Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Congo: President Kabila in nesten

Congo: President Kabila in nesten

Na één jaar regeren zit president Kabila van Congo serieus in nesten. De bevolking ziet weinig beterschap. Kabila is vernederd na een mislukte militaire operatie tegen de opstandige generaal Nkunda. En het Westen lust Kabila rauw omdat hij miljardencontracten met China sluit.

Eén jaar na het aantreden van Joseph Kabila als verkozen president van Congo maakt het Westen de balans op. "The space for opposition politics is rapidly closing", schrijft het US Institute for Peace begin februari 2008 (1). In USIP zitten nota bene ook de ministers Condoleezza Rice van Buitenlandse Zaken en Robert Gates van Defensie. Een Europees diplomaat in Congo zegt: "Congo is nu the worse place to invest ". Vanuit Westers perspectief brengt president Kabila er niets van terecht. Vanuit Congolees perspectief ligt dat evenwel helemaal anders. De president en de regering van Antoine Gizenga hebben zeker drie dossiers in gang gezet, en niet van de minste: telkens gaat het om gecompliceerde dossiers, die ook in het Westen bijzonder gevoelig liggen.

In april 2007 startte de regering een Contract Review. Sindsdien worden alle contracten doorgelicht die tijdens de oorlogsperiode (1998-2003) gesloten zijn tussen parastatalen - vooral in de mijnsector - en buitenlandse firma's. De Contract Review zou Congo, dat rijk is aan grondstoffen, aanzienlijke meeropbrengsten kunnen opleveren. Maar het proces heeft tegelijk de grote spelers in de boomende mijnsector nerveus gemaakt. De regering tracht de screening autonoom uit te voeren. Dat levert haar het verwijt op dat de Review niet transparant gebeurt. En het gaat traag. Pas eind februari zijn de mijnmaatschappijen verwittigd van wat de regering in de contracten wil veranderen.

President Kabila had in 2006 al laten verstaan dat hij China als model ziet. Die optie wordt intussen concreet. In september 2007 sloot Congo met China een kaderakkoord met een waarde van 8,5 miljard dollar. China investeert voor dat bedrag in infrastructuur, ziekenhuizen en scholen maar laat zich terugbetalen met grondstoffen. De bevolking heeft het akkoord positief onthaald, omdat China kennelijk snel met aanzienlijke investeringen komt, daar waar Westerse geldschieters eindeloos voorwaarden blijven stellen. Maar in het Westen zet ook dit dossier kwaad bloed. Daar leeft de schrik (en bij sommigen zelfs de overtuiging) dat Congo al zijn rijkdommen weggeeft aan China en dat de Contract Review dient om concessies af te nemen van Westerse mijnmaatschappijen en ze door te schuiven naar Chinese bedrijven. "Déshabiller les uns pour habiller les autres", zo heet het in Congo.

President en regering hebben ook de instabiliteit in Oost-Congo bij de wortel aangepakt. In augustus 2007 begon een operatie om de opstandige generaal Laurent Nkunda militair uit te schakelen. Nkunda heeft zich tijdens de oorlog opgewerkt in de door Rwanda gestuurde collaboratiebeweging RCD. Hij heeft zich in Kisangani en nadien in Bukavu schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden. De VN-troepenmacht MONUC heeft nooit enige actie van betekenis tegen Nkunda ondernomen. De afgelopen jaren mocht de generaal zich ingraven in Noord-Kivu. Daar liet hij zich bevoorraden vanuit Rwanda en bleef hij de bevolking terroriseren. Midden januari - terwijl hij in Goma over vrede onderhandelde - hebben Nkunda's troepen in Kalonge en de dorpen daar rond alweer een slachting aangericht.

Het offensief van het Congolese leger vorderde tot november. Vanaf dan mengde het Westen zich actief in het dossier, via zijn informele contactgroep P3+2 (drie permanente leden van de VN-Veiligheidsraad nl. de VS, GB en Frankrijk en twee tijdelijke leden België en Zuid-Afrika), die op onderhandelingen aanstuurde. Het Congolese leger raakte, na een aantal overwinningen, in december in het defensief. Op dat ogenblik wreekte zich de zogenaamde brassage (het samenvoegen van de oorlogvoerende partijen in één leger): van de 20.000 soldaten die tegen Nkunda werden ingezet, zouden er zo'n 13.000 tot de pro-Rwandese RCD-vleugel behoren en zij weigerden Nkunda de genadeslag te geven. Eén van de bevelvoerders van de operatie - de beruchte generaal Gabriel 'Tango Fort' Amisi - heeft in 2002 samen met Nkunda de slachting van Kisangani aangericht. Dat hij nu aan het commando stond, heeft kennelijk bijzonder demotiverend gewerkt op het voetvolk dat tegen Nkunda werd ingezet.

Het Congolese leger verloor dus de operatie tegen Nkunda en moest onderhandelingen aanvaarden.

Kabila verzwakt
Op zich zijn zowel de Contract Review als het akkoord met China als de operatie tegen Nkunda positieve ontwikkelingen voor Congo. En toch hebben ze de positie van president Kabila en de regering-Gizenga niet verstevigd, integendeel.

Het dossier-Nkunda is voor president Kabila rampzalig uitgedraaid. Tijdens de vredesconferentie van Goma in januari 2008 heeft hij een slecht akkoord moeten aanvaarden. Daar waar het Westen eerder nog het Congolese objectief ondersteunde, althans verbaal, om in heel het grondgebied het staatsgezag te herstellen, heeft het in Goma net het tegendeel doorgeduwd. Niet het Congolese leger maar wel de VN-troepenmacht Monuc gaat de bufferzones controleren waar de rebellengroepen moeten ontwapenen. Nochtans heeft het Congolese leger in de Ituri-streek in Noord-Oost-Congo getoond dat het hele gebieden kan pacifiëren.

