Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Joris

Joris's picture

Naam

Joris Willems

Vakgebied

Duurzame ontwikkeling

Topic(s)

Afrika, Haïti, duurzame ontwikkeling

About Joris

Opleiding Wijsbegeerte + Conflict & Development
Coöperant in Haïti
Redacteur Radio Centraal
Freelance journalist

Website

http://www.avec-papiers.be

Joris's blog

De stad ligt werkelijk in puin

Ik leef nog, en ik kan u vertellen dat ik daar blij om ben. Ik stond recht op mijn dak op het moment van de aardbeving, en werd gewoon tegen de grond gesmeten, ik greep me vast aan enkele van de bouwijzers, zag een quasi vol waterreservoir van 1500 liter op mijn dak dansen, stofwolken die opdoken in dat prachtige zicht op de stad en de baai van Port-au-Prince dat ik had, ik hoorde gillen, krijsen, gebouwen vallen, ook van huizen van mijn naaste buren en dan enkel nog stof en nog eens stof. U weet, ik geloof niet, ik bad niet, maar ik smeekte dat mijn huis overeind zou blijven. 35 seconden die de stad verwoesten... Als het beven stopte rende ik de trap af de straat op, riep mijn buren hetzelfde te doen, die deden dat sowieso al, biddend...

De stad ligt werkelijk in puin. Ik weet niet welke beelden jullie intussen te zien kregen, maar geloof me vrij, in Port-au-Prince staat nauwelijks nog een gebouw recht dat geen zware scheuren vertoont, als het nog rechtstaat. De lijken liggen ingewikkeld in doeken op de straten, worden in vrachtwagens afgevoerd naar massagraven, de rottingsgeur begon zich woensdagavond al te verspreiden. Er is geen water, geen electriciteit. De hulp komt aan op de luchthaven, maar waar te beginnen ? Hoe moet je prioriteiten stellen in zo'n situatie ? De mensen hebben gelukkig de gewoonte waterreservoirs te hebben (emmers, culligans,...) dus overleven wel een paar dagen. Mensen, althans in mijn buurt zijn bijzonder solidair. Maar hoe zit dat morgen en overmorgen ? Wat als het eten op is ? Wat als er gewoon geen water meer is ?

Ik heb intussen al het eten, verband, water dat ik in voorraad had aan mijn buren geschonken bij wie ik de eerste nacht op straat verbleef, de hele nacht histerisch biddend bij elke naschok. woensdagnacht sliep ik op het terrein van de franse ambassade: de histerisch biddende mensen in mijn straat hadden me een hele nacht wakker gehouden en ik moest slapen om te kunnen denken de dag nadien. Ook daar weinig geslapen: een histerie op de Champs de MArs (hét grote plein van Port-au-Prince waar velen zich hadden verzameld) over een mogelijke vloedgolf, vervolgens een eerste evacuatie in het holst van de nacht: mensen met kinderen, zwaar gekwetsten.

Deze nacht slaap ik voor het eerst weer op een matras in een huis zonder scheuren in Petionville, iets boven Port-au-Prince, bij de verantwoordelijke van Broederlijk Delen, samen met nog twee andere belgen. Het B-fast team is aangekomen, ik ga morgen kijken hoe we hen kunnen helpen. Ik stel het wel, maar ben zoals iedereen hier geschokt door de gebeurtenis. Later meer.

Lees meer / 0 comment(s)

Haïti: Regering Pierre-Louis naar huis gestuurd door Senaat

Port-au-Prince - 30 oktober 2009 - avec-papiers.be - Na een lange buitengewone zitting heeft de Senaat kort na middernacht plaatselijke tijd de regering weggestemd. De discussie werd live uitgezonden op verschillende radiostations en verliep bij momenten bijzonder chaotisch en heftig. Kort na middernacht stapten verschillende Senatoren op die pleitten voor politieke stabiliteit nadat ze urenlang de grondwettelijkheid van de zitting en de stemming in vraag hadden gesteld. De 19 resterende Senatoren stemden vervolgens met 18 stemmen en één onthouding de regering naar huis.

Geen enkel lid van de regering was aanwezig op de zitting. Eerste minister Pierre-Louis had eerder in een brief de voorzitter van het parlement Kelly C. Bastien laten weten niet te zullen ingaan op de convocatie door de Senaat. Ze stelde dat het onderwerp van de zitting haar onduidelijk bleef en dat de beslissing al bleek genomen nog voor de regering gehoord was. Senator Joseph Lambert (Lespwa, het presidentieel platform waaronder Préval in 2006 verkozen werd) had zich effectief de laatste dagen weinig subtiel uitgelaten en zelfs gesteld dat als Pierre-Louis niet zou worden weggestemd hijzelf ontslag zou nemen als Senator. Hij had tevens verklaard over een meerderheid van 18 senatoren te beschikken die achter het vertrek van de regering stonden waardoor de eerste minister "een beest was dat naar het slachthuis moet worden gebracht". Een deel van de Senatoren (Lespwa) die de regering in de vroege uren van vrijdag 30 oktober wegstemden zitten pas enkele maanden op post na controversiële verkiezingen eerder dit jaar. De geruchten dat president Préval achter de convocatie zou zitten blijven persistent, ondanks zijn pogingen het publiek van het tegendeel te overtuigen.

In de chaotische zitting die meer dan 10 uur duurde kreeg de regering de steun van een minderheid van de Senatoren die een vurig pleidooi hielden voor politieke stabiliteit. Senator Andris Riché verklaarde dat men probeert van Pierre-Louis de zondebok te maken van 200 jaar slecht beheer van het land. "Bovendien", zo vervolgde Riché, "wil u een regering naar huis sturen zonder het minste argument." Het moet gezegd zijn dat de magere argumenten die werden aangehaald om de regering naar huis te sturen - de afwezigheid van een beleid met betrekking tot landbouw, economie en industrie, de vuilheid van de steden en de hoge werkloosheidsgraad - nauwelijks een serieuze poging kunnen genoemd worden om de duistere werkelijke motieven voor het vertrek van de regering te verdoezelen. De regering Pierre Louis zit pas in het zadel sinds september 2008 en kreeg als onthaal vier tropische stormen en orkanen te verwerken waarin minstens 800 mensen het leven verloren en waarbij zware schade werd toegebacht aan infrastructuur en landbouw. Deze regering alsnog de verantwoordelijkheid laten dragen voor de werkloosheidsgraad van 70% en de gevolgen van een 30 jarige afwezigheid van investeringen in landbouw en industrie lijkt wel erg ver gezocht.

De verdedigers van de regering haalden in verwoedde pogingen de regering te redden zowel de vermeende ongrondwettelijkheid van de zitting aan als de slechte timing voor de interpellatie van de regering. De ploeg van Pierre-Louis slaagde er inderdaad in het vertrouwen van de internationale gemeenschap te winnen wat onder andere resulteerde in het recente bezoek van een 200-tal buitenlandse investeerders in het gezelschap van speciaal gezant voor Haïti van de VN, Bill Clinton. Hoewel buitenlandse investeringen alleen zeker niet dé oplossing kunnen bieden voor de hoge werkloosheidsgraad en de zorgwekkende sociaal-economische situatie van de bevolking, zijn ze voorlopig het enige concrete economische vooruitzicht voor de Haïtianen. Verschillende actoren van de internationale gemeenschap hadden in de loop van de week hun vertrouwen in de regering bevestigd en benadrukt dat politieke stabiliteit essentiëel is om het vertrouwen van investeerders te behouden.

Lees meer / 0 comment(s)

“Een beest dat naar het slachthuis moet worden gebracht”

Port-au-Prince - 28 oktober 2009 – www.avec-papiers.be – Een politieke crisis staat op het punt de regering van Michèle Pierre-Louis te laten vallen. De regering werd een dik jaar geleden gevormd, maanden nadat voormalig eerste minister Alexis de deur werd gewezen na de voedselrellen in april 2008. De huidige regering werd reeds verschillende malen op het matje geroepen door het parlement met betrekking tot de 197 miljoen dollar die vorig jaar uit het fonds Petrocaraïbe werden geput om het hoofd te bieden aan de schade die was toegebracht door de tropische stormen en orkanen die het land teisterden. Daarbij zou sprake zijn van ernstige corruptie.

Volgens sommige politici leken de documenten die eerder in het parlement voorgelegd werden ter verantwoording van de uitgaven op een “fotoalbum” dat geen uitsluitsel geeft over de besteding van de middelen. De eerste minister heeft in een 46 minuten durende radioboodschap dinsdag een aantal verwezenlijkingen opgesomd van haar regering en gesteld dat ze, vermits de uitleg die verschaft werd in het parlement niet volstaat, drie onderzoekscommissies zal aanstellen die voor eens en voor altijd duidelijkheid moeten brengen over de besteding van de fondsen. Ze benadrukte tevens met opgeheven hoofd door de voordeur naar buiten te zullen wandelen als dat nodig zou zijn.

Michèle Pierre-Louis is een nieuwkomer in de politieke scène. Ze was hoofd van verschillende organisaties en instellingen in het land en staat bekend als een goede kennis van de onvoorspelbare Président René Préval. Deze ontkent in alle toonaarden achter de beslissing van de senatoren te zitten die de regering in een buitengewone zitting hebben bijeengeroepen donderdag 29 oktober, maar is de laatste tijd geheel tegen zijn gewoonte in bijzonder communicatief geweest wat bij sommigen politici en commentatoren arwaan opwekt over zijn werkelijke ambities. In november 2010 zijn er algemene verkiezingen (lokaal, parlement, president) gepland.

Préval heeft onder andere de lokale overheden een tweetal weken geleden bijeen geroepen om het over gezondheidsvoorziening te hebben en er van geprofiteerd om de vertegenwoordigers van de lokale overheden te overhalen toe te treden tot een nieuw platform. Een platform dat steun krijgt vanuit verschillende politieke strekkingen, onder andere Lespwa, het platform waaronder hijzelf in 2006 verkozen werd en Fanmi Lavallas van ex-president Aristide. Hij heeft iedereen met stomheid geslagen door – tegen de wetgeving in – op een paar dagen tijd een nieuwe tijdelijke verkiezingscommissie aan te stellen. Ook een herziening van de grondwet heeft hij recent op de politieke agenda gedrukt. Hillary Clinton zou volgens de Miami Herald een gesprek hebben gehad met President Préval waarin ze haar bezorgdheid uitte over de recente ontwikkelingen en haar steun betuigde aan de regering. De President zou in datzelfde gesprek nogmaals ontkend hebben achter de schermen de buitengewone zitting bewerkstelligd te hebben.

