Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Uruguay subsidieert papier voor de wereldmarkt ten koste van de kleine boer

Uruguay subsidieert papier voor de wereldmarkt ten koste van de kleine boer

Uruguay investeert al twee decennia in bosbouw. Een aanzienlijke oppervlakte is nu met eucalyptus en dennen beplant. Met de komst van papierpulpfabrieken krijgt dat hout nu ook een bestemming. Maar milieuverenigingen en boeren zouden het liever anders zien.

P8190074.jpg

In Fray Bentos, aan de oever van de Río Uruguay bouwt een Fins bedrijf een fabriek die jaarlijks 1 miljoen ton cellulose (of papierpulp) zal produceren. Hiervoor heeft de papiergigant Botnia een investering van 1,2 miljard dollar over. Dat is de grootste buitenlandse investering uit de geschiedenis van Uruguay. Fray Bentos herleeft. De stad was in slaap gedommeld toen de oude vleesindustrie er wegtrok. Met de komst van Botnia kreeg de stad een opsmukbeurt: oude hotels worden gerenoveerd, brommers en huishoudapparaten vliegen de winkeldeuren uit en kredietkantoren doen gouden zaken.

Maar er zitten addertjes onder het gras. “Het terrein van Botnia is een vrijhandelszone. De machines en de technologie worden kosteloos vanuit Europa ingevoerd. Zelfs op de productie en de uitvoer van de papierpulp zal Botnia geen enkele belasting betalen,” zegt Delia Villalba, ex-gemeenteraadslid van de regeringspartij. Slechts 200 miljoen, een fractie van de 1,2 miljard dollar dat het project kost, zal in Uruguay geïnvesteerd worden. Die informatie komt van Botnia zélf.

Aan de bouw van de fabriek werken 3000 mensen, wat voor een dunbevolkt land met een hoge werkloosheidsgraad een pak is. Maar ook dat argument relativeert Villalba: “Honderden vissers, bijenhouders en mensen die in toerisme werken, zullen hun inkomen verliezen door de vervuiling en de zwavelstank. Dat weegt niet op tegen de 300 arbeidsplaatsen die zullen overblijven eens de fabriek zal draaien. De echte jobcreatie gebeurt in het buitenland, want de fabricage van papier is tien keer arbeidsintensiever dan de productie van de cellulose.”

Delia Villalba was de eerste die aan de alarmbel trok. Omdat ze geen gehoor vond in Fray Bentos trok ze naar buurland Argentinië, aan de andere kant van de Río Uruguay. Daar ontketende haar waarschuwing in de stad Gualeguaychú een protest dat in heel het land weerklonk. Al sinds 20 november versperren boze Argentijnen de brug die Gualeguaychú met Fray Bentos verbindt. De manifestanten zeggen dat ze niet weg gaan voor de papierpulpfabriek er het bijltje bij neerlegt.

“Het is efficiënter om cellulose te produceren daar waar de bomen groeien. Het papier produceren we dicht bij de consument.” En daarom kiest Botnia dus voor Uruguay, zegt Corina Piaggio de communicatieverantwoordelijke van het bedrijf.

In 1987 begon de overheid bosbouw te stimuleren. Dat gebeurde door subsidies te verlenen aan ondernemers die onproductieve grond met bomen beplantten. Of er toen voor dat hout reeds een bestemming voorzien was, is niet duidelijk. De voorwaarden waren zo gunstig dat zelfs de beste landbouwgrond en graasland in bossen veranderden. Vandaag zijn al 700.000 ha met eucalyptus en dennen beplant. Daarin investeerde Uruguay al meer dan 400 miljoen dollar.

Alle boomplantages kregen het Forest Stewardship Council-certificaat. Dat onafhankelijk label staat garant voor milieuvriendelijk houtproductie, dat rekening houdt met de arbeidsomstandigheden én ontwikkeling brengt in de regio. Maar de Uruguyaanse drukkingsgroep Guayubira, haalt scherp uit naar FSC: bosbouw genereert minder jobs dan eender welke andere landbouwactiviteit en bovendien zijn de werkomstandigheden van de bosarbeiders ronduit schrijnend. Het misbruik ruikt zelfs naar slavernij. Guayubira wijst erop dat het FSC de strijd van lokale bewegingen tegen arbeidsovertredingen en milieuschade ontkracht door de plantages een prestigieus label toe te kennen. Tegelijk ondermijnt het FSC haar eigen geloofwaardigheid als ‘groene’ organisatie.

De drijvende kracht achter Guayubira is de internationale coördinator van de World Rainforest Movement, Ricardo Carrere. Hij waarschuwt voor de valstrik van de bosbouw: “Het is niet omdat er bomen staan dat we over bossen kunnen spreken. Eucalyptus- en dennenplantages zijn monoculturen. Ze kampen met ziekten en plagen en verbruiken gigantische hoeveelheden water. Eén boom zuigt dagelijks 80 liter uit de grond. De eucalyptus vormt zelfs een grotere bedreiging dan soja.”

