Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Hamas en het ‘democratische’ Midden-Oosten van Condoleezza Rice

Hamas en het ‘democratische’ Midden-Oosten van Condoleezza Rice

Op woensdag 7 februari 2007 toonden de meeste televisiejournaals van het westelijke halfrond en daarbuiten de emotionele beelden van een kinderbetoging in de straten van Gaza. Honderden Palestijnse kinderen hadden zich met rode verf besmeurd, zwaaiden met de Palestijnse nationale vierkleur en riepen de strijdende partijen in de bezette Palestijnse gebieden op te stoppen met geweld.

Fatah, de beweging van de Palestijnse president Mahmoud Abbas, en de islamitische regeringspartij Hamas van premier Ismail Haniyeh waren op dat ogenblik al bijna drie weken in een verbeten interne strijd verwikkeld. Die werd uitgevochten op straat met de kalashnikov in de hand. De confrontaties hadden toen al een honderdtal dodelijke slachtoffers geëist.

Twee dagen later, op 9 februari, kreeg de wereld heel andere beelden te zien. In Gaza en op de Westelijke Jordaanoever trokken tienduizenden uitbundige Palestijnen de straat op. In het Saoedische Mekka hadden Fatah en Hamas een overeenkomst ondertekend. Beide partijen vormen voortaan – samen met een aantal onafhankelijken en vertegenwoordigers van andere politieke fracties – een regering van nationale eenheid.

Twee weken later vertrok de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, naar Israël voor een ‘high profile peace mission’. Althans zo stond het in Washington Post op 16 februari. Het bericht was verzeild geraakt op bladzijde 18 van de krant, waaruit een wat geoefende waarnemer kon besluiten dat het Israëlisch-Palestijnse conflict nog steeds een low priority is op de politieke agenda in Washington. Condoleezza Rice, zo bleek op 21 februari, ging in Jeruzalem praten met de Israëlische premier Ehud Olmert en de Palestijnse president Mahmoud Abbas in het kader van een ‘low profile peace mission’, waarvan niemand - en vooral de Palestijnen niet – veel resultaat hoefden te verwachten.

White men’s burden…
Rice, een zwarte minister van Buitenlandse Zaken, verdedigt als geen ander de blanke buitenlandse politiek van de Amerikaanse elite, die nog steeds op het oerprincipe van het kolonialisme is gebaseerd: de ‘white men’s burden’. Palestijnen - en bij uitbreiding Arabieren – moeten zich van de sterke witte man uit Washington ‘geciviliseerd’ gedragen en zich schikken naar de wensen van de grote beschaver. Zo niet blijven ze zitten in het verkeerde kamp van de ‘clash of civilizations’, de hoek waar de klappen vallen.

In Jeruzalem kondigde Condoleezza Rice aan dat de nieuwe Palestijnse regering, net zoals de vorige die door Hamas werd gedomineerd, aan een boycot onderworpen zal blijven. Ze noemde drie absolute voorwaarden waaraan de Palestijnen moeten voldoen: ze moeten de staat Israël erkennen; alle eerder afgesloten akkoorden eerbiedigen en alle vormen van geweld afzweren.

In het theater zou het optreden van Condoleezza Rice meteen worden geklasseerd onder de burleske of de hilarisch-surrealistische scherts. Niet in de internationale politiek. In ieder geval werd er in Europa nauwelijks een kritische kanttekening geplaatst bij de hautaine, pro-Israëlische uitspraken van Rice.