Volgens Senator Lambert zou een 18-tal senatoren bereid zijn de regering morgen weg te stemmen, voldoende om de Pierre-Louis effectief naar huis te sturen. Onder hen een aantal Senatoren die pas beëdigd zijn na de Senaatsverkiezingen in april en juni dit jaar waarbij nog geen 12% van de stemgerechtigden kwam opdagen en waarbij verschillende onregelmatigheden zijn waargenomen. Senator Lambert verklaarde vandaag in een vurige boodschap op de radio dat de eerste minister “een beest is dat naar het slachthuis moet worden gebracht”.

Algemeen wordt verwacht dat de regering Pierre-Louis donderdag effectief wandelen wordt gestuurd. De grote vraag blijft welk alternatief er bestaat om Haïti naar de volgende algemene verkiezingen te loodsen zonder in een politieke impasse verzeild te raken. Préval regeerde reeds per decreet tijdens zijn eerste ambtstermijn in 1999 nadat hij het parlement ontbond.

Lees meer / 0 comment(s)

Haïti: Eén dode bij begrafenis Père Jean-Juste


Find more videos like this on Radio Tele Ginen
Port-au-Prince - 18 juni 2009 - avec-papiers.be - Na de massaal bijgewoonde en gemediatiseerde begrafenis op 18 juni van Père Gérard Jean-Juste, bevrijdingstheoloog en geliefde figuur in populaire middens in Port-au-Prince, tevens aanhanger van Fanmi Lavalas en Jean Bertrand Arisitide, is een jongeman om het leven gekomen. VN-blauwhelmen hebben volgens Sophie Boutaud de la Combe, woordvoerdster van de VN-missie (MINUSTAH), "in de lucht" geschoten nadat ze met stenen bekogeld werden. De jongeman die om het leven kwam nabij de kathedraal van Port-au-Prince werd door woedende aanwezigen tot voor de poort van het Présidentieel Paleis gedragen. Onderweg werden de ruiten van verschillende wagens vernield en autobanden in brand gestoken. Het incident lijkt los te staan van de onrustige studentenprotesten die sinds enkele weken in de hoofdstad aan de gang zijn, maar niet van aard de gemoederen te bedaren.

Het gelastte ballistisch onderzoek dat duidelijkheid moet brengen over de afkomst van de kogel lijkt nog weinig ter zake te doen. Het nieuws dat de "bezetter" een Haïtiaan heeft gedood belooft de MINUSTAH andermaal in een slecht daglicht te stellen. Het imago van de onpopulaire VN-soldaten die er door de studenten van beschuldigd worden buitenproportioneel geweld te gebruiken tijdens de manifestaties wordt door dit incident ongetwijfeld nog meer aangetast. De MINUSTAH en de VN instituten in het algemeen hebben in Port-au-Prince de reputatie de gewapende arm te zijn van het maffieuse regime dat zich schikt naar de wil van de internationale gemeenschap ten koste van de lokale bevolking.

De studentenprotesten, verschillende campagnegebonden gewelddaden én het incident van vandaag dreigen de gemoederen nog meer te verhitten en de tweede ronde van de Senaatsverkiezingen op 21 juni te verstoren. Bij de eerste ronde op 19 april kwamen volgens officiële cijfers minder dan 12% van de stemgerechtigden opdagen. De verkiezingen werden om diverse geweldadigheden geannuleerd in het Plateau Centrale. Fanmi Lavalas werd reeds eerder uitgesloten van deelname aan deze verkiezingen.

Lees meer / 0 comment(s)

Haïti: Studentenprotest breidt uit, repressie houdt aan

Port-au-Prince - 10 juni 2009 - avec-papiers.be - Het protest dat voor het eerst op 3 juni uit de hand liep tijdens een manifestatie van de studenten geneeskunde heeft zich deze week uitgebreid naar andere faculteiten in de Haïtiaanse hoofdstad. De studenten eisen de publicatie in het staatsblad van de nieuwe wet op het minimumloon die op 6 mei uiteindelijk unaniem door de Senaat werd goedgekeurd. De wet, oorspronkelijk voorgesteld in 2007, verhoogt het minimumloon in diverse sectoren van 70 Gourdes per dag naar 200 Gourdes (minder dan 4€). Volgens de constitutie heeft president Préval tot 17 juni de tijd om zich uit te spreken over de wet.

Verschillende mensen raakten gewond bij de protesten waarbij met stenen werd gegooid zowel door studenten als door de Police Nationale d'Haïti (PNH). De ordediensten, PNH en de buitenlandse soldaten van de VN-missie MINUSTAH schoten in de lucht en er werd op grote schaal traangas gebruikt. Een student werd aan het hoofd geraakt door een rubber kogel. Het personeel en verschillende patiënten van het nabijgelegen Hôpital de l'Université d'État d'Haïti (het grootste hospitaal van het land) werden gisteren tijdelijk geëvacueerd ten gevolge van het traangas dat het hospitaal binnendrong.

Vandaag, woensdag 10 juni, werd zowel de Faculté des Sciences Humaines als de Faculté d'Etnologie omsingeld door PNH en MINUSTAH. Studenten hebben binnen de faculteit Etnologie een 9mm wapen ontdekt met vijftien patronen waarop ze in de eerste plaats de pers en een vredesrechter gecontacteerd hebben om de vaststellingen te doen waarna het wapen door de politie werd opgehaald. Volgens bronnen uit studentenkringen zou het gaan om een provocatie van de ordediensten die op deze manier hun repressieve optreden te kunnen legitimeren. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat een gelijkaardige tactiek ook gebruikt werd tijdens de protesten tegen ex-president Aristide om de studentenbeweging in discrediet te brengen.

De protesten hebben plaats enkele weken voor de tweede ronde van de Senaatsverkiezingen. Fanmi Lavalas, de partij van ex-president Aristide, werd uitgesloten van deelname aan deze verkiezingen. De eerste ronde die op 19 april plaatsvond werd geannuleerd in het Plateau Centrale ten gevolge van verschillende gewelddadige incidenten. De officiële participatiegraad van 11,8% wordt als onrealistisch bestempeld door verschillende observatoren en bronnen uit de civiele maatschappij die in het dichtbevolkte Port-au-Prince nauwelijks kiezers hebben zien opdagen. Er is een manifest wantrouwen in de politieke klasse die er maar niet in slaagt de sociaal-economische situatie van de bevolking te verbeteren. Politici worden ervan beschuldigd de belangen van binnen- en buitenlandse ondernemers en donoren te verdedigen in plaats van deze van de eigen bevolking. Het feit dat de publicatie op het minimumloon op zich laat wachten is niet van de aard om opnieuw vertrouwen te scheppen tussen de politici en de bevolking.

De zwijgzaamheid van de regering en de president blijft inmiddels oorverdovend. Volgens sommigen zou de druk van ondernemers, onder andere onder de vlag van de Association des Industries d'Haïti (ADIH http://www.adih.ht/), de voornaamste reden zijn voor het uitstel van de publicatie van de wet op het minimumloon. In deze versie bevindt president Préval zich tegenover de studenten. Een andere welingelichte academische bron heeft het over de potentiële druk van de "internationale gemeenschap" die in de wet een belemmering ziet voor de uitvoering van haar plannen met Haïti. Ban Ki-Moon gaf bij een recent bezoek in maart nog aan dat Haïti een succesverhaal kan worden voor de internationale gemeenschap. Daarmee citeerde hij haast letterlijk een passage uit het rapport dat Paul Collier over Haïti publiceerde op vraag van de Secretaris Generaal. Dit rapport reduceert Haïti tot een lageloonland dat produceert voor de exportmarkt ten koste van institutionele versterking en nationale voedselproductie. In deze versie van de feiten zou Préval wel degelijk de wet willen publiceren maar nood hebben aan druk vanuit de bevolking. In casu: studentenprotesten.

Meer info op http://www.avec-papiers.be

Lees meer / 0 comment(s)

Een beter leven in het buitenland ?

Port-au-Prince - 11 mei 2009 - avec-papiers.be - Een man wordt op een plein in een grote stad onder het gejoel van de omstaande massa gemarteld en vervolgens onthoofd. De politie komt niet tussenbeide. Het gebeurde niet in Haïti maar in een wijk van Santo Domingo, de hoofdstad van de Dominicaanse Republiek, een dikke week geleden op 2 mei. De man in kwestie, een Haïtiaan, werd er door de omstanders van beschuldigd een Dominicaan te hebben onthoofd. Onterecht, zo bleek.

Dit bijzonder wreedaardig incident is het zoveelste in een rij van agressies en moorden op Haïtianen in de Dominicaanse Republiek. De Groupe d'Appuie aux Rapatriés et Réfugiés (GARR) maakte een niet exclusieve lijst publiek waarin meer dan twintig ernstige gewelddaden op Haïtianen worden aangehaald.

De GARR betoogde afgelopen vrijdag 8 mei samen met het Plateforme des Organisations Haïtiennes des Droits Humains (POHDH) en Coordination Nationale des Acteurs Non-Etatiques (CONANE) voor de Dominicaanse Ambassade in Port-au-Prince. Vervolgens zakten de betogers af naar de ambtswoning van de eerste minister waar ze een verklaring voorlazen waarin het ontslag van de Haïtiaanse Ambassadeur in Santo Domingo werd geëist. Er werd door de manifestanten eveneens opgeroepen om een dialoog op te starten tussen de Haïtiaanse en Dominicaanse autoriteiten over het migratievraagstuk. Ook president Préval kreeg een boodschap van de betogers.

De xenofobe houding van vele Dominicanen tegen de Haïtianen is al langer een probleem. Ten gevolge van de grote werkloosheid in Haïti werken vele Haïtianen in het enige buurland dat een landgrens met Haïti deelt: de Dominicaanse Republiek. Hoewel uitbuiting er courant is en in sommige gevallen het woord slavernij terug in de mond genomen wordt, blijft de Dominicaanse Republiek vele Haïtianen aantrekken. Velen steken illegaal de grens van het land over in de hoop werk te vinden op plantages of in de toeristische sector.

Haïti blijft het armste land van de Amerika's en de sociaal-economische situatie is voor velen uitzichtloos. Men slaagt er niet in een perspectief te bieden op een verbetering van de levensomstandigheden. Zowel de internationale gemeenschap, Haïtiaanse politici als de mercantiele elite van het land zijn hiervoor verantwoordelijk. Er is geen enkel vertrouwen meer in de politiek. Bij de recente Senaatsverkiezingen van 19 april kwam volgens officiële cijfers minder dan 12% van de stemgerechtigden opdagen. Volgens bepaalde bronnen is dit percentage nog overdreven daar verschillende observatoren in het land nauwelijks stembusgangers hebben zien passeren. Een groot deel van de Haïtianen droomt nog maar van één ding: een beter leven in het buitenland.

