Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Opinie] GRENS

[Opinie] GRENS

Op respectievelijk 13 en 16 november publiceerden Etienne Vermeersch en Mia Doornaert in De Standaard een opiniestuk over de huidige politieke crisis. Het zijn sprekende voorbeelden van hoe vooraanstaande opiniemakers zich laten meevoeren in een radicale logica.

Ik werk geregeld in Halle. Laatst hoorde ik een inwoonster van deze stad - die vandaag alleen nog bestaat als component van de verdoemde as Brussel-Halle-Vilvoorde (onze eigenste nationale Bermuda-triangle) - het volgende zeggen: ‘De laatste tijd hebben wij hier in Halle opvallend veel last van de franstaligen. Ik liep laatst een winkel binnen en zowat alle verkoopsters waren franstalig. Ik ben terug buiten gegaan. Dat is hier toch Vlaams?!’ Het communautaire gebakkelei werpt zijn vruchten af. De politici die er prat op gaan dat zij zeggen wat het volk denkt, slagen er weer meesterlijk in om het volk te laten denken wat zij zeggen. De dagelijks verder radicaliserende politieke strijd tussen Vlaams en Frans, die weinig of niets te maken heeft met een of andere reële verzuchting van de doorsnee Belg, genereert bij de doorsnee Vlaming alvast een radicaal gedrag. Hij keert elke franstalige letterlijk de rug toe, omdat hij ‘last’ heeft van diens Franse taal.

Ik sla dagelijks hoopvol de krant open, gretig uitkijkend naar bijdragen die tot redelijkheid kunnen aanzetten. Die zijn er gelukkig nog wel, maar ze worden onmiskenbaar overschaduwd door de algemene teneur van radicalisering. Je zou verwachten dat vooraanstaande opiniemakers hun intellectuele gezag laten gelden om de politieke vaudeville een halt toe te roepen. Dat is alvast niet zo voor de opiniestukken van moraalfilosoof Etienne Vermeersch en columniste Mia Doornaert, verschenen in De Standaard op respectievelijk 13 en 15 november. In beide teksten wordt een betoog geformuleerd dat mijns inziens alleen maar olie op het vuur kan gooien.

Laat ik beginnen bij Etienne Vermeersch. Zijn opiniestuk draagt de veelzeggende en verontrustende titel ‘De taalgrens is de landsgrens’. Daarin lees ik onder meer het volgende: ‘Het wordt stilaan tijd dat men die mensen (de franstaligen , DT.) uitlegt dat de taalgrens voor alles wat taal betreft, gelijkwaardig is aan een landsgrens. Wie de grens van de anderen niet respecteert, kan niet beweren in vrede te willen leven, laat staan dat men een beroep zou kunnen doen op solidariteit.’ In niet meer dan twee zinnen schuift Vermeersch heel wat bedenkelijke standpunten naar voren.

Zeggen dat de taalgrens op het niveau van de taal in feite een landsgrens is, is zoveel als zeggen dat Wallonië en Vlaanderen op het niveau van de taal feitelijk twee verschillende landen zijn. In de actuele context van een oververhit politiek overleg - in zoverre er nog sprake kan zijn van een overleg en niet eerder gewaagd moet worden van blind en doof over en weer gooien van oorlogsretoriek - is dat op zijn minst een tendentieuze stelling, die door alle extremisten gretig opgepikt zal worden. Het opwaarderen van de taalgrens tot landsgrens klinkt hen ongetwijfeld als muziek in de oren.
De gedachte die Vermeersch formuleert, is volgens mij de aanzet tot een gevaarlijke logica. Vermeersch introduceert in feite een nieuw begrip inzake de bepaling van wat een land is, er bestaat volgens hem namelijk zoiets als de ‘taalnatie’ of het ‘taalland’. Daarbij geldt de taal als landsgrens bepalende factor. Het verschil in taal wordt ingeroepen om een bepaald gebied aan te duiden als een ander taalland. Vlaanderen en Wallonië zijn dan twee verschillende taallanden. Verdergaand in deze logica is de bevolkingsgroep die een andere taal spreekt dan ook een ander ‘taalvolk’, een volk met een andere ‘taalnationaliteit’, dat door een betonharde grens van de andere taalvolkeren gescheiden moet worden.
Als we nog verder doordenken op diezelfde lijn, dan zal heel snel de vraag rijzen of de taal/landsgrens ook niet gezien kan worden als een cultuurgrens. De gedachte dat er in Wallonië een andere cultuur heerst, die vanzelfsprekend niet te verenigen valt met de Vlaamse cultuur, is een gedachte die vandaag al erg populair is. In een restaurant hoorde ik een paar dagen geleden nog iemand als volgt reageren op de franstalige verontwaardiging over het feit dat minister Keulen geweigerd had om een paar burgemeesters in de Brusselse randgemeenten te benoemen: ‘Het zal wel aan het temperament liggen, zeker? De Latijnse cultuur.’ Cultuur, en meer bepaald het verschil in cultuur, is in een politiek klimaat dat door uiterst rechts gestuwd wordt - en dat is in ons land ondertussen toch al een paar decennia het geval - een klassieke splijtzwam. Het is een oeverloos herhaald argument om een zelfbeschermende nationalistische reflex te verantwoorden.
Als Vlaanderen en Wallonië op het niveau van de taal verschillende landen zijn, worden ze dat heel gemakkelijk ook voor wat cultuur betreft. Vervolgens vraagt het ook niet veel om ze ook op economisch en sociaal vlak tot verschillende landen te verklaren. En zo zijn we dan snel aanbeland bij een situatie waarin extremisten en separatisten gelijk hebben als ze de vraag stellen wat de twee landsdelen eigenlijk nog bindt.

