Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Roma met een hart

Roma met een hart

Alexander wuift me uit. Ik roep nog na dat ik volgend weekend misschien wel naar het groot feest kom. Over de sporen achter het gebouw, de grens tussen droom en werkelijkheid, kom ik direct bij de trein. Het is storm in mijn hoofd. Ik kan de onwezenlijke droomervaring niet verzoenen met de harde realiteit. Dat is een probleem waar ik wel eens meer mee kamp, maar nu is er toch wel een erg specifieke aanleiding. In de koude ochtendlucht, stap ik wat verweesd weg van het oude postgebouw, waar een tiental Slowaakse Roma-gezinnen hun zoveelste voorlopige onderkomen hebben gevonden. Het voelt alsof ik net ben ontwaakt uit een magische wereld en in alle kilheid, verlatenheid en eenzaamheid ben terechtgekomen in de echte. Voor ons is de voorbije avond een flits geweest. Voor hen is het geen droom, geen flits. Hoop en wanhoop, energie en moedeloosheid, amusement en treurnis, ogenschijnlijke tegenpolen, maar het zijn de wetmatigheden van het leven in het oude postgebouw. Het is misschien die permanent verwarrende toestand die me door elkaar schudt.

Georgi en zijn gezin woont achter de 'zonder hart'

Niets vermoedend staan Kimberly, mijn onderzoekspartner in crime, en ik de dag ervoor op het Sint-Pietersplein in Gent. We hebben voor ons onderzoeksproject een afpsraak met Tibor en Wolf Bruggen. We zien het troosteloze, grijze kantoorgebouw dat geen enkele voorbijganger nog opmerkt en dat al zijn nut verloren heeft. Sinds kort trekt dit oude postgebouw terug de aandacht, ook al betwijfel ik of de doorsnee Gentenaar weet waarom die levensgrote spandoek daar op het gebouw hangt: “Gent zonder hart, Roma zonder dak”. Samen met een groep krakers, die zich hebben verenigd in de Ondersteuningsgroep Gentse Roma, dolen een tiental Slowaakse gezinnen, ongeveer 60 mensen waarvan het grootste deel kinderen, al sinds oktober 2006 van kraakpand tot kraakpand. Toen werden ze uit hun gekraakte verblijfplaats gezet, omdat ze moesten wijken voor stadsvernieuwing. De stad is een monster dat zichzelf vernieuwt en daarbij oude gebouwen en haar occasionele bewoners uitspuwt. Sindsdien is er nog geen structurele oplossing voor deze mensen uit de bus gekomen, met als gevolg dat ze zich nu bevinden in het zoveelste kraakpand: het leegstaande oude postgebouw. Ook hier moeten zij binnen een maand opkrassen. Het gebouw zit vol asbest en zal worden gesloopt.

‘De Gentse Roma’, zoals zij ondertussen genoemd worden, zijn regelmatig in de media geweest. Ook de krakers hebben hen op deze manier gelabeld: ‘Roma’ staat immers te lezen op het spandoek. Dakloosheid is natuurlijk geen typisch Roma-probleem. Ook al heb ik enorm veel sympathie voor de ondersteuning die de krakers aan deze mensen geven (waar zouden zij staan zonder hen?), toch heb ik wat schrik dat dit enkel bijdraagt tot de vertekende beeldvorming van deze groep mensen. Ik vraag me af wie de mensen zijn achter ‘de Gentse Roma’. Voor mij zijn het mensen en zo wil ik hen ook benaderen. Niet toevallig dat het woord ‘Rom’ in het Romanes (de taal van de Roma) ‘mens’ betekent.