Bovendien, en daarvan getuigen nu de verslagen in de Westerse pers, heeft er in de dominante analyses een omkering van de dader-slachtoffer-relatie plaatsgevonden. Het Westen weigert kennelijk om de hoofdverantwoordelijkheid voor de instabiliteit in Oost-Congo bij de Nkunda-Rwanda-as te leggen; het viseert nu integendeel de Hutu-milities (zoals die van de Rwandese FDLR-beweging) die in Congo blijven.

Daarbij komt dat Nkunda amnestie zou krijgen. Dat heeft Vital Kamerhe, de voorzitter van de Assemblée Nationale die openlijk de Westerse kaart trekt, laten uitschijnen.

Vanwege dit debacle verspeelt president Kabila het krediet dat hij genoot in Kivu, toch de streek waar hij in 2006 de quasi-totaliteit van de stemmen wegkaapte. "Kabila est vomi au Kivu", zegt een hoge legerofficier.

De president begaat ook regelrechte flaters, die hem - volgens politieke analisten in Kinshasa - zelfs doelbewust zouden zijn ingefluisterd, bij voorbeeld door zijn kabinetschef Raymond Tshibanda. Zo heeft de president 26 topmagistraten benoemd (en 92 anderen met pensioen gestuurd) hetgeen meteen tot een proteststaking van de rechters heeft geleid. Zo is ook de vroegere gouverneur van Noord-Kivu, Eugène Serufuli, aangesteld tot baas van de elektriciteitsmaatschappij SNEL. Maar ook Serufuli komt, net als Laurent Nkunda, uit de door Rwanda geleide RCD-rebellenbeweging en hield er, net als Nkunda, een eigen militie op na waarmee ook hij terreur heeft gezaaid. Door zulke feiten gaat een deel van de publieke opinie nu toch de leugen geloven dat Kabila "een Rwandees" is, zoals zijn grote rivaal Jean-Pierre Bemba tijdens de verkiezingscampagne heeft rondgestrooid.

President Kabila heeft bij zijn inauguratie in december 2006 aangekondigd dat hij Cinq Chantiers zou aanpakken: de infrastructuur (wegen, spoorwegen en bruggen), de werkgelegenheid, het onderwijs, water en elektriciteit en gezondheid. Maar de bevolking wordt geconfronteerd met een scherp stijgende levensduurte en ziet in het dagelijks leven geen materiële verbetering. Over de ploeg van premier Gizenga overheerst de indruk dat ze met de armen gekruist afwacht tot China de grote middelen inzet.

In dat klimaat komen er concurrenten voor president Kabila naar voor. Vooral Moïse Katumbi, de goeverneur van de mijnprovincie Katanga, werkt zich op. Hij zet zich openlijk tegen de China-akkoorden af en wordt door de Westerse diplomatie vrij serieus genomen. Zijn relatie met president Kabila is aan het evolueren. Katumbi heeft in Katanga de kiescampagne van Joseph Kabila gesteund en de president heeft Katumbi afgeschermd voor gerechtelijke vervolging in Zambia, waar hij riskeerde gearresteerd te worden voor fraude. Maar in december heeft Zambia de vraag om uitlevering van Katumbi geannuleerd. Het lijkt alsof de Katangese gouverneur zich nu ten aanzien van Kabila afstandelijker opstelt. Hij put uit zijn persoonlijke rijkdom om zijn populariteit te vergroten, tot in Kinshasa toe. En hoewel hij zich uitspreekt tegen elk Katangees secessionisme, maakt hij wel een strijdpunt van de Congolese decentralisatie en van de bepaling in de grondwet dat de provincies 40% van de inkomsten van taksen en heffingen aan de bron voor zichzelf mogen afromen. Katumbi, die begin 2007 als gouverneur aantrad, heeft dat principe van meet af aan in praktijk gebracht, tot de regering in Kinshasa in 2007 die inkomsten zelf opeiste.

Binnenkort verschijnt mogelijk ook Jean-Pierre Bemba op het toneel. De vroegere rebel Bemba, die vice-president was in het overgangsregime (2003-2006) maar het tijdens de presidentsverkiezingen tegen Joseph Kabila moest afleggen, is voorjaar 2007 naar Portugal gevlucht. Sommige kringen in het Westen vinden al lang dat Bemba de Congolese oppositie zou moeten leiden. Midden maart zou het Congolese parlement het vredesakkoord van Goma bespreken. De oppositie zou dan volgend spel willen spelen: als generaal Nkunda daadwerkelijk amnestie krijgt, dan ook Jean-Pierre Bemba. Het hierboven geciteerde USIP-rapport gaat nu een stap verder en schrijft: "Should president Joseph Kabila's progressive weakening continue and a leadership vacuum emerge, Bemba would be a strong candidate to fill it". Daarbij wordt de spons geveegd over het feit dat ook Bemba een oorlogscollaborateur is wiens MLC-beweging onnoemelijke oorlogsmisdaden heeft gepleegd (tot kannibalisme toe). Als deze Jean-Pierre Bemba desondanks naar Congo mag terugkomen, kan Joseph Kabila zich allicht niet lang meer handhaven.

(1) Tatiana CARAYANNIS, Elections in the DRC. The Bemba Surprise. USIP Special Report, 1 feb. 2008

Dit artikel verschijnt ook in Uitpers, maart 2008