Erkenning van de staat Israël
Zo’n kritische kanttekening zou bijvoorbeeld het volgende kunnen inhouden. Erkenning van de staat Israël? In de gangbare internationale betrekkingen is de erkenning van een staat een diplomatieke geste van een andere staat. De Palestijnen hebben tot nader order nog steeds geen eigen staat. Hoe kunnen ze dan een staatsrechtelijke handeling stellen als de erkenning van een andere staat? Wie het iets minder formalistisch bekijkt, zou kunnen opmerken: de Palestijnen hebben bij monde van de PLO (toen algemeen erkend als de ‘enige en wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk’) in 1988 de staat Israël erkend. Ze herhaalden dat door in 1993 de akkoorden van Oslo formeel te ondertekenen. En wat heeft het hen opgeleverd? Niets, tenzij nog grotere verwoestingen aan de Palestijnse samenleving en economie, voortdurend geweld van het Israëlische bezettingsleger met een niet aflatende dodentol (tussen september 2000 en januari 2007 doodde het Israëlische leger 5.050 Palestijnse mannen, vrouwen en kinderen en vielen er 49.760 gewonden) (1), een systematische uitbreiding van de joodse kolonies op de Westelijke Jordaanoever en de bouw van een apartheidsmuur die het leven op de Westelijke Jordaanoever nog ondraaglijker maakt en de overlevingskansen van een hypothetische Palestijnse staat zowat tot nul herleidt.

Eerbiediging van eerder afgesloten akkoorden? Palestijnen en Israëli’s hebben ooit de akkoorden van Oslo ondertekend. Ze zijn dode letter gebleven en werden uiteindelijk naar de vuilnisbelt van de geschiedenis verwezen in juli 2000 door de Israëlische premier en generaal Ehud Barak (Arbeiderspartij) en later door diens opvolger, generaal Ariel Sharon (Likoed). Elke eenzijdige stap van het Israëlische kabinet, elke nieuwe militaire escalatie tegen de Palestijnse bezette gebieden werd door Washington voor het volle pond gesteund. Condoleezza Rice eist vandaag van de Palestijnse regering dat ze een onbestaand akkoord eerbiedigt.

En dan had Rice nog een ultieme eis achter de hand: de Palestijnen moeten elke vorm van geweld afzweren. Toen Fatah en Hamas elkaar wekenlang in de straten van Gaza bestookten, heeft niemand Condoleezza Rice gehoord. Dat was een vorm van geweld die de Amerikaanse bondgenoot bij uitstek in de regio, de staat Israël, bijzonder welgelegen kwam. Toen Israël zijn buurland Libanon drieëndertig dagen lang met bommen en raketten bestookte, heeft niemand Rice de Israëli’s horen aansporen om onmiddellijk dit vernietigende en moordende geweld te stoppen. Net zoals Rice in alle talen zweeg toen het Israëlische leger in de weken voordien ook de Gazastrook dagelijks bestookte. Het is het bekende verhaal: Washington heeft twee maten en twee gewichten.

Amerikaans-Europese democratische farce
En dat geldt ook voor het Amerikaanse discours over ‘democratie in het Midden-Oosten’. Corrupte regimes, potentaten en dictators in de regio zijn al decennialang de beste bondgenoten van Washington. Als de Palestijnen hun eigen corrupte leiders en potentaten tijdens democratische verkiezingen terugfluiten en massaal voor Hamas stemmen, worden ze door Washington (en Europa) aan een boycot onderworpen.