Samen met Tibor, zelf een Slowaakse Rom die naar België vluchtte uit angst voor de racistische aanvallen van gewelddadige skinheads, staan we te wachten aan de achterkant van het postgebouw. Er staan nog twee studenten journalistiek die maar al te graag met ons naar binnen willen. Ze hebben een camera bij om een reportage te maken voor een eindwerk. “Gelukkig voor jullie dat deze mensen in deze situatie zitten, anders hadden jullie geen onderwerp!” merkt Tibor op. Merk ik daar een vleugje cynisme in zijn stem? Het zou me niet verbazen. Zomaar bij vreemden komen binnenvallen met een camera, het lijkt me niet altijd even uitnodigend tot gesprek. Natuurlijk presenteren de bewoners zich met de slogan ‘Gent zonder hart, Roma zonder dak’ aan de buitenwereld en tonen ze zich open voor dialoog. Hebben wij een hart? Ik betwijfel of we ons hart tonen door hier enkel uit eigenbelang naar binnen te gaan om er voor ons onderzoeksproject zoveel mogelijk uit te halen en deze mensen te beschouwen als onderzoeksobjecten. Ik neem me voor het gebouw te betreden met een hart en zonder plan. Kimberly en ik zijn niet gekomen om Roma te interviewen en een spervuur van vragen op hen af te vuren. We willen hen als mensen benaderen. Tijdens het wachten beseffen we immers dat hier mensen leven, wonen. We zijn zenuwachtig omdat we niet willen dat deze mensen ons zien als de zoveelste gadjé die eens een kijkje komen nemen en dan hup, weer weg. Het is een wankel evenwicht tussen afstand en nabijheid. Ook Tibor kampt met dezelfde vrees. Hij wil met zijn eigen ogen zien in wat voor een toestand zijn landgenoten verkeren, maar hij vreest dat sommige van de bewoners hem gaan verwijten dat hij niets voor hen doet, of dat zij hem gaan vragen hen te helpen, terwijl hij eigenlijk niet veel kan doen. “Toen ik nog op de integratiedienst van de stad Gent werkte, heb ik de stad herhaaldelijk gewaarschuwd dat deze situatie eraan stond te komen. Ze hebben nooit geluisterd” vertelt hij.

Olli, een kraker van de Ondersteuningsgroep, leidt ons voor. We zien meteen wat leegstand betekent. In de benedenverdieping is het donker, kil, smerig en vooral: leeg. We gaan naar de derde verdieping, waar het gezin van Georgi en Evitsa woont, met 4 kinderen: Rosalia, Simona, Stefania, en Alexander. De meisjes zijn niet ouder dan 13. Simona, een klein, tenger meisje, is een jaar of 6. Alexander is de oudste, hij is een jaar of 16. Hun woonvertrekken, voormalige bureaus, zijn zo gezellig mogelijk ingericht met meubels die de krakers met verhuiswagens van kraakpand tot kraakpand sleuren. Ze springen erg creatief om met de ruimte. We komen binnen in een tussengang die zij nu als keuken en zitruimte hebben ingericht. Er staat een tafeltje waar Georgi en Evitsa zitten, samen met gasten van een andere familie uit een nabijgelegen kantoor, die ze ontvangen om koffie te drinken. Gezellig is het wel. We worden onmiddellijk enorm gastvrij en hartelijk onthaald. De kinderen staan te drummen om ons een hand te geven. Verwonderlijk om te zien hoe de bestemming van die kantoren is veranderd en de ruimte is omgetoverd van leegstaand kantoor tot woonruimte. Er staan kasten met borden, glazen en kopjes. Een elektrisch vuurtje om water en eten op te warmen. Op de kasten staat zelfs decoratie: een valse bloem en wat beeldjes. Naast de tussengang bevinden zich twee kamers: in de kamer links staat een bed waar Stefania en Alexander slapen. In de kamer rechts staat een tv, een dvd-speler, een bed, een zetel en een elektrisch vuurtje. ’s Nachts leggen ze hier matrassen op de grond, waarop de rest van het gezin slaapt.

De meisjes zijn aan het tekenen. Ze tekenen alllemaal hetzelfde hartje, alsof ze tegelijk zoveel mogelijk liefde naar ons sturen. De twee studenten beginnen aan hun reportage. Vader Georgi stuurt meteen zijn woordvoerder naar het front: zijn dochter Stefania. Zij moet een jaar of 12 zijn. Ze is niet op haar tong gevallen en vertelt zaken die haar zijn ingelepeld: “De burgemeester van Gent moet voor ons woningen voorzien. Wij willen gelijke rechten om te wonen en te werken.” De kinderen spreken beter Nederlands dan de ouders. Georgi verstaat Nederlands, maar heeft grote moeite om zich uit te drukken. Vooral Alexander, de oudste, is tolk als Georgi iets wil zeggen. Op het keukentafeltje ligt de Standaard open op een groot artikel over de Gentse Roma: ‘Van kraakpand tot kraakpand’. Antropoloog Maurits Eycken, voor Kimberly en mijzelf geen onbekende, argumenteert erin dat Roma een specifiek beleid nodig hebben. “Wat betekent dit woord, ‘beleid’?” vraagt Georgi ons.