Vermeersch stelt verder dat de franstaligen duidelijk de grens niet respecteren en bijgevolg blijk geven van een manifeste onwil om in vrede te leven. Eerst heeft hij, door het verharden van de taalgrens tot landsgrens, de franstaligen, voor wat taal betreft, tot buitenlanders gemaakt. Vermits de crisis zich in essentie precies op het niveau van de taal afspeelt, is het geen crisis meer tussen bevolkingsgroepen van hetzelfde land, maar een crisis tussen twee taallanden, twee taalvolkeren. Er staat dus plots een buitenlandse vijand aan de grens. De grens wordt door een buitenlandse taalmacht bedreigd en geschonden. Dat is een suggestie met verregaande gevolgen. In deze optiek worden de Vlaamse gemeenten waar zich veel franstaligen vestigen al heel snel gezien als ‘bezette gebieden’, franstalige ‘enclaves’, een terminologie die op menig Vlaams nationalistisch forum nu al wordt gebezigd.

Vermeersch beroept zich op een akkoord uit 1932 om zijn stelling te rechtvaardigen. Volgens dat akkoord zijn Vlaanderen en Wallonië immers officieel ééntalig. Het gaat bijgevolg voor de moraalfilosoof om een territorialiteitsbeginsel. Het zijn de franstalige Brusselaars die het territorialiteitsbeginsel met voeten treden door zich in BHV te vestigen en zich vervolgens niet aan te passen. Er kan volgens Vermeersch geen sprake zijn van enige Vlaamse toegeving als het gaat om territorium. Voor hem doen de faciliteiten en de huidige politieke en juridische rechten van de franstaligen in BHV daar in feite al afbreuk aan. Vermeersch maakt ook hier een paar terminologiekeuzes die op zijn minst gezegd erg ongelukkig zijn. ‘Territorium’ is een woord met sterke defensieve connotaties. Het roept vanzelf woorden op als ‘afbakenen’ en ’verdedigen’. In de context van de actuele crisis suggereert het alleen maar vijandigheid. Het gebruik van de term ‘aanpassen’ is al helemaal verdacht. ‘Aanpassen of oprotten’ is een ‘politieke’ gedachte waar extreem rechts een patent op heeft (hoewel ze door zowat alle andere politieke strekkingen, zij het dan met een in beleefdere bewoordingen geformuleerde verantwoording, geconcretiseerd wordt). Een vrijblijvend gebruik van deze terminologie is dan ook ondenkbaar. Het gebruik ervan refereert, of dat nu wel of niet door de gebruiker gewenst wordt, naar de extreem rechtse agenda.

Wie de door Vermeersch uitgeroepen landsgrens niet respecteert, zich niet wil aanpassen en het Vlaamse territorium hardnekkig met zijn Franse taal bezoedelt, verdient volgens hem ook geen solidariteit. Dat lijkt mij een behoorlijk aanmatigende houding. De economisch en financieel sterkste schakel permiteert het zich om zich betuttelend en neerbuigend op te stellen tegenover de zwakkere schakel. ‘Als je uit onze hand wil eten, zing dan maar een toontje lager!’ Het doet denken aan de neo-koloniale attitude van de rijke wereld ten aanzien van de onderontwikkelde landen. ‘Wij betalen de benzine, dus bepalen wij ook waar we naartoe rijden.’ Wallonië als ontwikkelingsland.

En dan Mia Doornaert, die op haar beurt een opmerkelijk standpunt formuleert, waarin alle elementen van Vermeersch terugkomen. In de opening van haar betoog stelt ze duidelijk dat ze heel erg houdt van Brussel, ‘van de meertaligheid en veelkleurigheid in deze stad, de internationale sfeer, de discrete charmes en het rijk cultureel aanbod’. Maar dan trekt Doornaert scherp van leer tegen de franstaligen. Zij negeren en bestrijden voortdurend de taalgrens, zij vestigen zich in Vlaanderen zonder het elementaire respect voor afspraken en omgeving op te brengen door Nederlands te leren, zij gedragen zich als veroveraars en bezetters. Bizar is dat toch. Zodra we ons op Vlaams territorium bevinden, zijn meertaligheid, veelkleurigheid en internationale sfeer plots geen dingen meer om van te houden, maar onduldbare bedreigingen.