Lees meer / 0 comment(s)

"Haïtiaanse stabiliteit bedreigd"

Port-au-Prince, 31 maart 2009, www.avec-papiers.be - De International Crisis Group (ICG) publiceerde op 3 maart een Policy Briefing (http://www.crisisgroup.org/home/index.cfm?id=5952&l=1) waarin verschillende dreigingen voor de stabiliteit van Haïti worden besproken. Het document verscheen enkele dagen voor het officiële bezoek van Ban Ki-Moon, Secretaris-Generaal van de VN op 9 en 10 maart en dat van de Veiligheidsraad tussen 11 en 14 maart. De analyse vat enkele cruciale problemen samen maar zwijgt als vermoord over de impopulariteit van de VN-blauwhelmen die nog steeds als een bezettingsleger worden beschouwd. Zo werd op 11 maart in het centrum van Port-au-Prince nog een voertuig van de VN in brand gestoken door enkele studenten.

ICG verwijst in de eerste plaats naar de rellen van april 2008 ten gevolge van de hoge levenskosten, de nasleep van de stormen die in het najaar van 2008 over het land raasden en de financiële economische crisis die ervoor zorgt dat de Haïtiaanse diaspora minder geld overmaakt aan hun familieleden. Maar er is volgens ICG vooral “(…) an urgent need for a broad political consensus and improved relations between the executive and legislative branches of government, as well as a government-donor-civil society partnership to kick-start a community-oriented reconstruction process”.

Nationale productie

Hoewel de economische groei in 2006 en 2007 respectievelijk 2,5 % en 3,2 % bedroeg was deze volgens ICG onvoldoende om uit te monden in een significante verbetering van de levensomstandigheden. De economische groei verzwakte daarenboven in 2008 tot 1,5 %. De socio-economische situatie vandaag is slechter dan tijdens de rellen in april 2008. De prijs van geïmporteerde rijst was met meer dan 60% gestegen in de 6 maanden die aan die rellen vooraf gingen. De prijs van maïs was in dezelfde periode 91% duurder geworden. Volgens de Conseil National de la Sécurité Alimentaire (CNSA) werd na de orkanen en tropische stormen in het najaar van 2008 één derde van de Haïtianen bedreigd door voedseltekorten.

ICG verwacht dat deze condities in 2009 nog zullen verslechteren doordat de Haïtiaanse diaspora, getroffen door de internationale financiële crisis, minder geld zal overmaken aan de 1,1 miljoen Haïtianen die afhangen van deze directe geldtransferts. Het totaalbedrag van deze transferts bedroeg in 2006 zo’n 1,65 miljard USD, meer dan 30% van het BNP. Het is voornamelijk de arme bevolking die hier het slachtoffer van dreigt te worden door de dalende beschikbaarheid van voedsel die ten minste tot midden 2009 zal aanhouden als er opnieuw kan geoogst worden. “Socio-economic circumstances today are worse than at the time of the April 2008 riots, and if not strategically adressed, hold a clear potential for renewed destabilisation.”

Van verschillende agronomen ter plaatse vernam deze reporter dat er een chronisch gebrek is aan zaaigoed, voornamelijk in de Bas-Artibonite. Door de enorme schade die werd toegebracht aan Haïti na de orkanen is inmiddels zelfs het voor het uitzaaien bestemde zaad opgegeten of verkocht. Er is nog zaaigoed op de markt te vinden, maar de schaarste zorgt voor hoge prijzen die vele boeren zich niet kunnen veroorloven. Verschillende lokale boerenorganisaties worden bestookt met vragen over het leveren van zaden om te kunnen planten en de oogst in juli te kunnen verzekeren. De algemene schaarste noopt echter tot een internationale actie. De internationale donoren blijken echter meer interesse te hebben voor het leveren van voedselhulp dan het leveren van zaaigoed. De agronomen stellen vast dat vele akkers vandaag braak blijven liggen doordat de boeren niet beschikken over zaaigoed. Dit alles voorspelt weinig goeds voor de oogst in juli.

Werkloosheid aanpakken is een van de belangrijkste uitdagingen in de diverse armoede- en rampbestrijdingsprogramma’s aldus de ICG. De werkloosheidsgraad overstijgt de 80% en sociale zekerheid is onbestaand. Zowel de landbouw als de textielindustrie zouden vele jobs kunnen genereren. De Amerikaanse HOPE Act, andermaal een rapport dat vrijhandel als voorwaarde stelt voor investeringen in het land, heeft volgens ICG het potentieel om vele jobs te creëren in de textielsector. Hierbij wordt verwezen naar het rapport van Collier dat elders op avec-papiers.be werd besproken (zie http://www.avec-papiers.be/Home/?p=627). Opdat de textielsector echter werkelijk opnieuw kan gaan floreren hebben investeerders volgens ICG ten minste twee factoren nodig: politieke continuïteit en een hersteld vertrouwen in de stabiliteit. De regering moet daarvoor snel actie ondernemen om bedrijven aan te trekken. Anderen, zoals Camille Chalmers van PAPDA, stellen dat de textielindustrie die louter op export gericht is slechts complementair kan zijn mbt jobcreatie. Investeringen in de landbouw die de voedselsoevereiniteit bewerkstelligen hebben een veel groter potentiëel qua jobcreatie en werken bovendien aan de voedselvoorziening van het land.

In tegenstelling tot Collier heeft ICG wel degelijk oog voor de nood aan de verhoging van de landbouwproductie. Haïti produceert vandaag slechts 46% van het lokaal geconsumeerde voedsel, 49% komt uit import, buitenlandse hulp zorgt voor de rest. De daling van de importtarieven, verregaande liberaliseringen en een historische desinteresse voor investeringen in het platte land hebben de nationale voedselproductie ernstige klappen toegediend (zie http://www.avec-papiers.be/Home/?p=465). Het staatsbudget dat eind 2008 werd voorgesteld bedroeg 256,4 miljoen dollar, 60% daarvan wordt gefinancierd door donoren. 25% van het BBP wordt gegenereerd door de landbouwsector, maar in het begrotingsvoorstel van eind 2008 werd er slechts 6,5% van het budget voorzien voor landbouw en veeteelt. Het herziene staatsbudget dat nog steeds niet werd goedgekeurd is inmiddels gedaald tot een kleine 205 miljoen USD.

De voornaamste bekommernissen voor de landbouw zijn volgens ICG betwistingen over het eigendomsrecht op land, milieuproblematiek, primitieve landbouwmethodes en gebrek aan transportinfractructuur. Het gebrek aan programma’s voor plattelandsontwikkeling zorgen ervoor dat jaarlijks 75.000 mensen naar de reeds overbevolkte hoofdstad komen in de hoop er werk te vinden. Naar schatting 25% van de bevolking woont in Port-au-Prince. Kleine boeren moeten toegang krijgen tot krediet en worden aangemoedigd om bomen te planten, aldus ICG. Nog slechts 3% van het grondgebied is bebosd, wat in het bergachtige land 50 % van het grondgebied met erosie bedreigt.

Politieke conjunctuur

Nadat de rellen vorig jaar ertoe leidden dat toenmalig eerste minister Alexis aan de kant werd geschoven duurde het tot augustus vooraleer een nieuwe eerste minister werd aangeduid. Michèle Pierre-Louis, de nieuwe eerste minister, verkondigde in één van haar eerste toespraken dat landbouwinvesteringen de voornaamste prioriteit zou worden. Zowel politieke actoren als de civiele maatschappij uiten echter bezorgdheid over de richtingloosheid van het beleid. Velen beschuldigen president Préval ervan de regering te veel te beïnvloeden, terwijl Pierre-Louis wordt verweten te weinig weerstand te bieden tegen de druk van de president. De politieke conjunctuur (http://www.avec-papiers.be/Home/?p=654) zorgt ervoor dat politieke beslissingen al te vaak worden beïnvloed door wat ICG “spoilers” noemt, dat zijn combinaties van drugstrafiekanten, corrupte politici, bendeleiders en een deel van de oligargische ondernemers die munt slaan uit de instabiliteit en de richtingloosheid van de het beleid. Inmiddels krijgt Pierre-Louis ook kritiek van voormalige supporters uit de civiele maatschappij.

Politiek geraakt men nauwelijks een stap vooruit. Het budget dat in december werd voorgesteld blijft inmiddels geblokkeerd in het parlement. Verschillende stemmen pleiten voor het opnieuw oprichten van het in 1994 ontbonden leger. Volgens ICG zal het politiek debat hierover blijven aanwakkeren zolang de onveiligheid blijft voortduren. Het gebrek aan transparantie van wat er met overheidsfondsen gebeurt weekt ook aardig wat kritiek los bij donoren. En het feit dat 2009 een verkiezingsjaar is helpt zeker niet om een politieke consensus te vinden.

Verkiezingen

De senaatsverkiezingen die op de agenda staan voor 19 april waren oorspronkelijk voorzien voor 2007. De Haïtiaanse constitutie stelt dat om de twee jaar één derde van de 30 senaatszetels moeten worden vervangen. Het mandaat van tien senatoren liep reeds af begin 2008. Twee andere senaatszetels kwamen vrij door andere omstandigheden. De volgende verkiezingen zijn reeds gepland voor november als er opnieuw een derde van de senaat moet verkozen worden. Om de politieke besluitvorming weer op snelheid te krijgen is het volgens ICG noodzakelijk de verkiezingen in april te laten plaatsvinden. Anderzijds stelt ICG dat “[t]he exclusion of Lavalas, the party with the broadest base among the electorate, from the polls is likely to have serious implications for political stability. (…) All political turmoil in Haïti since 1987 has been related to challenges of elections over fraud or alledged fraud.” Het is uw reporter die zich hardop de vraag stelt of het werkelijk nodig is, met de in november voorziene verkiezingen van opniew een derde van de senaat, wel zin heeft om nu kost wat kost verkiezingen te organiseren die per definitie controversieel zullen zijn gezien de uitsluiting van Lavalas.

Veiligheid

Het is onweerlegbaar zo dat de opleiding van politieagenten een belangrijk aspect is om de Haïtianen weer vertrouwen te doen krijgen in de Police Nationale d’Haïti (PNH). Hun aantal steeg tussen 2004 en eind 2008 van 1500 tot 8300. Het aantal kidnappings daalde in 2006 en 2007, maar het geweld van april 2008 wees er volgens de ICG echter op dat de PNH nog niet in staat is de orde te bewaren. Het hoofd van de PNH, Mario Andrésol, maakt er zich zorgen over dat het budget voor PNH beperkt wordt in de budgetten en dat de aankoop van politiemateriaal daardoor in het gedrang komt. De orkanen hebben daarenboven ernstige schade toegebracht aan de infrastructuur en logistiek van de politie, aldus ICG.