Ik spreek een Belgische aan met de ongelukkige openingszin: “Ben jij één van de krakers?” “Ik ben een mens” antwoordt ze nogal wantrouwig en gepikeerd. Excuseer, denk ik bij mezelf, ik ben niet de enige die mensen een label opkleeft. “In situaties als deze moeten we elkaar toch allemaal benoemen” antwoord ik. Ik vraag haar hoe zij dit allemaal organiseren, telkens opnieuw verhuizen van pand tot pand. Ondertussen zijn de twee studenten vertrokken. Wij blijven nog even om de mensen achter ‘de Roma’ te leren kennen. In de woonkamer is Kimberly inmiddels gestart met een heuse tekenacademie. Met haar tekentalent maakt ze heel wat indruk op de meisjes. Alexander neemt plaats op de zetel en tracht stokstijf te blijven zitten, voor het portret dat Kimberly van hem maakt. Hij begint regelmatig te lachen, maar toch neemt hij zijn rol als model heel ernstig op. Iedereen toont er bewondering voor, hoe Kimberly Alexander op papier tovert. Als Alexander zelf achteraf het resultaat ziet, is hij apetrots. Hij vraagt nog of Kimberly ook het kruisje erbij wil tekenen dat hij rond zijn hals draagt.

Ondertussen hebben de meisjes mij op sleeptouw genomen in de grote, lege kantoorruimte naast de als woonkamer ingerichte bureau’s. Deze grote ruimte doet dienst als speelplaats voor de kinderen. Het is er heel wat kouder, maar dat deert niet. De energie die de meisjes ten toon spreiden en van mij vragen, zorgen ervoor dat ik al snel nat in het zweet sta. Ze bespringen me, ze hangen aan me, ze vechten om mijn aandacht. Ze mogen niet elke dag spelen met een zotte gadjo. Na een tijdje merk ik dat ik rondloop met drie meisjes op mijn arm. Eén voor één willen ze in het rond gezwierd worden, op mijn rug en schouders zitten, opgepakt worden. Het is een uitzinnig kabaal van jewelste. Ze roepen, ze tieren, buiten zichzelf van plezier. Georgi komt een kijkje nemen. Hij ziet er minder vrolijk uit. Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat hij er wat teneergeslagen bijloopt. Deze aanslepende situatie moet voor een trotse pater familias erg vernederend zijn. Toch zijn het niet enkel de kinderen die feesten. In een speciaal daartoe ingerichte kamer is een heuse fuif aan de gang. Uit de boxen van een tv schalt traditionele muziek op een technobeat gezet. Georgi nodigt me uit om mee te doen. Het kan niet meer stuk, denk ik bij mezelf. Een paar uur geleden kenden Kimberly en ik het oude postgebouw enkel van de foto’s met het spandoek. Nu dansen we samen met Georgi en zijn vrolijke familie. Na een tijdje komen ook de kinderen erbij en als Kimberly ook het uitzinnige gezelschap vervoegt, is het feest compleet. We zwieren onze schoenen uit en dansen in het rond met de meisjes, die opnieuw drummen om met mij en Kimberly te mogen dansen. Stefania en Rosalia lachen me uit. Zij hebben duidelijk een aangeboren danstalent, iets waar ik niet op kan teren. Maar ze lijken de manier waarop ik dans grappig en charmant te vinden. Rosalia draai ik rock ’n rollgewijs in het rond aan mijn rechterhand, terwijl ik aan mijn linkerhand de kleine Simona begeleid. Rosalia daagt me regelmatig uit door te schudden met haar schouders en heel diep door haar knieën te buigen, tot helemaal tegen de grond. Een beweging die ik wel meer Roma-danseressen in films heb zien maken. Jong geleerd, zo blijkt. Kimberly’s danskwaliteiten wekken meer indruk. Wanneer ze de dans aangaat met Georgi, begint iedereen te roepen en te klappen. Wat een feest!

Georgi nodigt ons even terug uit in zijn keukentje, voor een koffie. “Zo is het hier elke avond feest” zegt hij. Ik heb plots veel bewondering voor deze mensen. Doorheen de diepste miserie en uitzichtloosheid, vinden zij nog de levensvreugde om alle wanhoop van zich af te gooien en zich te amuseren. Dat is misschien iets wat wij niet echt kunnen vatten. Het zou wel eens kunnen dat zij anders omgaan met verlies en ongeluk. Begrafenissen vieren zij ook met dans en feest. Toch zijn er universele tekenen van wanhoop en teneergeslagenheid. Dat merk ik wanneer Georgi begint te praten over Slowakije. Hij toont een snee in zijn nek. “Van de skinheads” zegt hij. “Ik kon niet meer in Slowakije blijven. Twee jaar geleden ben ik met Evitsa en mijn jongste kinderen naar België gevlucht. Mijn oudste zonen heb ik in Slowakije moeten achterlaten. Ik had gewoon niet genoeg geld om hen mee te laten overkomen.” Voor Slowakije heeft hij geen goed woord over. Alexander mengt zich in het gesprek en vertelt dat ze nooit naar school zijn kunnen gaan: “We werden gewoon buitengepest, ook door de leerkrachten! Hier in België gaan we allemaal naar school en worden we niet gediscrimineerd. Ik volg nu Nederlands en vanaf volgend jaar ga ik naar de normale school.”