Doornaert ergert zich mateloos aan franstaligen in Dilbeek, die winkels binnenkomen en in het Frans beginnen, zonder eerst te vragen ‘Spreekt u Frans?’ Dat is exact dezelfde bekrompenheid als door de inwoonster van Halle geëtaleerd werd. Bij deze laatste valt dat nog te pardoneren, ze bazelt maar na wat er in de lucht hangt. Maar vanwege iemand die behoort tot het selecte clubje opiniemakers van een vooraanstaande krant, is zoiets bijzonder pijnlijk. Doornaert stelt terecht dat wanneer de twee constituerende gemeenschappen niet beide thuis kunnen zijn in de hoofdstad, dat er dan een bom onder het land gelegd wordt. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat die bekommernis opgaat voor het hele land. Als franstaligen niet welkom zijn op Vlaams grondgebied, of omgekeerd, dan resulteert dat toch in eenzelfde explosieve situatie. De schizofrenie hierover is totaal onbegrijpelijk.

Vorige maand logeerde Gerardo Alfonso, een Cubaanse zanger en muzikant, een paar dagen bij mij thuis. Op de tweede dag van zijn verblijf in Mechelen werd hij ’s middags opgepikt door iemand die hem de stad zou laten zien. De dame in kwestie had bij de dienst Toerisme een kleine stadsgids opgepikt, in het Spaans. Ik zou eens moeten nagaan in hoeveel talen dat boekje beschikbaar is. Maar ongetwijfeld zal er ook wel een Franse, een Engels en een Duitse versie van bestaan. En ik neem aan dat Mechelen niet de enige stad is die buitenlandse bezoekers informatie in verschillende talen aanbiedt. Dat is toch opmerkelijk. Als het om toeristen gaat, dan zijn we in Vlaanderen niet te beroerd om die mensen wegwijs te maken in hun eigen taal. Geen mens die daar een probleem rond maakt. We spreken dan over ‘gastvrijheid’. Maar als Franstalige landgenoten numeriek sterk vertegenwoordigd zijn in een Vlaamse gemeente en daarom vragen om gemeentelijke diensten ook in het Frans aangeboden te krijgen, dan is dat arrogant, opdringerig en vooral respectloos tegenover de Vlamingen. ‘Geen respect voor de grens, schending van het territorialiteitsbeginsel’ heet het dan. Er is natuurlijk een belangrijk verschil. De anderstalige toerist is maar een passant, na zijn bezoek verdwijnt hij weer en heeft dan hopelijk een flinke som geld achtergelaten. ‘Gastvrijheid’ is een rekbaar begrip. Onze franstalige landgenoot is natuurlijk een blijver. Vreemde luizen die blijven, veroorzaken duidelijk veel meer jeuk.

‘De splitsing van BHV, juridisch en politiek, moet er komen’, schrijft Etienne Vermeersch nog. Dat is manifest onjuist. De voorzitter van het Grondwettelijk Hof heeft dat onlangs nog duidelijk gezegd. Er moet voor BHV een oplossing komen - zoniet zijn volgende verkiezingen ongrondwettelijk - maar niets zegt dat die oplossing een splitsing móet zijn. Men kan er dus nog altijd voor kiezen om dat niet te doen. Misschien zouden we er beter aan doen om dat akkoord van 1932 over de eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië eens goed op zijn houdbaarheid te testen. We leven tenslotte drie kwart eeuw later. De moderne wereld veranderd snel. In die wereld van vandaag, waar op zoveel niveaus gestreefd wordt naar grenzenloosheid, zou een concept als de taalgrens toch als hopeloos verouderd beschouwd moeten worden? Het ware wellicht veel interessanter - en politiek veel indrukwekkender - om de taalgrens af te bouwen, in plaats van er een soort Berlijnse muur van te maken. In dat opzicht is het oprichten van een federale kieskring zowat het intelligentste idee dat in de huidige crisis naar voren is gebracht.

Er is een tijd geweest dat Vlamingen wereldwijd bekend stonden als mensen die altijd en overal hun best deden om anderstaligen , al was het maar met een paar woorden, in hun taal te woord te staan. Vlamingen werden wereldwijd geroemd om hun welwillendheid en ook kundigheid om zich vreemde talen eigen te maken. Wellicht is dat voor veel doorsnee Vlamingen nog altijd zo, maar op een politiek niveau heerst vandaag een heel andere mentaliteit. Elke anderstalige die voet op Vlaams territorium zet en daar wenst te blijven, dient zich aan te passen en Nederlands te spreken. Welke politieke strekking voor die ontwikkeling verantwoordelijk is, daar hoeft geen tekening bij. Het is alleen triest dat de intelligentia van dit land zich zo gemakkelijk voor die radicale kar laat spannen.

Dirk Tuypens,
24 november 2007

weinig veranderd

U heeft gelijk.Wij deden en doen nog altijd ons best om in het frans te spreken.En mijn vroegere franstalige werkmakkers(walen) deden dat moet gezegd ook hun best om in het nederlands te spreken.