Drugshandel blijft een ander belangrijk probleem. Naar schatting 10% van de in de VS geconsumeerde cocaïne wordt verscheept via Haïti. Het wit poeder is in Haïti niet in het straatbeeld niet aanwezig, maar de business zorgt wel degelijk voor grote problemen. Bij een inval in Port-de-Paix werd zo’n 2 miljoen dollar buitgemaakt bij een vermeende drugsdealer, Alain Désir, die inmiddels naar de VS werd overgebracht. Een groot deel van dit geld is echter inmiddels verduisterd door leden van de politie en het gerecht. In het onderzoek dat werd ingesteld zijn verschillende verdachte overlijdens geconstateerd, wat het vertrouwen van de bevolking schaadt in het gerechtelijk en het politioneel apparaat.

ICG pleit ervoor dat de VS opnieuw helicopters ter beschikking zou stellen om te strijden tegen deze trafiek. Het is immers een feit dat droppings zelfs overdag plaatsvinden en dat bepaalde in bepaalde streken paketten cocaïne in de zee ronddobberen totdat de trafiekant deze komt oppikken. Volgens ICG zou de constructie van een nieuwe zeebasis voor de MINUSTAH (de VN-missie in Haïti) in Les Cayes en het ontplooen van 16 nieuwe patrouilleboten de trafiek kunnen tegengaan, mits er een duidelijke samenwerking is tussen PNH en MINUSTAH.

Conclusie

Het rapport van ICG haalt een aantal belangrijke thema’s aan die de Haïtiaanse stabiliteit bedreigen. Het is echter opmerkelijk dat ICG zwijgt als de dood over de impopulariteit van de VN-blauwhelmen die door het merendeel van de bevolking worden beschouwd als een bezettingsleger. Er zijn weinig manifestaties in Haïti waarin naast wat-voor-eisen-dan-ook niet tegelijkertijd wordt betoogd tegen de bezetting en de MINUSTAH. Ze worden beschouwd niet enkel als een bezettingsleger dat de soevereiniteit van het land met de voeten treedt, maar vooral als een leger dat ervoor zorgt dat de regering in de pas blijft lopen van een internationale gemeenschap die weinig te beloven heeft om de armoede in Haïti te bestrijden, integendeel.

Anderzijds kan men zich de vraag stellen of die internationale gemeenschap, die de ICG financiert, wel degelijk alle ricico’s durft te bespreken. De impopulariteit van MINUSTAH is één zaak. Het feit dat uit mijn persoonlijke gesprekken blijkt dat nu reeds duidelijk is dat er een probleem zal zijn mbt de voedselvoorziening omwille van het gebrek aan zaaigoed doet vragen stellen over de ICG die wil “afwachten” of er in juli nu blijkt of Haïti zich al dan niet hersteld heeft van de orkanen. Of is ICG dan andermaal maar weer een andere promotor van de acties van de internationale gemeenschap die meer perspectief ziet uit het voorzien van voedselhulp dan uit het leveren van (in het beste geval niet genetisch gemanipuleerd) zaaigoed dat de Haïtiaanse boer minder afhankelijk maakt van dergelijke voedselhulp en de Haïtanen eindelijk op hun eigen benen laat staan.

Lees meer / 0 comment(s)

"Distant grand visions are inappropriate"

Port-au-Prince, 15 maart 2009, www.avec-papiers.be - Afgelopen week was de Secretaris-Generaal van de VN samen met ex-president Clinton op officieel bezoek in Haïti. Ban Ki-Moon verklaarde dat hij wil aantonen dat er hoop is voor Haïti en dat het land een een succesverhaal kan worden dat kan dienen als voorbeeld voor andere landen, de VN en de internationale gemeenschap zolang er maar wordt samengewerkt "als goede vrienden". Bill Clinton verklaarde dat hij de rest van de wereld zou verkondigen dat Haïti een veilig land is om in te investeren. Beiden surfen reeds op het plan van de Oxford economist, Paul Collier. Een plan dat Haïti andermaal degradeert tot lageloonland.

Ter voorbereiding van dit hoog bezoek van de VN had Paul Collier, professor economie aan de universiteit van Oxford, een rapport voorbereid voor Ban Ki-Moon. Het rapport is getiteld “Haiti: From Natural Catastrophe to Economic Security” (http://www.avec-papiers.be/docs/Haiti_Collier_report.pdf)en dateert van januari 2009. Het is een blauwdruk die de buitenlandse handelsbelangen in Haïti verdedigt en waarbij de donorgemeenschap maar moet bijdragen opdat de infrastructuur wordt geïnstalleerd waardoor ondernemers zich met hun zaken kunnen bezighouden. Dat alles onder het mom van het nobele doel om Haïti op zijn eigen benen te laten staan.

Volgens Collier is het allemaal niet zo moeilijk: “What has been missing to date is an economic strategy that is simple and realistic, yet powerful. Given the political and civil service constraints any agenda for public action must be kept modest and focused: anything either grandiose or comprehensive stands no chance whatsoever of being implemented.” Collier stelt terecht dat de tijd rijp is om te investeren in het land daar de stabiliteit niet kan gehandhaafd blijven als de situatie van de gewone mens niet verbetert. Vier zaken zijn daarvoor nodig stelt hij: jobs, basisdiensten, voedselveiligheid en een duurzaam milieubeleid.

Jobs

Naast het uitbouwen van de weginfrastructuur van het land biedt voornamelijk de kledingindustrie goede kansen om veel jobs te creëren aldus Collier. Nadat hij eerst een aantal van de belangrijke troeven van Haïti uit de doeken doet, zoals de nabijheid van een exportmarkt in de VS, voegt hij daaraan toe: “(...) market access is not enough: cost of production must be globally competitive. (…) In garments the largest single component of cost is labour. Due to its poverty and relatively unregulated labour market, Haiti has labour costs that are fully competitive with China, which is the global benchmark. (…) Since it is the only low-wage economy in the region, it has transport advantage over competing low-wage economies of several thousand miles.”

De twee plaatsen waar momenteel een kledingindustrie draait is Port-au-Prince en de exportzone van Ouanaminthe op de grens met de Dominikaanse Republiek. “Port-au-Prince has poor infrastructure: its electricity is unreliable and expensive, and it uses the national port which is the most expensive port in the region. In contrast, Ouanaminthe is on the border with the Dominican Republic. It buys its electricity from across the border and uses the nearest port in the Dominican Republic." Met andere woorden buiten enkele lageloonjobs is de surplus voor de Haïtiaanse markt quasi nihil. Noch de nationale electriciteitsmaatschappij noch de nationale haven wint bij een dergelijke constructie. In het beste geval loopt er een goede weg tussen de exportzone en de hoofdstad. De rest van de winst gaat naar het buitenland.

Haïti gereduceerd tot een land waar je best maar dicht tegen de grens een paar goedkope Haïtianen aan het werk kan zetten om vervolgens met de producten weer zo snel mogelijk over de grens te gaan. Mooie strategie is dat. Institutionele versterking: nihil. Het hoeft de regering overigens ook allemaal niet teveel te kosten of moeilijk gemaakt te worden: “for exemple, Bangladesh, which has a government rated as among the most corrupt and inefficient in the world, is able to support a garments industry for export with around 2.5 million jobs.” Bangladesh, als de toekomstvisie voor Haïti is...

Maar dat is nog niet alles. Collier stelt verder dat de ondernemers nood hebben aan een shiftensysteem om hun investering te laten renderen, dat een private electriciteitsvoorziening moet mogelijk gemaakt worden, dat industriezones duidelijke landrechten nodig hebben (over de boeren zwijgt hij), dat private uitbating van havens wellicht de beste optie is, dat er een verbeterd douanesysteem moet komen, dat internationale donoren de weginfrastructuur moeten voorzien van en naar de exportzones,...

Het komt er dus op neer om goedkope arbeid voor de export te voorzien en aan de andere genoemde voorwaarden te voldoen om het de ondernemers interessanter te maken. Vreemd dat onder de paragraaf “jobcreatie” het woord landbouw niet eens ter sprake komt. Terwijl meer dan de helft van de Haïtianen vandaag van de landbouw leven, de sector verantwoordelijk is voor 25% van het BNP en dat ondervoeding een groot deel van de bevolking bedreigt.

Basisdiensten

Het beste alternatief om basisdiensten te voorzien is volgens Collier om de samenwerking tussen de staat en de aanwezige NGO's en private ondernemingen te verbeteren. Het klopt dat de overheid, met een jaarbudget van om en bij de 256 miljoen dollar, niet in staat is voldoende basisdiensten te voorzien en dat deze vooral worden gerealiseerd door NGO's en private ondernemingen. “Basic service provision needs to be improved substantially and swiftly in such a way that it implicates the state. However, scaling up public provision is not a viable solution: the problems of the public sector are deep-seated and it is not realistic to expect that they can be addressed quickly.” Institutionele versterking: quasi nihil. En de privatisering van de basisdiensten krijgt vrij spel.

Voedselveiligheid

De rellen in 2008 ontstonden niet omdat er een gebrek was aan voedsel, maar omdat het te duur werd. Haïti heeft volgens Collier geen nood aan advies met betrekking tot het landbouwbeleid omdat er voldoende agronomen in het land aanwezig zijn. Het klopt dat het gebrek aan weginfrastructuur een belangrijke rem is op de situatie van de voedselveiligheid zoals Collier stelt. In het binnenland zat ik onlangs met enkele kinderen te voetballen met sinaasappels. Beter dat dan ze te laten rotten op de grond.

Maar anderzijds heeft de landbouw veel meer nodig dan investeringen in weginfrastructuur. De onzekere landrechten, die Collier aanhaalt als hij het over de eigendomsrechten van de exportzones heeft, zijn een fundamenteel probleem voor de kleine boer. Maar daarover zwijgt Collier, tenzij hij het over mango's heeft voor de export. Welke boer wil er investeren in de verbetering van de door hem verbouwde grond als hij de helft van zijn oogst moet afgeven aan de grootgrondbezitter en niet eens de zekerheid heeft het volgende jaar over dezelfde grond te kunnen beschikken ? Als irrigatiekanalen niet of nauwelijks onderhouden worden, als meststoffen en insectides enorm in prijs stegen sinds ze niet meer gesubsidieerd worden. En vooral: hoe kan een lokale kleine boer die met hoge productiekosten zit concurreren met de gesubsidieerde landbouwindustrie uit de VS of Europa ? Zal die dan maar in een van Colliers kledingfabrieken gaan werken in plaats van voedsel te verbouwen ?