Na de ondertekening van de Oslo-akkoorden in 1993 werd de Europese Unie de belangrijkste financier van de Palestijnse autoriteiten. Jaarlijks betaalde de Europese Unie anderhalf miljard euro aan de Palestijnse leiders. Europa heeft zelden veel bezwaar gemaakt over het feit dat de door Fatah gedomineerde Palestijnse regeringen zeer losjes met dit geld omsprongen en dat die regeringen een kwalijke reputatie van corruptie en cliëntelisme hadden. Europa maakte evenmin veel bezwaar toen Israël vanaf 2001 – onder leiding van generaal Ariel Sharon – de met Europees geld betaalde Palestijnse infrastructuur systematisch tot puin bombardeerde. Verder dan wat verbaal protest tegen het ‘buitenproportionele geweld’ van de Israëli’s zijn de Europeanen nooit gekomen. Toen Hamas in januari 2006 als een pletwals de verkiezingen won, sloten de Europese excellenties zich zonder slag of stoot aan bij de door Washington afgekondigde boycot tegen de Hamasregering. Europees commissaris voor Externe relaties, Benita Ferrero-Waldner, en ex-NAVO-secretaris-generaal, Javier Solana, die binnen de Europese Commissie bevoegd is voor het gemeenschappelijke veiligheids- en buitenlandse beleid, dokterden een nieuwe (beperkte) Europese financiering van de Palestijnse bezette gebieden uit. Het Europese geld zou voortaan niet meer via de Palestijnse overheid (en dus de Hamasregering) worden verdeeld. Inmiddels weten we dat een deel van deze Europese fondsen niet langer aan de vingers van corrupte Palestijnse politici blijft plakken, maar in de kluizen van een Britse bank verdwijnt. Op 7 februari hing Oxfam International aan de alarmbel (2). De Europese hulp aan 140.000 Palestijnse gezinnen met een laag inkomen wordt via de HSBC Bank geregeld en deze in Londen gevestigde bank rekent maandelijks voor meer dan een miljoen euro bankkosten aan.

En ook nu weer zal de Europese Unie het Amerikaanse beleid netjes blijven volgen. Ook de Europeanen blijven de Palestijnse regering boycotten en leggen de democratische keuze van het Palestijnse volk hooghartig naast zich neer.

Het Midden-Oosten wordt daarmee de plek waar het begrip democratie het verregaandst tot een farce en een holle leuze is herleid.

Hamas nieuwe versie
Sinds 11 september 2001 is de wereld verdeeld in goeden en slechten. Wie zich in het Midden-Oosten verzet tegen de Israëlische bezetting en kolonisatie en tegen de nieuwe Amerikaanse orde behoort tot het terroristische kamp. In een Libanon is Hezbollah zo’n bolwerk van terreur, ook al is deze sjiitische beweging een politiek factor van formaat geworden, die zich bijzonder pragmatisch opstelt op het uiterst complexe politieke schaakbord van dit land. In de bezette Palestijnse gebieden zijn er eveneens goeden en slechten. Tot de goeden behoort Fatah, de beweging die tot 1993 in Washington op de lijst van terroristische organisaties stond. En daarnaast is er de terroristische beweging Hamas. Deze islamitische beweging werd in 1988 opgericht en gold voor de Israëli’s lange tijd als een te steunen alternatief voor de PLO. Hamas heeft zich na de Oslo-akkoorden opgeworpen als de belangrijkste Palestijnse nationale verzetsbeweging, die steeds meer aanhang kreeg onder de Palestijnen, die het beleid van de drie C’s van Fatah grondig beu waren: collaboratie met Israël en de VS, corruptie en cliëntelisme.

Arabische stemmen klinken zelden door tot de kabinetten waar over het Amerikaanse en Europese beleid wordt beslist. Waar staat Hamas vandaag? Die vraag wordt niet gesteld, laat staan beantwoord. In een opmerkelijk artikel stelt de politicoloog Khaled Hroub dit vraagstuk wel aan de orde (3). Hroub is directeur van Arab Media Project van het Centre of Middle Eastern and Islamic Studies van de universiteit van Cambridge en is een belangrijke medewerker van de Arabische nieuwszender Al Jazeera.

Hamas kan vandaag onmogelijk alleen worden afgerekend op zijn charter van 1988. Dat was zowat het eerste programma waarmee de islamitische verzetsbeweging naar buiten trad. Het was allesbehalve een nationalistisch programma en de islamisering van de Palestijnse maatschappij stond voorop. Inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder en heeft Hamas de grote lijnen van het Palestijnse nationalisme zoals dat door Fatah en de PLO werd verwoord overgenomen. Khaled Hroub heeft drie recente fundamentele teksten van Hamas doorgenomen: het verkiezingsprogramma van het najaar 2005 (waarmee Hamas in januari 2006 een absolute meerderheid behaalde); het ontwerpprogramma om tot een regering van nationale eenheid te komen en de regeringsverklaring van Hamas van 27 maart 2006. Hroub komt tot een heel ander beeld dan wat gangbaar is in de westerse media en politieke wereld, die Hamas nog steeds voorstellen als een radicaal, fundamentalistische en terroristische beweging.