Ik ben nog maar net bekomen van het dansfeest, of de meisjes staan alweer aan mijn mouw te trekken om te gaan spelen. Ze hebben een bal bovengehaald. Wat volgt is een voetbalwedstrijdje in de grote kantoorruimte, met een troep uitzinnige, onvermoeibare kinderen die als gekken in het rond krossen. Het is ondertussen 22u, maar de kinderen zijn nog even onstuimig als twee uur geleden. Georgi komt nog eens een kijkje nemen. Wanneer alle kinderen de bal achterna hollen tot in een andere kantoorruimte, trekt hij ons binnen bij een andere familie, om ons te verstoppen voor de kinderen. Het duurt niet lang voor ze in alle kabaal de kamer binnenstormen. Nadat de storm is gaan liggen, raken we aan de praat met een oude vrouw. Ze toont haar verbrande hand. “Twee weken geleden is er kokend water over gevallen” vertelt ze. “Ik heb geen geld om er zalf voor te kopen. Het doet nog steeds pijn.” Achter haar zie ik een klein jongetje na een zware hoestbui ademhalen in een verstuiver. Hij heeft astma. De vrouw steekt een klaagzang af, waar we minder dan de helft van begrijpen. Toch knikken we begrijpend en instemmend.

Dan begint uiteindelijk de moeheid toe te slaan. We gaan met z’n allen in de zitruimte wat Indische Bollywood-musicals kijken. De kinderen zijn er verzot op. Zou er dan toch nog iets van de Indische roots in het Roma-bloed zijn achtergebleven? Georgi is zich alleszins bewust van die roots. Hij zegt dat het niet verwonderlijk is dat zijn dochters de teksten woord voor woord meezingen. Het Romanes vertoont immers nog gelijkenissen met het Indisch. Ik vraag Rosalia of ze begrijpt wat ze zingt. Ze knikt nee, waarna ze onverstoord voortgaat met haar Indische gezangen. Ik lees de Engelse ondertitels: “He is so cute, who is he?” De typische Bollywood-overdaad aan meligheid. We krijgen suikerbrood en cola aangeboden. Ik begin me stilaan af te vragen waaraan wij deze ongelooflijke gastvrijheid hebben verdiend. Een gedachte die daar niet ver van af ligt: waaraan hebben deze mensen deze mens-onwaardige situatie verdiend? Zij zijn evenveel mens als Kimberly en ikzelf. Het is vanuit deze visie dat Caritas deze mensen aan voedsel helpt, voedsel dat zij aan ons aanbieden omdat wij hun gasten zijn. Ik voel me daar dan ook erg ongemakkelijk bij.

Kimberly’s tekentalent wordt weer op de proef gesteld. Simona wil dat Kimberly de Indische actrice overtekent die op het dvd-hoesje staat. Het portret van Alexander heeft inmiddels een ereplaats gekregen op de kast in het keukentje. Het wordt laat. Het valt ons zwaar, maar we moeten afscheid nemen. Na één avond, het was er wel eentje om over naar huis te schrijven, is dat afscheid al heel emotioneel. De meisjes proberen ons daar te houden. “Blijven jullie niet slapen?” vragen ze. Kimberly antwoordt dat we zeker nog eens terugkomen. Hun gezichtjes lichten op bij dat vooruitzicht. Ze nodigen ons uit op het groot feest volgende zaterdag. Er zal muziek zijn, eten en vooral, heel veel volk van binnen en buiten het gebouw. “Iedereen is welkom!” zegt Georgi. Ik wou dat ik deze mensen ook bij me thuis kon uitnodigen voor een avondmaal of zo. Ik zou zo graag iets terugdoen, maar ik voel me machteloos. We zijn enkel een luisterend en begrijpend oor geweest. En we gaan hun verhaal brengen. Aan het raam in de andere kamer, waar het donker is, kijk ik samen met Georgi beschouwend over het Sint-Pietersplein. Het leven van de Gentse burgers gaat zijn gang. Er hangt een melancholische sfeer. Plots zegt hij: “Ik kan echt niet terug naar Slowakije.” Ik krijg een krop in de keel.

