader van observaties wordt mogelijk zonder bevel van de onderzoeksrechter. Daar deze maatregelen op een ernstige wijze de persoonlijke levenssfeer van individuen schenden, is het noodzakelijk om een onpartijdige en onafhankelijke opvolging te voorzien.

Evenredigheid?
De ruime bewoordingen die in het wetsontwerp gebruikt worden waarborgen niet dat de wet slechts gebruikt zal worden wanneer het echt nodig is. Zulke vage wetsbepalingen laten te verregaande inbreuken op de rechten van de verdachte toe.
Een voorbeeld: artikels 6,18 en 21 maken huiszoeking, inkijkoperatie en direct afluisteren te allen tijde mogelijk. Deze maatregel is veel ruimer dan nodig, en dus moeilijk te verantwoorden in het licht van het evenredigheidsbeginsel.

Uit het advies van de Raad van State en uit het arrest van het Arbitragehof blijkt duidelijk dat de BOM-wet op gespannen voet staat met het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces. Hoewel het Arbitragehof enkele zeer duidelijke richtlijnen gaf (vb. over observatie, infiltratie en informantenwerking), zijn deze niet terug te vinden in het aangepaste wetsontwerp. Bij de wetgever ontbreekt blijkbaar de wil om grondige veranderingen in het ontwerp door te voeren. De fundamentele rechten en vrijheden komen hierdoor volgens de Liga zwaar in het gedrang.