‘Verandering en hervorming’
Het verkiezingsprogramma van Hamas had als titel ‘Verandering en hervorming’. Daarin staan opmerkelijke dingen. "De Al-Aqsa-intifada heeft op het terrein een nieuwe realiteit gecreëerd en heeft het Osloprogramma naar het rijk van de geschiedenis verbannen. Alle partijen, ook de zionistische bezetters, hebben het vandaag over het ter ziele gegane Osloakkoord."

Hamas had tot dan geweigerd om aan de parlementsverkiezingen deel te nemen, omdat de Palestijnse instellingen beschouwd werden als een bijproduct van de Osloakkoorden. De islamitische partij had echter wel aan de gemeenteraadsverkiezingen deelgenomen en daarbij indrukwekkende resultaten geboekt (soms tot 50% van de stemmen). "Wij hebben de plicht om de Palestijnse realiteit te hervormen," zo stond in de inleiding van het verkiezingsprogramma, "en om het lijden van ons volk te verzachten, door de standvastigheid van ons volk te versterken en het te beschermen tegen corruptie."

Nog opmerkelijker is dat Hamas in zijn verkiezingsprogramma zijn streven naar de islamisering van de Palestijnse maatschappij zo goed als achterwege laat. "Het veertien pagina’s tellende verkiezingsplatform voor ‘Verandering en hervorming’ is zonder enige twijfel de uitdrukking van een zeer brede visie op alle aspecten van het Palestijnse leven, zoals Hamas dit tot hier toe nog nooit ontwikkeld heeft," aldus Khaled Hroub.

Pluralisme en moderniteit staan bovenaan de agenda in de recente Hamasteksten. "Het organisatorische systeem van de Palestijnse politieke actie moet gebaseerd zijn op politieke vrijheid, pluralisme, de vrijheid om politieke partijen op te richten, verkiezingen uit te schrijven en het principe van een vreedzame rotatie van de macht." "De vrijheden moeten gewaarborgd zijn: vrije meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van vereniging, vakbondsvrijheid. Hamas zal een einde stellen aan willekeurige arrestaties op basis van politieke overtuiging." "De vrijheid van de minderheden zal worden geëerbiedigd in al haar aspecten op basis van het principe van volwaardig burgerschap." De strijd tegen de corruptie is voor Hamas een absolute prioriteit omdat corruptie "de belangrijkste oorzaak is voor de verzwakking van het Palestijnse front en voor de aantasting van de nationale eenheid van het Palestijnse volk." "Overheidsgeld behoort aan alle Palestijnen toe en moet worden gebruikt voor een allesomvattende ontwikkeling, die gericht is op sociale gerechtigheid en eerlijke verdeling. Overheidsgeld mag niet langer misbruikt, verspild, in beslag genomen worden als gevolg van corruptie en verduistering…"

De partij pleit voor de strikte "scheiding van de drie machten: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht." Hamas wil de rol van het Grondwettelijk Hof versterken en eist dat het Hooggerechtshof wordt samengesteld op basis van verkiezingen, waar bij rekening wordt gehouden "met beroepsbekwaamheid en niet langer met partijpolitieke, persoonlijke of maatschappelijke criteria."

Voor het overige bevat het verkiezingsmanifest de breedst mogelijke waaier van politieke en maatschappelijke thema’s: onderwijs, maatschappelijk beleid, wetgeving, hervorming van justitie, gezinsbeleid, vrouwen- en kinderrechten (Hamas pleit zelfs voor meer jobs voor vrouwen), huisvesting en woningbouw, media en cultuur, milieubescherming, handel en financiën, investeringen….