Duurzaam milieubeleid

De dramatische ontbossing zorgt voor enorme erosie. Colliers voorstel voor een tijdelijke subsidiëring van aardgas is zeker niet zo gek. Al moet tijdelijk hier betekenen: totdat de Haïtiaanse families er in slagen hun kinderen te voeden en naar school te sturen zonder er een boom voor te moeten kappen. Hij vergeet immers dat het vellen van een boom voor vele mensen vandaag de enige bron van inkomsten is die het hen mogelijk maakt het schoolgeld te betalen voor hun kinderen, of om een dokter en medicijnen te betalen.

Collier stelt verder voor om mangobomen te planten omdat die naast brede wortels ook nog een belangrijke opbrengst opleveren. Niet gek dat idee, maar dan volgt: “Changing land rights across Haiti is not a realistic option in the short run and something analogous to export zones might be appropriate, in which mango zones with distinct land rights are piloted." Andermaal: geef de ondernemers vrij spel en maak van landrechten op zich vooral geen gespreksonderwerp. Alsof de lokale boer er vooral geen baat bij mag hebben.

Alles behalve soevereiniteit

Colliers rapport windt er geen doekjes om: export is de toekomst voor Haïti en doortastende grootschalige visies maken geen schijn van kans. Haïti wordt gereduceerd tot een staat die goedkope arbeidskracht biedt voor buitenlandse investeerders en enkele kwalitatieve voedselproducten zoals mango's op de markt brengt voor export.

Lokale voedselvoorziening voor een bevolking die afhankelijk is van enkele gepriviligieerde en schatrijke importeurs daarover wordt met geen woord gerept. In de lokale landbouw zijn nochtans massa's jobs te creëren. Investeringen in voedselsoevereiniteit zou Haïti niet enkel minder afhankelijk maken van buitenlandse prijsschommelingen van voedselproducten, het zou de mensen op het platte land terug een perspectief bieden waardoor ze niet en masse de sloppenwijken in de hoofdstad komen vergroten. Meer dan de helft van de bevolking leeft van de landbouw en de sector staat in voor een kwart van het BNP. Ondanks het gebrek aan investeringen. Een 30-tal jaren geleden produceerde dit land nog meer dan 90% van het lokaal geconsumeerde voedsel, vandaag - na decennia neo-liberale maatregelen - is dat nog minder dan de helft.

Het is daar dat de grote uitdaging ligt voor dit land: mensen op het platte land via concrete maatregelen stimuleren om verder te blijven boeren, opdat ze tegen een redelijke prijs voedsel kunnen produceren voor de Haïtanen. Duidelijkheid in verband met de landrechten, reparaties en onderhoud van oude irrigatiesystemen, subsidiëring van meststoffen, een gediversifieerd bomenbestand voor de herbebossing. Dat daarbij uiteindelijk de lage importtarieven op voedselproducten moeten verhoogd worden dat staat buiten kijf. Zolang een artisanale en volledig op zichzelf aangewezen Haïtiaanse kleine boer moet concurreren tegen een overgesubsidiëerde Amerikaanse of Europese boer die producten twee keer zo goedkoop op de markt kan brengen, geraakt Haïti geen stap vooruit. Zeker niet als de "voedselhulp" na de orkanen de lokale voedselproducenten meer schade toebrengt door uit het buitenland te blijven importeren in plaats van de lokale markt te stimuleren. Zaaigoed staat zelden op ontwikkelingsagenda's, tenzij het genetisch gemanipuleerd is.

Maar wanneer was de internationale gemeenschap geïnteresseerd in de soevereiniteit van een land als Haïti ? Als lageloonland heeft het een beter potentieel voor de “ontwikkelde” landen. Zolang er hier geen staatsapparaat bestaat dat – ondanks buitenlandse druk – zelfstandig beslissingen kan nemen, zolang de overheid corrupt blijft, zolang politici geen vertegenwoordigers zijn van de stem van het volk zal er in dit land weinig veranderen aan de dagelijkse verkrachting van de soevereiniteit van dit land dat zijn “onafhankelijkheid” won in 1804.

De urgentie die Collier laat uitschijnen is reëel. Er moet geïnvesteerd worden. Maar er moet in Haïti geïnvesteerd worden. In de infrastructuur en de nationale productie van het land, in voedselproductie, in institutionele versterking. Niet in het eenvoudig maken voor investeerders om hier winsten te maken. Winsten waar het land nauwelijks iets van ziet. Het valt ernstig te betwijfelen of de Haïtianen "als goede vrienden" met de internationale gemeenschap willen samenwerken aan een dergelijk plan. Maar dat doet er wellicht niet toe. Op 14 april is het internationale donorconferentie over Haïti.

Lees meer / 0 comment(s)

Roofbouw en liberalisering

RiziculteursOnlangs hoorde ik hoe een struise geëmigreerde Haïtiaan voor het eerst sinds jaren weer terugkeerde naar zijn geboorteland. Hij zou de hele rit door Port-au-Prince aan het huilen zijn geweest als een klein kind door wat hij zag door het autoraam. De hoofdstad van Haïti is een stad die op enkele decennia een enorme metamorfose moet hebben ondergaan. Haïti was ooit “place to be” voor talrijke Amerikanen die hier hun vakanties kwamen doorbrengen in luxueuze vijfsterrenhotels. De toeristische sector was hier zo bloeiend dat ondernemers het initiatief namen om een paar mensen aan te werven die een stel kleine eilandjes op enkele kilometers van de kust onderhielden. Zo konden de gasten van het vijfsterrenhotel die zin hadden in een beetje avontuur gaan overnachten op een “onbevlekt en onbewoond eiland” in de Caraïben, kreeft eten en cocktails drinken vanuit hun hangmat tussen de palmbomen en wat gaan diepzeeduiken als ze daar zin in kregen. Op de pleinen in Port-au-Prince en vooral in het hogerop gelegen Pétionville flaneerden chique dames met witte handschoenen onder een parasol op de paadjes tussen de fonteinen. In de hoofdstad moeten langst de kustlijn prachtige boulevards gelopen hebben die uitzicht gaven op aantrekkelijke stranden. Het zou in dit land zijn geweest dat ooit de eerste trambaan van de Caraïben lag. Het eerste land in dezelfde regio waar een autosnelweg met twee keer twee rijstroken werd in gebruik genomen. Zo konden de welgestelden zich snel naar het chiquere Pétionville begeven, toen nog een aparte stad. Tussen Port-au-Prince, Delmas, Pétionville en Carrefour waren weilanden waar vee op graasde, bossen waarin een sanatorium voor tbc patiënten stond. Hoe zakt een land dat enkele decennia geleden nog zo hoog aangeschreven stond zo diep weg in de modder ? Ik probeer het me, samen met u, voor te stellen.

Port-au-Prince, Delmas, Pétionville, Carrefour zijn intussen versmolten tot één grote geürbaniseerde zone waar zonder enige vorm van stadsplanning huizen zijn neergezet. Aanvankelijk gebouwd voor ongeveer 300.000 mensen weet niemand hoeveel mensen er vandaag in de hoofdstad wonen. Men schat zo’n drie miljoen. Het is moeilijk je voor te stellen dat de heuvels waar ik vanuit mijn appartement op uitkijk minder dan dertig jaar geleden vol met bomen moeten hebben gestaan en dat er koeien gegraasd hebben op weilanden. Al wat ik nu zie zijn huizen, het één al wat groter dan het andere, en hier en daar een smalle straat. Alles in het wild neergezet op de heuvels, langs de valleien en ravijnen, op de steile hellingen, in de dalen, vaak zelfs bovenop de beken en riviertjes die dienst doen als open riool en stort tegelijkertijd. De grote boulevards in de benedenstad die ooit dat indrukwekkende uitzicht moeten gegeven hebben op de baai van Port-au-Prince zijn inmiddels langst beide zijden volgebouwd. Je ziet de kust niet meer. De krottenwijken staan tot aan de kustlijn. De beken en riviertjes vormen zich bij stortbuien om tot een kolkende massa water waarin alle afval wordt meegevoerd door de benedenstad. De kokers onder de bruggen zitten er dusdanig vol mee dat het water en de rotzooi die erin ligt een weg zoekt over de baan. Langs één van de uitvalswegen van de stad, een baan die vroeger vermoedelijk een van die chique boulevards moet geweest zijn, zitten marktkramers op de grond, tussen, boven of gewoon in het water. De auto’s rijden op nauwelijks enkele meters door de bovengrondse beken en spetten het smerige water over de koopwaar. Langs de andere kant van de baan zie je vuile varkens en straathonden zich tegoed doen aan de bergen rottend afval. Het Haïti waar velen me met weemoed over vertellen, de parel van de Caraïben, bestaat niet meer.

Het romantische beeld waar nostalgici mee komen aandraven moet natuurlijk voor een groot stuk genuanceerd worden. Een feit blijft dat het regime van vader François en zoon Jean-Claude Duvalier hier de plak zwaaide van 1956 tot 1986. Beiden zijn beter bekend als respectievelijk Papa Doc en Baby Doc die met hun militie, de Tonton Macoutes, het land in een ijzeren greep hielden gedurende drie decennia. Als notoir anticommunist kreeg Papa Doc een geprivilegieerde rol toebedeeld van Uncle Sam in de strijd tegen het revolutionaire Cuba. Haïti werd zo een land waar de VSA goedkope arbeidskrachten vonden die onder andere gedurende lange tijd de baseball-clubs in de VSA van (goedkope) ballen voorzagen. Maar het ging uiteraard veel verder dan enkel baseball. De investeringen uit de VSA zorgden voor het oprichten van diverse industrieën die mensen uit het sedert jaren op zichzelf aangewezen platte land naar de stad trok. Het economisch alternatief voor de achtergestelde boeren was een plattelandsvlucht richting hoofdstad. De “bidonvillisation” was begonnen.

Sinds de onafhankelijkheid van Haïti in 1804 na de eerste en enige geslaagde slavenopstand uit de geschiedenis, zijn Haïtiaanse machthebbers erin geslaagd de contrasten tussen stad en platteland te benadrukken en de kloof tussen arm en rijk enkel maar te verbreden. De plantages van de verjaagde Fransen werden aanvankelijk gewoon overgenomen. Van een afschaffing van slavernij was er de facto dan ook geen sprake. De meesters waren van huidskleur verwisseld, dat was zowat alles. Ze waren nu voornamelijk mulat, maar niet zelden ook zwart. Het platte land was goed voor de productie van exportproducten, maar investeringen kwamen daar zelden bij kijken. Het Haïti van vandaag, dat nauwelijks nog voor 3% bebost is, heeft jarenlang hout gekapt en roofbouw gepleegd op haar grondgebied. Kale bergen zie je waarvan soms alle aarde is weggespoeld, hellingen ontdaan van al wat boven 2 meter groeit. Koffie, ooit een van de belangrijkste exportproducten van dit land, kan nauwelijks nog verbouwd worden. De plant heeft schaduw nodig en die is er amper nog. Een boom kappen is vandaag voor velen het enige middel dat ze hebben om aan geld te geraken waarmee ze hun kinderen naar school kunnen sturen. Of waarmee ze hun eten kunnen bereiden op de houtskool waarvan meer dan 70% van de Haïtianen zouden afhangen. Zelfs mangobomen moeten er vaak aan geloven. Ontdaan van diepe wortels, ontdaan van bomen en planten die het water opnemen glijdt de kale aarde bij stortbuien langzaam maar zeker naar beneden. Het land zakt letterlijk de dieperik in. Gonaïves, de stad die in september 2008 het wereldnieuws haalde toen ze werd overspoeld door water en modder, staat tot op de dag van vandaag nog steeds gedeeltelijk onder water.