In Cerro Alegre voelen de keuterboeren de impact van de eucalyptus aan den lijve. Boer Wilson Riva stopt zijn paard, de worteloogst kan even wachten. “In de eucalyptusplantages vinden everzwijnen, vossen en vogels slechts beschutting. Maar om zich te voeden komen ze ons lastigvallen. De vossen eten onze maïs en zitten achter onze kippen. En de everzwijnen komen onze varkens bezwangeren.” Zijn wortels zullen hooguit 50 euro opbrengen. Riva vertelt dat hij de oogst moeilijk kwijt kan in Mercedes, de dichtst bijzijnde stad. Groentehandelaars uit Montevideo zetten kruideniers onder druk om alles bij hen te kopen. Het is pure chantage: ze dreigen ermee dat ze niet meer zullen leveren als ze de wortels bij de lokale boeren kopen. De tractor staat op stal. Het werk is teruggevallen op paardenkracht, want de brandstof is te duur geworden. Maar de bosbouwbedrijven, die betalen geen belasting op diesel. “De grote landbouwbedrijven worden gesubsidieerd ten koste van de kleine boer. Dat is oneerlijke concurrentie,” oordeelt Riva.

Een beetje verderop heeft Washington Lockhart een kleine zuivelboerderij. Met 48 koeien en 4 medewerkers produceert het bedrijfje zeven à acht kazen per dag. Elke donderdag doet Lockhart de ronde in Mercedes. Hij toont een waterput die droog staat en wijst naar de schuldige, een eucalyptusplantage vlakbij. “Die bomen werden in 1990 geplant. Vier jaar later kwam hier geen druppel meer uit de grond. Sindsdien heb ik nog drie andere putten moeten graven.” Lockhart vreest niet voor zichzelf. Met de kaasverkoop gaat het goed. “Het ergste is de leegloop van het platteland. Iedereen vertrekt naar de stad. Vorige week heeft een vriend zijn boerderij openbaar verkocht. De koper was een bosbouwbedrijf. Dat doet een boer hartzeer. Weeral 70 hectare die met eucalyptus worden beplant.” Onderweg naar Mercedes passeren we Camino Pense, een gehucht van landarbeiders. Sinds de waterputten droog staan, zijn de inwoners aangewezen op waterbedeling van de stadsdienst.

Voor de productie van cellulose beschikt Botnia over Fosa, een bosbouwbedrijf dat 100.000 ha met bomen heeft beplant. Ingenieur José García de León, het hoofd van Fosa, verdedigt het bosbouwbeleid van Uruguay met vuur: “Bosbouw is een geïntegreerde industrie. Cellulosefabrieken maken aanverwante industrieën zoals houtzagerijen en meubelfabrieken levensvatbaar. Dat staat voor veel nieuwe jobs.” García de León schat dat over 5 jaar 30% van het nationaal inkomen van bosbouw zal komen.

De overvloed aan water, beschikbare grond voor boomaanplantingen en een ideale investeringklimaat, werkt als een magneet op de cellulose industrie.De Zweeds-Finse multinational Stora Enso zal in het centrum van het land een pulpfabriek bouwen aan de Río Uruguay. Het bedrijf wil op vijf jaar 100.000 ha aanplanten, voor de productie van 1 miljoen ton papierpulp. En ENCE uit Spanje had reeds de grond geëffend voor een cellulosefabriek op een steenworp afstand van de Botnia-fabriek. Vanwege het Argentijns protest besloot ENCE te verhuizen. Aanvankelijk zou de Spaanse cellulosefabriek 500.000 ton per jaar produceren, maar de bedrijfstop heeft intussen beslist de capaciteit te zullen verdubbelen.

“We moeten de realiteit onder ogen zien,” zegt Fosa-ingenieur García de Léon, “we kampen met een wereldwijd houttekort terwijl de consumptie blijft stijgen. Uruguay beschikt over de geschikte bodem én over het ideale klimaat voor deze industrie. Bomen groeien hier tien keer sneller dan in Finland. Daar moeten wij ons voordeel uit halen.”

Maar Carrere van de WRM ziet het anders: “Het grootste deel van de cellulose wordt verwerkt tot toiletpapier, zakdoekjes en verpakkingen. Een Fin consumeert gemiddeld 430 kg papier per jaar, een doorsnee Uruguayaan slechts 40kg. Alles wijst erop dat Uruguay papier subsidieert voor het Noorden,” besluit Carrere.

P9050098.jpg
P9050123.jpg
P9050125.jpg