Nationale eenheid
Hamas nam aan de verkiezingen van 25 januari 2006 deel met de bedoeling om een groot aantal stemmen te behalen. De partij had echter niet gerekend op een absolute meerderheid, zo stelt Khaled Hroub. Ook in Hamaskringen kwamen de verkiezingsresultaten als een complete verrassing. Dat Hamas niet echt voorbereid was op zo’n verpletterende regeringsverantwoordelijkheid staat volgens Hroub vast. Dat neemt echter niet weg dat de leiders van Hamas zich vanaf het begin hebben ingespannen om een brede regering van nationale eenheid te vormen. De partij publiceerde met het oog daarop een programma. En ook de regeringsverklaring van Hamaspremier Ismail Haniyeh drong sterk aan op nationale dialoog en samenwerking tussen alle Palestijnse politieke fracties. Uit beide teksten blijkt dat dit niet zo maar een opportunistisch-tactische keuze is. Hamas heeft van de Palestijnse nationale eenheid het belangrijkste deel van zijn strategie gemaakt.

Onmiddellijk na de verkiezingsoverwinning verklaarden de leiders van Fatah dat ze in geen geval zouden toetreden tot een regering van nationale eenheid onder leiding van Hamas. "Een vaak gehoorde opmerking daarbij was dat Hamas zichzelf maar moest ‘bevuilen’ met machtspolitiek", zo noteert Khaled Hroub.

En de leiders van Fatah, die in een jarenlang onderhandelings- en samenwerkingsproces hadden meegedraaid met Israëli’s en Amerikanen wisten uiteraard dat een homogene Hamasregering aan een internationale boycot zou worden onderworpen. Hamas zou zich met andere woorden ‘kapot regeren’.

Ismaïl Haniyeh ontpopte zich allesbehalve tot een ‘radicale’, ‘fundamentalistische’ premier. In zijn eerste toespraak voor het Palestijnse parlement, op 27 maart 2006, toen hij de regeringsverklaring toelichtte, plaatste hij de nationale eenheid van de Palestijnen bovenaan zijn agenda. "Wij zijn er ons terdege van bewust dat wij de shura (overleg) en de democratie moeten versterken en dat wij hard zullen moeten werken om een wettelijk systeem op te leggen dat de rug toekeert naar partijpolitiek, tribaal en clanchauvinisme en de basis legt voor het principe van de gelijkheid van alle burgers op het vlak van rechten en plichten. De regering zal ervoor ijveren om de grondwettelijke rechten van alle burgers te vrijwaren en om de rechten en vrijheden van het Palestijnse volk te beschermen. De regering zal de rechten van alle burgers beschermen en het principe van burgerschap invoeren zonder enige discriminatie op grond van geloofsovertuiging, geloof, religie of politieke overtuiging." "Wij benadrukken de noodzaak om de geest van tolerantie, samenwerking en coëxistentie tussen moslims, christenen en samaritanen te versterken."

Deze democratische beginselverklaringen van een islamitische partij passen echter niet in het ‘democratische Midden-Oosten’ dat Condoleezza Rice en George W. Bush op het oog hebben. En ze passen evenmin in de plannen van de staat Israël, die volstrekt onterecht op de nagenoeg onvoorwaardelijke steun van de Europese Unie kan rekenen.

‘Standvastigheid’ is een begrip dat als een rode draad doorheen programmateksten en toespraken van de Hamasleiders loopt. De Palestijnen kunnen best hun interne eenheid behouden en versterken om stand te houden, want op het politieke, diplomatieke vlak is er voor hen niet veel nieuws te verwachten.

Noten:
(1) Rapport van het Palestinian National Information Center, 21 februari 2007.
(2) Oxfam International: ‘Over a million euros a month of European aid to Palestine wasted in bank charges’, 7 februari 2007.
(3) Khaled Hroub, ‘A ‘new Hamas’ through its new documents’, Journal of Palestine Studies, Vol. XXXV, nr. 4, (zomer 2006), Institute for Palestine Studies, University of California Press, blz. 6-27.

Dit artikel verscheen eerder in Uitpers.