Georgi en Stefania vergezellen ons naar beneden. Stefania wil ons niet laten gaan. Ze heeft het koud en gehuld in een dikke sjaal die Kimberly rond haar hals heeft gewonden, klampt ze zich aan ons vast. Aan de treinsporen achter het postgebouw, staan ze ons uit te wuiven. We zijn beland aan de grens tussen droom en werkelijkheid. Wij ontwaken uit onze droom: de hallucinante realiteit van tientallen gezinnen die trachten te overleven in dit afgedankte gebouw en zich ondertussen zoet houden met dingen die elke mens nodig heeft: amusement, plezier, gezelligheid en menselijke warmte. De realiteit van de buitenwereld slaat ons even met verstomming. Zij keren terug naar hun realiteit, die voor ons een droom was, voorbijgeraasd als een onwezenlijke flits van een luttele seconde.

We moeten de trein nemen, die ons zal wegvoeren van deze droomwereld. Maar net als ik op het juiste perron kom aangesneld, rijdt de laatste trein richting Tienen. Is er iets dat me hier houdt? Ik wil het graag geloven. Kimberly trekt nog even met de tram naar centrum-Gent. Van op het Sint-Pietersplein zien we Georgi en de meisjes naar ons wuiven. We wuiven terug. Is het mijn hang naar avontuur die me mijn trein heeft doen missen? Of ben ik nog niet klaar om me na deze ervaring opnieuw in onze burgerwereld te begeven? Durf ik de droom niet achter me te laten? Natuurlijk weet ik dat de meisjes en ook Georgi ons hebben verteld dat we zonder problemen zouden kunnen blijven slapen. Ik sta voor een dilemma: ik kan immers ook meegaan met Kimberly. Ze stapt op de tram en in een seconde neem ik de onberedeneerde en impulsieve beslissing de tramdeur voor mijn ogen te laten dichtschuiven. Ik blijf achter. Er is nu geen weg meer terug. Uiteraard was ik op zoek naar dit voldongen feit, dat ik voor mezelf heb gecreëerd om de beslissing niet al te moeilijk te maken. Met een dubbel gevoel stap ik terug naar de ingang achteraan het postgebouw. Alexander laat me binnen en drukt me op het hart dat het geen enkel probleem is om te blijven slapen. De deur valt achter ons dicht. Ik bevind me opnieuw over mijn grens tussen droom en realiteit.

“Hier ben ik weer” is het eerste dat ik zeg, als ik de woonkamer binnenstap. Het lachende gezicht van Georgi stelt me meteen op mijn gemak, hoewel het ongemakkelijke gevoel dat ik profiteer van hun gastvrijheid, blijft hangen. De meisjes zijn alleszins heel blij dat ik terug ben en vragen me zelfs of ik een boterham met chocopasta wil. Opnieuw kan ik niet weigeren. We kijken samen naar een film, Hollywood in plaats van Bollywood deze keer. Deze wordt duidelijk op minder enthousiasme onthaald. Het is natuurlijk ook al laat. Ondertussen zijn alle meisjes in slaap gedommeld op de grond en in de zetel. Rosalia hoest zwaar. Ik laat zo min of meer uitschijnen dat we niet hoeven op te blijven om deze film uit te kijken, waar duidelijk niemand in geïnteresseerd is. Georgi heeft de boodschap begrepen en toont me mijn kamer, in de kantoorruimte links van de tussengang. Ik mag slapen in het bed van Alexander en Stefania. Hoe hard ik er ook op aandring om in de zetel te slapen, zodat zij hun bed niet hoeven af te staan: die boodschap komt niet aan. Opnieuw, ik kan niet weigeren. Het is natuurlijk begrijpelijk dat ze die gadjo apart willen stoppen. Van zodra ze mij hebben weggestopt in mijn kamer, begint de familie de zitruimte om te toveren tot slaapplaats: twee matrassen op de grond, een zetel en een bed. Daar slapen Georgi en Evitsa, samen met hun kinderen. Deze mensen leven al vijf maanden op deze manier en hebben geen enkel uitzicht op enige verbetering. Onzekerheid vreet aan een mens. Uitkijkend over het Sint-Pietersplein, de buitenwereld die inmiddels ook is ingedommeld, een andere wereld die zich als een stilleven voor mijn ogen voltrekt, besef ik dat dit niet kan in een stad als Gent. De enige zekerheid in deze ‘binnenwereld’ is dat er morgen een nieuwe dag is. Een nieuwe dag met oude, vertrouwde zorgen.