Roofbouw, dat is wellicht het woord dat het beste de geschiedenis van dit land samenvat sinds de blanke man voet aan wal zette op Hispaniola. Vandaag is het Haïtiaanse gedeelte daarvan op wat peulschillen na leeggeroofd. Het ontbreken van investeringen in de landbouw gedurende de laatste decennia heeft het land enkel maar verder doen wegglijden. Heeft enkel maar meer mensen het platteland doen verlaten voor de hoofdstad waar krottenwijken de bossen, parken en weilanden verdreven. Krottenwijken zonder perspectief, aan de rand van de zee of op een steile helling. Sommige Haïtianen zetten ineens een stap verder en wagen het de grens over te geraken naar de Dominicaanse Republiek waar ze op plantages of in de toeristische sector kunnen werken. In omstandigheden die vaak het woord slavernij oproepen. Of ze wagen de oversteek naar de Verenigde Staten van Amerika. Vele honderden verdrinken. Niemand weet hoeveel. Dit land wordt uitgemergeld. Door een gebrek aan interesse en investeringen voor het platteland van lokale politici en gecentraliseerde of gedecentraliseerde zakkenvullers. Door buitenlandse donoren die van het land hun speeltuin maken van wat zonder schaamte “development” of “partnerschap” wordt genoemd. Maar welke ontwikkeling ? En welk partnerschap ?

Beth Cysper, adjunct directrice van het United States Agency for International Development (USAID) in het land, vertelde enkele maanden geleden nog doodleuk dat “Food self-sufficiency is not necessarily the goal (…) Right now there is food in Haiti. It’s just the price is out of reach. If it makes sense economically for them to sell mangoes and import rice, then that’s what they should do.(1)” USAID, dat door velen beschouwd wordt als een verlengstuk van de Amerikaanse overheid, zou het natuurlijk bijzonder interessant vinden om hun afzetmarkt te vergroten voor hun gesubsidieerde en overproducerende rijstboeren. Als Haïti nu eens wat minder rijst zou produceren bijvoorbeeld ? Je moet maar durven.

Development, inderdaad, maar dewelke ? In de jaren ‘80 produceerde het land nog voor quasi 90% van lokaal geconsumeerde producten, vandaag is dat geen 45% meer. Wat wil je ook als de geïmporteerde rijst goedkoper is dan de lokaal geproduceerde ? Als er geen enkele bescherming meer bestaat van lokale productie ? Als boeren geen enkele financiële ondersteuning krijgen voor de aankoop van meststoffen ? De daling van de invoertaks op rijst van 50% naar 3% heeft de Amerikaanse rijstproducenten en hun overheid de laatste decennia zeker geen windeieren gelegd. Tussen 1985 en 1990 importeerde Haïti 198.000 ton rijst, in de periode tussen 1991 en 1996 was dat 925.000 ton. Het zal geen verbazing wekken dat de lokale rijstproductie in diezelfde periode afnam. Vandaag komt 75% van de lokaal geconsumeerde rijst uit het buitenland (2). Haïti is vandaag het armste land van het Westelijk halfrond en volgens de WTO een van de meest open economieën ter wereld.

Om maar te zeggen dat de nostalgie naar vroegere tijden dan bij momenten misplaatst kan lijken, maar anderzijds toch enige grond onder de voeten heeft. Al werd het land dan met ijzeren hand geregeerd, op z’n minst was de uitverkoop niet totaal. Nu ligt zowat alles te grabbel en de laatsten die daar beter van worden zijn de massa straatarme Haïtianen. Buitenlandse broodheren profiteerden van de politieke instabiliteit. In het vacuüm na de vlucht van Baby Doc in 1986 kende het land een opeenvolging van tijdelijke regeringen, militaire coups en verkiezingen. Om er even snel doorheen te waaien, alvast enkele grote lijnen. In 1990 werd Aristide tot president verkozen die het jaar daarop al naar de VSA vluchtte na een militaire coup van generaal Cédras. Tijdens het regime van Cédras had Rice Cooperation of Haiti, een belangrijke Amerikaanse importeur van rijst uit de VSA een zetel bemachtigd in Haïti. Uiteindelijk mag Aristide in 1994 terugkeren na druk van de Vereniging van Amerikaanse Staten (VAS) en ook de VN. De VSA hadden het aanvankelijk heimelijk door hen ondersteunde regime van Cédras intussen de rug gekeerd en en passant troepen geïnstalleerd. Vanaf 1995 werden die vervangen door VN-troepen. De Aristide die in 1994 uit ballingschap terugkeerde uit de VSA was echter niet meer de redder die hij voor vele Haïtianen was geweest in 1990. Hij had zichzelf wellicht verkocht om weer aan de macht te komen. Het jaar dat hij triomfantelijk terugkeerde schafte hij de staatssubsidie op meststoffen af en in 1995 kwam het invoertarief voor rijst op 3% te liggen. In 1996 werd hij na verkiezingen opgevolgd door Préval die in 2000 in een omstreden stembusgang weer door Aristide aan de kant geschoven werd. De tumultueuze tweede ambtstermijn van Aristide werd gekenmerkt door een machtsspel tussen ex-officieren van het intussen ontbonden leger en de verkozen president. Nadat opstandelingen verschillende steden onder controle kregen en de bevolking de straat optrok tegen de president werd Aristide begin 2004 gedwongen het land te verlaten. Huidig president Préval werd in 2006 verkozen. Voedselrellen in april 2008 kostten aan verschillende mensen het leven. De toenmalig eerste minister werd aan de kant geschoven en na maanden discussies eind augustus uiteindelijk vervangen door Michèle Pierre-Louis.

Dat deze laatste in één van haar eerste toespraken verklaarde dat ze van landbouw dé prioriteit van haar beleid zou maken kan een stap in de goede richting zijn. Maar er is altijd zeggen en doen. Bovendien kreeg de nieuwe regering als welkomstgeschenk vier orkanen te verwerken. Honderden doden en enorme materiële schade die de opdracht en de ambities van de nieuwe ploeg er niet gemakkelijker op maken. Er zijn enorme investeringen nodig om het wegglijdende land weer te stabiliseren. Letterlijk en figuurlijk. Wat landbouw betreft gaat het over herbebossing die de erosie moet tegengaan, landhervormingen die braakliggend land van grootgrondbezitters (die inmiddels rijst importeren uit de VSA) ter beschikking moet stellen van kleine boeren, maar ook het verstrekken van kredieten voor die boeren, het aanleggen van irrigatiekanalen, van deftige wegen zodat de vruchten niet beschadigd zijn vooraleer ze in de hoofdstad aankomen. En natuurlijk de eigen markt met taksen beschermen tegen de huidige dumping voornamelijk uit de VSA, maar ook uit de EU. Wat politieke stabiliteit betreft gaat het onder meer over een grote kuis om de corruptie aan te pakken en het in gang trekken van een nauwelijks functionerend rechtssysteem. Vandaag staan zware criminelen na enkele uren of dagen vaak weer op straat terwijl mensen die ervan verdacht worden een kip te stelen zes maanden of langer vast zitten zonder enige vorm van proces.

Begin er maar aan natuurlijk. Groot geld verdwijnt hier gemakkelijk in tal van broekzakken zodat een project als het bouwen van een weg vaak zonder geld zit voor de weg is afgewerkt. Het kwam me bekend voor te horen dat er wel van een decentralisatie op papier sprake was, maar dat die de facto neerkomt op het doorschuiven van verantwoordelijken en niet van budgetten. Het staatsbudget wordt overigens voor meer dan de helft door buitenlandse donoren gefinancierd. Dat die invloed hebben op het beleid is evident. Al kan er worden tegengestribbeld, de druk uit het buitenland is groot. Maar… niet altijd even succesvol. De Europese Unie wil zo met alle zogenaamde ACP landen (“Minst ontwikkelde landen” uit Afrika, de Caraïben en de Pacifische Oceaan) akkoorden afsluiten, de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA), over een hervorming van de huidige handelsverdragen en de daaraan gekoppelde ontwikkelingshulp. In concreto komt het er ongeveer op neer dat deze landen hun markt voor een groot stuk moeten opengooien voor import uit de EU in ruil voor het behoud van hun goedkope invoerrechten naar de EU. In Haïti is dat door georganiseerd protest voorlopig nog niet gelukt. Power to the people !

(1) http://ngm.nationalgeographic.com/2008/09/soil/bourne-text
(2) http://www.papda.org/IMG/pdf/Jean_Baptiste3.pdf

Port-au-Prince, 1 januari 2009
www.avec-papiers.be

BijlageGrootte
Riziculteurs01-small.JPG16.34 KB

Lees meer / 0 comment(s)

Port-au-Prince, eerste indrukken

De eerste dagen in Port-au-Prince had ik ogen op mijn rug. Argwanend voor elke beweging, voor elke vraag, voor quasi elke blik die mijn richting uitkwam. De kwalijke reputatie van dit land en in het bijzonder van deze stad maakten dat ik bijzonder op mijn hoede was als ik alleen de straat op ging. Het feit dat ik niets van de taal verstond, laat staan dat ik me er in zou kunnen uitdrukken hielpen niet bepaald om die schrik weg te werken. De eerste keer dat ik een brood en wat koffie ging halen bekroop het angstzweet me al. Er was me verteld niet zomaar tegen iedereen te vertellen waar je woont of werkt. Natuurlijk was één van de eerste vragen die ik kreeg waar ik woonde en een volgende waar ik werkte. Van een gast met gouden tanden die op straat zomaar wat stond te staan dan nog. Mijn hart sloeg een paar tellen over. In mijn gedachten had deze kerel zijn gouden tanden natuurlijk bekostigd met de opbrengst van de laatste kidnapping die hij op zijn geweten had en nu was hij wellicht op prospectie naar een volgend slachtoffer om op kerstavond zijn vrouw, kinderen, maîtresses en bevriende bendeleden een deftig cadeau te kunnen geven en voor zichzelf nog een paar extra gouden tanden te kopen. En voilà, daar komt dan een blanke aan die nog groen ziet achter zijn oren, hij wreef zich denkbeeldig zeker en vast al in z’n handen. Ik antwoordde vaagweg dat ik wat hogerop op de heuvel woonde en met de boeren werkte, hopende daarmee al niet teveel gezegd te hebben.