En inderdaad, de nieuwe dag dient zich aan. Georgi geeft me een handdoek en tandpasta om me te verfrissen. Het water is ijskoud. Met dit water moeten zij zich nochtans elke dag wassen. Aan de ontbijttafel, waar Stefania me een stoel en een koffie aanbiedt, besef ik dat elke dag een strijd is voor deze mensen. Een strijd tegen de verveling. Hoe komen zij elke dag door? Hoe maken zij elke dag boeiend? Het gevoel van vernedering staat op Georgi’s gezicht af te lezen. Hij moet dag in dag uit niksen, terwijl hij zich voor onze samenleving erg nuttig zou kunnen maken. Hij snakt ernaar te mogen werken, zijn eigen gezin te kunnen onderhouden. Ik zie wanhoop in zijn ogen. Tot de meisjes me weer opeisen. Ze zijn weer hyperactief, springen op het bed, hangen aan mijn benen, vliegen me om de hals. De kleine Simona toont me haar mini-bedje dat ze heeft gemaakt achter het bed van Alexander en Stefania. Ze gaat er samen met Stefania in liggen. De meisjes steken hun lieve hoofdjes boven de lakens en doen hun best om er zo schattig mogelijk uit te zien. Rosalia wil weer ronddraaien, zoals gisteren op het dansfeest. Wanneer ik aanstalten maak om te vertrekken, vraagt ze: “Je gaat toch pas vanavond naar huis?” Ik zeg dat ik ook naar mijn mama ga. “Heb jij ook een mama?” vraagt Simona. “Ja” zeg ik, “ze heet Lucia.” Dat vinden ze allemaal een heel mooie naam.

Ik neem afscheid van het hele gezin. De meisjes vliegen me om de hals en kussen me onstuimig op de wangen. Ik bedank Georgi en Evitsa uitgebreid voor hun gastvrijheid. Aan Georgi geef ik een bijdrage voor onderdak en eten. Daar kunnen zij meer mee doen dan ik. Samen met Alexander ga ik wat weemoedig de smerige trappen van het koude en donkere postgebouw af. Aan de buitendeur aangekomen, zegt hij: “Dag Pieter.” Ik zeg: “Dag Alexander, waarschijnlijk tot volgende zaterdag!” De deur valt achter hem dicht. Ik bevind me opnieuw over mijn grens tussen droom en realiteit. Hoe verder de trein me wegvoert, hoe sterker de storm wordt in mijn hoofd en in mijn hart. Het spandoek verdwijnt uit het zicht: ‘Gent zonder hart’ kan ik nog net lezen. ‘Roma met een hart’ had er best bijgekund.

Pieter Stockmans

Wonen verboden.Kamperen toegelaten!

Geachte Heer,mevrouw,

Het recht op wonen is rekbaar, zo blijkt.

Roma waarvoor geen plaats is in onze omgeving.
Onmogelijk een woning te vinden?
Tentenkampen de nieuwe verblijfplaats voor ongehoorzamen, kansarmen en vluchtelingen.
Als ik om me heen kijk zie ik woningen leeg staan.
Kasten van villa's bewoont door enkele personen.
Onbetaalbare huishuren.
Ocmw's die pleisters plakken, of het zelfs niet meer doen.
Wat schort er aan onze verzorgings/welvaartstaat?
Waarom word de houding van het OCMW mee bepaald door het wilde liberalisme?
"Ieder voor zich en na ons de zondvloed."
Toen de Openbare onderstand OCMW werd was de intentie:
"Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn"
De openbare onderstand regeerde bij de gratie van rijke en edele heren.
Aalmoezen en liefdadigheid.
Het Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt geregeerd door geld/gebrek aan.
Je zou denken dat zo een dienst het verschil maakt en regeert vanuit welzijn.
Niet dus.
Het echt in handen nemen is meer dan vereist.
Of is de volgende stap"het sociaal huis"eveneens een moderne dekmantel.
Enkel aalmoezen delen met het losse handje?
Als er in België plaats is voor nieuwe gevangenissen,dan is er veel geld over voor mensen met noden.
De strijd voor een normaal leven begint aan jullie deur.
Geldelijke middelen ondersteunen de werking.
Jullie stem is het wapen van de "armen".
Gebruiken.
"We eisen onze rechten, we zullen er voor vechten"
Wij!
Jullie?

Solidair in de strijd,
Leo

roma

Ik kreeg een beetje de kriebels toen ik bovenstaand artikel las. Het zal wel goed bedoeld zijn en een poging om de problemen aan te kaarten. Maar ik zou zelf niet graag hebben dat er een artikel, met namen en al, over mij verscheen, met een beschrijving van mijn woonplaats, manier van leven, eten slapen...
Het is wel een kraakpand maar het blijft privé.

De naam "ondersteuningsgroep Gentse Roma" is inderdaad ongelukkig gekozen omdat we helemaal niet pretenderen de situatie van àlle Gentse Roma te kennen.
Ze willen zelf aangesproken met het woord 'roma'.
Alle steun is zeker welkom en het zijn niet de 'Belgen' die beslissen wie er wel of niet binnenkomt in het kraakpand. Maar ik wou dat toch even kwijt.

Sabine, bedankt voor je

Sabine, bedankt voor je reactie.

Ik volg gedeeltelijk je kritiek. Maar ook deels niet. Uiteraard is dit artikel een 'inbreuk' op de privacy van de mensen, maar omdat zij maar al te graag uit die situatie willen die ik heb beschreven, acht ik het enkel positief om die situatie te beschrijven. De manier van leven, eten, slapen is niet 'hun' manier van leven, eten en slapen. Het is een manier waar ze in gedwongen worden, waar ze zelf niet voor kiezen en waar ze uit willen. Dan kan je dat als journalist beschrijven, volgens mij. Dat is hier mijn belangrijkste argument.

Mag 'het publiek' niet weten in wat voor een tijdelijke situatie die mensen leven en wat de gevoelens zijn die daarbij voor hen naar boven komen? Ik heb bovendien aan henzelf gevraagd of ik er een artikel over mocht schrijven. Kan jij in hun naam spreken? Ik denk dat ik hen uiterst respectvol en genuanceerd heb benaderd en weergegeven, niet? Ik denk dat uit mijn artikel blijkt dat ik me voldoende bewust ben van het feit dat ik bericht over mensen die in een uiterst zwakke positie staan. Ik heb ook niets compromitterend geschreven of zo.

En, misschien is het helemaal niet mijn bedoeling om de problemen aan te kaarten, maar gewoon een indruk te geven van de manier van leven waarvan ze zelf zo graag zouden verlost zijn. Ik ben in Israel en Palestina geweest, mensen bezocht die wonen in de meest miserable omstandigheden in vluchtelingenkampen. Denk je dat zij niet willen dat hun situatie beschreven wordt, in al zijn aspecten?

Mijn artikel is een impressie van de ongewilde tijdelijkheid en onzekerheid van hun woonsituatie. En ook van de manier waarop zij in zulke situatie toch nog naar geluk zoeken. Ik vind dat het publiek zulke dingen mag lezen. Je hebt natuurlijk wel een punt dat ik misschien beter andere namen had gebruikt, maar toch...

En wat leek op een kritiek op jullie ondersteunende activiteiten, was echt niet zo bedoeld. Het waren vrije bedenkingen. Ik ben trouwens genuanceerd genoeg geweest en ook mijn verregaand respect geuit tegenover wat jullie doen. Dat respect is nog steeds aanwezig.

Reacties welkom.
Pieter

Uw artikel lijkt mij bij een

Uw artikel lijkt mij bij een eerste lezing een nobele poging om een enigzins misplaatst exotisme in proza te vatten. Ik huiver hier van. Ik meen dat uw artikel meer 'labelt' dan de gebruikte slogan om een allesomvattend probleem -zoals deze van de Roma-bij in eerste instantie Gentse politici aan te kaarten.

Hierbij dan ook een warme uitnodiging mijnentwege aan de schrijver om aanwezig te zijn zaterdag a.s. en mij daar als 'gelabelde kraker' kenbaar te maken.

Nogmaals, de passage over

Nogmaals, de passage over het spandoek... Uiteraard begrijp ik het nut daarvan! Ik wilde jullie helemaal niet terechtwijzen of zo.

Naar mijn mening is het niet misplaatst om een impressie te schrijven over ervaringen. Als dat proza is, so be it. Exotisme... ok, hier en daar, maar het grootste deel gaat over de concrete situatie hier en nu. Niets exotisch daaraan.