Tevreden dat ik even later terug thuis was en met een tas koffie rustig mijn boterham kon opeten werd er op de poort geklopt. Doe de deur zeker niet open voor mensen die je niet kent had iemand me verteld. Van op mijn terras zag ik een pick-up pal voor mijn poort geparkeerd staat met een paar gasten ernaast die ik niet kende. Ik dus terug naar binnen. Een paar tellen later hoorde ik ze de ladder van de pick-up halen en tegen het huis van de buren zetten. Van op hun dak ben je zo op de trap naar mijn appartement op de eerste verdieping. Er staat dan nog wel een hoop ijzeren traliewerk vooraleer je bij me binnen bent, maar toch bekroop me de idee dat die gast met zijn gouden tanden al een stel kidnappers op me af had gestuurd die hun weg naar binnen wel zouden vinden. Hang vooral de held niet uit als je wordt overvallen was een andere raad die me was gegeven. Ik stak dan maar een sigaret op, nipte nog eens van mijn koffie en hield mijn telefoon in de hand om een van de collega’s te bellen dat het zover was. Omdat het nogal duurde vooraleer ze aan mijn deur stonden te rommelen, keek ik voorzichtig eens wat er ondertussen buiten aan het gebeuren was. Die kerels met hun ladder bleken gewoon van de elektriciteitsmaatschappij te zijn en kwamen op de deuren kloppen om de meters op te nemen. Een mens kan zich vergissen. Onwetendheid, zo merkte ik, is een slechte raadgever.

Het was duidelijk dat ik snel meer van de stad en het leven erin moest ontdekken om niet in een of andere paranoïde leefwereld terecht te komen die mijn integratie enkel maar zou belemmeren. Verhalen over onveiligheid waren één ding, een feit bleef dat Port-au-Prince een stad was van meerdere miljoenen mensen en dat dàt op zich het beste bewijs was dat er wel degelijk in geleefd kon worden. Een stad met een dergelijke reputatie ontdekken doe je best met mensen die het leven erin kennen. Aan collega’s en vrienden vroeg ik dan ook me gewoon mee te nemen als ze de meest onnozele boodschappen gingen doen: naar de bank of één of andere administratie moesten, zelfs het vuilnis gingen wegbrengen, als ik maar kon observeren hoe het leven georganiseerd was. Dat werkte. Nauwelijks een paar dagen later durfde ik dan ook, nog altijd op mijn hoede maar zonder al te veel angst, de weg naar mijn werk trotseren, een klein kwartier wandelen van mijn deur. Nadat niet meer al mijn aandacht werd opgeslorpt door het angstig elke beweging in de gaten te houden, ontdekte ik ook andere dingen in dat straatbeeld. Zo merkte ik bijvoorbeeld dat de oude koelkast die ergens op mijn traject op de rijbaan lag, daar wel degelijk een functie had. Ze bleek een groot gat in de rijbaan te bedekken en voorkwam dat auto’s, brommers zich erin klem zouden rijden, of dat er een voetganger in zou verdwijnen. Dergelijke grote gaten zag je wel meer. Metaal was immers erg in trek. Je kon het smelten en andere zaken van maken die je dan weer kon verkopen. Metaal dat los zat werd dan ook nogal makkelijk meegenomen. Ook de riooldeksels. Als het droog was kon je door uit je ogen te kijken nog vermijden in de riool te vallen. Als de straat blank stond door een hevige regenbui was dat een andere zaak. Hier lag er dus een ijskast op, elders staken er wat takken uit, soms bleef het gewoon een gapend gat, riooldeksels waren in alle geval een uitzondering.

Elektriciteitsvoorziening was een ander staaltje van indrukwekkende plantrekkerij, boven de straten, in het beste geval tussen twee palen, hing veelal een indrukwekkende collectie draden te bengelen waar maar enkele uren per dag stroom door kwam. EDH, de Haïtiaanse elektriciteitsmaatschappij, was niet in staat voldoende stroom te voorzien voor heel de stad tegelijkertijd. Het ondergaan van de zon deed dan ook elke dag weer een duisternis over een groot stuk van de stad vallen. Van op het dak van mijn appartement waar ik een aardig uitzicht had over Port-au-Prince zag je ’s avonds naast een vuurtoren in de verte, eventueel enkele schepen in de baai en een lampje hier en daar voornamelijk de lichten van de auto’s die door de om de heuvels slingerende straten reden. Als de stroom van EDH kwam gebeurde dat per wijk. Er was een soort van onduidelijke verdeelsleutel tussen verschillende buurten. Zo zag ik op een avond van op mijn dak dat de stroom op de heuvel voor me werd aangezet voor enkele seconden, dan weer uitging, waarna mijn wijk plots licht kreeg. Iemand had zich in de centrale wellicht van schakelaar vergist en zijn fout snel weer rechtgezet. Het is ook niet te voorspellen op welk moment de elektriciteit van EDH zal komen. In alle geval, op het moment dat de stroom in de buurt kwam braken rondom vreugdekreten uit en kon het leven dat quasi stilviel met het ondergaan van de zon weer even verder gaan.

Met een duisternis die invalt rond zes uur ’s avonds en de dag die pas weerkeert rond zes uur ’s ochtends is verlichting geen overbodige luxe. Natuurlijk hadden verschillende bedrijven, organisaties en individuen een oplossing gevonden voor het chronische gebrek aan stroom dat ook de kantoorapparatuur en daarmee het personeel kwelde. Her en der hoorde je generatoren draaien die overdag de kantoormachines van stroom voorzien en ’s avonds voor verlichting zorgden. Hoewel sommigen woningen ook een generator gebruikten die meestal werd aangezet als de zon achter de horizon begon te verdwijnen, was het back-up systeem op 12 Volt batterijen veel couranter voor individueel gebruik. Die batterijen laadden op vanaf het moment dat EDH stroom voorzag. Als die weer uitviel kon je op die batterijen je meest relevante elektrische apparaten laten werken. Hoe dan ook, het moment dat ze in de centrale van EDH besloten om deze of gene wijk stroom te geven bleef telkens een verlossend moment: je wist dat de 12 volt batterijen weer opgeladen werden voor de volgende stroomonderbreking die nog steeds zekerder was dan de stroomvoorziening.

Maar zelfs al was er stroom in je buurt, dan nog bleef een fenomeen als straatverlichting zo niet onbestaand, dan toch een zeldzaamheid. In mijn straat had een buurman met wellicht een iet of wat altruïstische instelling buiten voor zijn deur enkele lampen geïnstalleerd. Elke avond zaten er een twintigtal studenten zwijgzaam voor zijn huis hun huiswerk te maken. Gewoon op straat, in het lichtschijnsel van een (private) straatlantaarn. Anderen verkozen om ondanks het gebrek aan middelen ook hun eigen woonst, winkel of restaurant van stroom te voorzien. Dat deden ze door illegaal stroom af te tappen van het stadsnet van EDH. Iets waar niemand echt van opkeek, of alvast een dergelijk wijd verspreid fenomeen dat de elektriciteitsmaatschappij het niet kon bijhouden om die illegale aansluitingen weer af te koppelen. Het resultaat was een massa dunne draden die telkens van een of andere elektriciteitspaal vertrok. Een elektriciteitspaal zeg ik, maar talrijke surrogaten bestonden, bomen waren bijzonder populair, vaak lagen de draden ook gewoon op de daken. Op een dag zag ik op de weg naar mijn werk een stel palen tegen de grond liggen met alle draden, dik en dun erbij. Gevallen onder het gewicht van alle extra bedrading die alle kanten uitging waarschijnlijk. Er stond een hoop volk te kijken naar het impressionante kunstwerk aan draden dat nu over de straat verspreid lag. Een genie diegene die aan die chaos uitkon. Toen ik er ’s avonds weer langskwam stonden de palen weer min of meer recht en hingen de dikste draden er weer aan. De hoop draden die nog op de grond lagen waren waarschijnlijk van illegale stroomaftappingen en die had EDH dan maar in een beweging losgekoppeld. Enfin, losgekoppeld, niet opnieuw aangesloten eerder. Enigszins nieuwsgierig of ze wel een correcte aansluiting hadden gemaakt en onze straat niet waren vergeten wachtte ik ’s avonds met enig ongeduld op dat verlossende moment dat de vreugdekreten uitbraken. Erg lang moest ik daar niet op wachten. Ik slaakte een verlichtte zucht van opluchting.

Port-au-Prince, 27 november 2008
www.avec-papiers.be

BijlageGrootte
PAP_081127_CR_Electricite01.JPG59.56 KB

Lees meer / 0 comment(s)

Haïti, dag 1

Het is 4 november 2008. In het onpersoonlijke hotel vlakbij de luchthaven in Miami, trof ik ’s ochtends vroeg een stembureau aan. Hoewel de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen zo wel min of meer beklonken leek, bleef het eerlijkheidshalve toch nog wachten op de resultaten. Het was half zeven ’s ochtends, de eerste mensen kwamen net aan als ik in het busje stapte naar de luchthaven. Mijn eerste bezoek aan de Verenigde Staten van Amerika mag dan kort geweest zijn, twee dingen waren overduidelijk: het waren verkiezingen en het was een land op maat van de auto en niet op maat van de mens. De avond voordien had ik een taxi besteld naar een nabij gelegen shoppingmall om wat aankopen te doen die wellicht in de States goedkoper zouden zijn dan elders. De taxichauffeur waarschuwde me dat de mall waar ik perse naartoe wilde wel een erg kleine was. Nu ja, erg klein: een voetbalveld of drie groot. Ik vond er wat ik er moest vinden, waaronder een restaurant waar ik een stevige steak kon bestellen. McDonalds leek me wat overdreven, maar de grootste steak op de kaart was wel iets wat absoluut op mijn agenda stond voor de VSA. Het werd een steak van 12 once, hoeveel dat ook mocht zijn. Het idee daarachter was om vooral goed doorvoed naar een land te vertrekken waar ondervoeding één van de grote problemen is.