Ik was van plan te komen. Ik wil er zeker over praten, op constructieve manier. Laten we ervan uitgaan dat we hetzelfde willen en dat we met hetzelfde onrechtvaardigheidsgevoel zitten. Iedereen gaat er blijkbaar anders mee om.

Tot zaterdag,
Pieter

Dag Pieter, Nogmaals een lid

Dag Pieter,

Nogmaals een lid van de ondersteuningsgroep met een reactie, maarminder negatief deze keer. Komt het omdat ik ook graag schrijf en geloof in de kracht van het woord om buitenstaanders te raken? Ik denk het wel. Niemand is perfect, en ik denk dat je hebt gedaan wat je kan met jouw manier om zaken aan te klagen: door te schrijven.
De ondersteuningsgroep bestaat niet alleen uit krakers. In essentie zijn we mensen die een politieke actie voeren, omdat we andere mensen als gelijkwaardige Gentenaars beschouwen en gelijke rechten voor hen opeisen. Wat we daarnaast doen, heeft geen relevantie. Sommigen van ons werken full time en wonen in een eigen huis, anderen zijn werkloos en wonen ook in een gekraakt pand. Maar zoals ik al zei, dat is onbelangrijk voor de ondersteuningsgroep.
Ik denk wel dat het belangrijk is dat de Roma als 'Roma' worden geïdentificeerd, omdat daarrond nu juist alle problemen zich bundelen. Daarom werden ze uit Slovakije verjaagd, en daarom geraken ze hier niet aan een huurhuisje, zelfs al hebben ze genoeg geld. Ik denk dat erkend moet worden dat te veel Roma ook omwille van hun 'afkomst' of 'identiteit' gediscrimineerd worden en in extreme armoede vervallen.

Er valt hier nog heel veel over te zeggen. Op deze plek wilde ik vooral even een positieve noot laten horen van één van de leden uit de ondersteuningsgroep. Uit eigen naam.

Veel minder goodwill kan ik opbrengen voor het interview dat in De Standaard op 27/01 met antropoloog Mauritz Eycken verscheen. De antropoloog heeft het over wantrouwen dat bij de Roma met de moedermelk wordt meegegeven, en rept met geen woord over de eeuwenoude vervolging van de Roma. Hij zegt ook nog zaken als “Vreemden beschouwen ze niet als gelijkwaardige gesprekspartner”. En hij is zich er blijkbaar niet van bewust dat Roma in Gent willen blijven, want hij stelt dat ze over 2 jaar "alweer weg" zullen zijn.

Het is een oeroude strategie om bevolkingsgroepen als fundamenteel anders te portretteren, en van daaruit de problemen en misstappen van de eigen, superieur geachte groep te vergoelijken.

Ik denk niet dat jij, Pieter, hier zwaar in de fout bent gegaan. Een man als Van Eycken, die in een kwaliteitskrant zijn betwijfelbare zeg mag doen, heeft dat wel gedaan.

Vriendelijke groeten,

Elke Van Royen

Heel hard bedankt voor je

Heel hard bedankt voor je commentaar Elke. Heb ik met jou gebabbeld afgelopen zaterdag?

We schrijven een onderzoeksartikel en we hebben de finesses van nuances en ingaan tegen vooroordelen en stereotiepen toch al wat beet. Niet simpel, maar het is en blijft extreem belangrijk. Er is wantrouwen, maar als je dat vermelt dan moet je erbij zeggen hoe dat historisch gegroeid is. Namelijk door de discriminatie. En dan zijn wij de eersten die onze hand moeten uitreiken. Maar pas op, journalisten nemen over wat ze willen overnemen. Dus waarschijnlijk zal Maurits Eycken dat ook wel weten, maar heeft de journalist eruit gehaald wat voor de lezer het interessantst is. Iemand huiverde van mijn stuk, maar dit is waar ik van huiver: weergeven wat past in het verwachtingspatroon van de lezer. Daar gaan we met ons stuk tegen ingaan.

Bedankt ook om de ondersteuningsgroep wat te situeren. Dat is altijd handig om weten! Een paar dingen die ik heb geschreven over de ondersteuningsgroep zijn niet correct geweest. Dat heb ik achteraf wel ingezien.

Kan jij eens aan Sabina vragen om me te mailen? Ze had nog een contact voor mij. Leek me zeer interessant. Mijn mailadres is pieter_stockmans@hotmail.com

Tot nog eens... Ik ben bezorgd om wat er na 6 maart moet gebeuren...

PIETER