Dat de Mall of the Americas effectief een kleine mall bleek te zijn werd duidelijk als ik een taxi zocht om terug aan het hotel te geraken: geen enkele. Uiteindelijk deelde ik met een andere eenzaat die vervoer zocht de taxi die toevallig na een half uur passeerde. Op de radio natuurlijk een hele heisa over de verkiezingen. Als ik bij de taxichauffeur informeerde naar hoe de verkiezingen deze keer georganiseerd waren antwoordde deze spontaan: “You want to know who I’m gonna vote for ? Obama ! Obama ! Obama !”. Bij het uitstappen vertelde ik hem dat er bij ons in bepaalde kringen een gezegde is: “Als verkiezingen echt iets zouden uitmaken, waren ze al lang verboden.” Niet dat ik de chauffeur wilde ontmoedigen, maar wie er ook zou winnen, hij zou - zeker in de VSA – te maken krijgen met de financiers van de campagne en de vuile erfenissen van eerdere presidentsschappen die het daglicht niet mogen zien. Change ? We zullen nog wel zien.

Toen ik in het autominnende en verkiezingsgekke land aan de luchthaven werd afgezet was ik op de meest stringente veiligheidsprocedures voorbereid. Tot mijn opperste verbazing ging het uiteindelijk vrij vlot. Het enige noemenswaardige verschil met een controle in Brussel was dat iedereen zich van elk schoeisel moest ontdoen en op blote voeten of op sokken door de metaaldetector lopen. Het had wel handig geweest enkele bankjes of stoelen te voorzien zodat de mensen niet persé balancerend op één been moesten rondhinkelen om hun schoenen uit te doen. De veiligheidscontrole zorgde inderdaad voor rondzwalpende, bijna tegen de grond vallende mensen aan de detectoren, beslist niet bevorderend voor de veiligheid van de mensen die nog stonden aan te schuiven, noch van diegenen die tegen de vlakte dreigden te gaan. Soit, ik geraakte er zonder kleerscheuren op m’n sokken door. Nu was het wachten op de check-in van de laatste van drie vluchten naar mijn eindbestemming. Gealarmeerd door de wildste verhalen die de ronde deden over Haïti wandelde ik eerst observerend langs de gate. Alsof ik al schrik had dat ik zou gespot worden als het eerstvolgende slachtoffer van een kidnapping. Wist ik veel. Tot aan deze gate kon ik in theorie nog altijd afzien van mijn reisplan. De reputatie van Port-au-Prince is inderdaad niet echt een allerbeste. Maar ik had er veel te veel zin in, dus zette me neer, wachtend op het vertrek. Aan de gate zat het vol met zwarte gezichten, jong en oud, man en vrouw, niets dat er ook maar enigszins bedreigend uitzag. Allemaal afstammelingen van de gedeporteerde Afrikaanse slaven bedacht ik me. Op 18 november 1803 versloegen hun nakomelingen de Fransen in een laatste beslissende slag. Napoleon deed uiteindelijk afstand van Frankrijks meest lucratieve kolonie waarna Haïti op 1 januari 1804 onafhankelijk werd. Het tweede onafhankelijke land van Amerika, de enige geslaagde slavenopstand en de eerste zwarte republiek. Een fascinerende geschiedenis.

Tijdens de vlucht naar Port-au-Prince aanschouwde ik boven de Bahama’s voor het eerst de pracht van de Caraïben. De eilanden lagen nauwelijks een boogscheut van elkaar. Het water tussenin leek vanuit de lucht zo ondiep dat je er haast tussen kon wandelen. De eilanden zelf werden omlijnd door een fel azuurblauw gekleurde kust. Impressionant. Alsof iemand de contouren van de eilanden had afgetekend met lichtgevende waterverf. De noordwestelijke punt van het eiland Hispaniola herkende ik vrijwel meteen als Haïti door een bruine rivier die er in de zee een lelijke bruine moddervlek achterliet. De kleur van de felle azuurblauwe kusten die ik zag bij het overvliegen van de Bahama’s werd hier vermengd met de kleur van de gigantische hoeveelheden aarde die van het land de zee in stroomden. De vier orkanen die het land recent op een maand tijd kreeg te verwerken hebben daar geen goed aan gedaan. Maar zelfs zonder die natuurrampen is erosie een van de structurele problemen in dit land dat nog nauwelijks voor 3% bebost is. Beneden is er nauwelijks een boom te bekennen. Kleine perceeltjes zie je, massa’s. De verregaande versnippering van de grond maakt investeringen in landbouwmateriaal voor de individuele boeren niet rendabel en de opbrengst blijft dan ook klein. Haïti produceert vandaag minder dan de helft van het lokaal geconsumeerde voedsel. De overheid heeft investeringen in de landbouw jaren naast zich neergelegd. De nieuwe eerste minister, Michèle Pierre-Louis, maakte in de toespraak die ze hield bij haar aantreden eind augustus duidelijk dat ze van landbouw één van dé prioriteiten zou maken van haar beleid.

Port-au-Prince kondigde zich aan door een grijs-bruine smog die erboven hing. Bij een hangar naast het einde van de landingsbaan stonden een hoop vliegtuigjes en helikopters van de Verenigde Naties. De Mission des Nations Unies de Stabilisation d’Haïti (MINUSTAH) zit hier vandaag met ongeveer 9000 man. Terwijl een VN-helikopter kwam aanvliegen taxieden we – bij gebrek aan taxibanen - terug over de landingsbaan tot aan het luchthavengebouw. Het was warm, maar de hitte viel me mee zo op het middaguur. Minder verschroeiend als ik had verwacht. Een muziekgroep stond ons op te wachten aan de inkomhal. Omdat alle muzikanten gekleed waren in knalgele T-shirts van Western Union kwam het niet eens in me op dat het de bedoeling was hen wat geld toe te stoppen. Wat ik me vooral afvroeg was wie er dan wel zo speciaal op mijn vliegtuig kon gezeten hebben dat Western Union het de moeite vond een aantal muzikanten op te trommelen om die mens te verwelkomen. Achteraf zou blijken dat een dergelijk optreden hier al jarenlang traditie is. Vroeger speelden de muzikanten in lokale kleding, maar nadat een lokale GSM-operator het plots een goed idee leek de muzikanten knalrode publiciteits-T-shirts te geven vonden anderen, met andere kleuren, dat ook wel de moeite. Dat het muzikale welkom zo plots eerder op een publiciteitsstunt zou lijken kon blijkbaar geen kwaad voor de desbetreffende firma’s. Ik wandelde verder langs de immigratie, pikte mijn drie koffers bagage op en wandelde buiten. De zich spontaan aanbiedende taxichauffeurs ontwijkend keek ik even achterom. Op de deuren plakten grote stickers die wapendracht binnen het gebouw verboden. Welkom buiten.

Ik werd opgehaald door mijn toekomstige collega, Ricot, en een andere coöperante van Broederlijk Delen, Stéphanie, die naast de deur van mijn bureau werkt. Nadat we recht van de luchthaven een korte informele kennismaking gingen doen bij PAPDA, de organisatie waar ik de komende twee jaar zou werken, ging de rit verder tot aan mijn nieuwe appartement een dikke kilometer verderop. Als een ongeduldig kind dat zich starend naar de pakjes onder de kerstboom afvroeg welk pakje het straks zou mogen openmaken en wàt er dan precies zou inzitten, keek ik nieuwsgierig door de ramen van de wagen. We stopten onder een boom in een rustige straat op een steile helling. Er zat een traliewerk aan alle ramen en het terras van het appartement op de eerste verdieping. Tegen dat traliewerk aan, een trap naar het dak. Het terras aan de straatkant was ruim. Met de opgehangen hangmat, de rieten bank en het tafeltje heb je nog meer dan de helft over. Vanuit de keuken zag ik de baai van Port-au-Prince. Op het dak werd dat uitzicht enkel maar beter. Het panorama was adembenemend. De dichtbebouwde heuvels deinden voor me uit tot aan de zee. Tussenin zag ik het spierwitte presidentieel paleis. Links van me zakte de zon weg achter de bergen. Ik voelde spontaan dat ik op dit dakterras aardig wat tijd zou spenderen. Binnen was het voorlopig iets minder gezellig. Een bed met muskietennet, een tafel, stoelen, twee gefabriceerde kastjes, een ijskast, een fornuis, een schab met wat keukenspullen, een kleine bureau, wat autobatterijen als back-up voor de stroomvoorziening en enkele tonnen met water in de badkamer. Verder waren het kale muren en lege ruimtes die naar mijn smaak best wel wat vulsel en kleur konden gebruiken. Elektriciteit was er normaal een uur of zes per dag, een veelvoud van wat er in andere wijken beschikbaar was. Water was een heel ander paar mouwen. Al geruime tijd was er geen water meer in de buurt. Per maand met wat geluk een keer of twee. De hitte viel dan wel mee, maar meer dan één douche per dag leek toch wel aangewezen. De oplossing die me werd aangereikt was iemand te bellen die zich Sevis Dlo laat noemen. Dat is Creools voor service de l’eau. De kerel komt dan met een kruiwagen en gaat tegen een kleine vergoeding grote emmers water halen waarmee je de tonnen in huis vult.

We aanschouwden de zonsondergang en er werd voorgesteld nog ergens een pint te gaan pakken. Moe of niet, je bent belg voor iet. Ik dus mee. Een paar kennissen van Stéphanie hadden kort geleden een bar geopend in een rustige buurt ergens op een van de heuvels. Een gezellige sfeer bij petroleumlampen in een tuin met veel groen en een klein podium voor concerten. Ik deed mijn best de Creoolse conversatie aan tafel te volgen, maar op wat woorden na begreep ik er weinig of niets van. Het werd meteen duidelijk dat de taal leren dé eerste prioriteiten zou moeten worden. Omdat ik me geheel in goede handen voelde, aanvaardde ik het voorstel om naar een volgende bestemming te gaan waar we iets zouden eten. We kwamen terecht op Champs de Mars, het centrale plein van Port-au-Prince dat tot enkele jaren geleden min of meer gekend stond om de talrijke kidnappings. Nu er om de minuut een of andere politiepatrouille passeerde was dat verleden tijd. Het stond er vol eetstalletjes en geïmproviseerde cafés en een groep muzikanten wandelde de terrasjes af. Ze speelden Haïti Chérie. Zo niet het nationaal volkslied, dan toch een nummer waar ik al eerder over hoorde. Het openbaar toilet bezocht ik er dan ook maar meteen: plas gewoon ergens op een hoop afval, of tussen twee auto’s in, werd me verteld.

Op weg naar huis werden we tegengehouden door een met mitrailleurs bewapende politiepatrouille. Iedereen moest uit de wagen stappen. De papieren van de chauffeur werden gecontroleerd, niet deze van de mensen aan boord. Gelukkig maar, want ik had niets op zak, zoals me was aangeraden: heb je niet nodig en kan je alleen maar kwijtspelen. De controles waren recent opgevoerd omdat er de laatste maand een lichte stijging was van het aantal kidnappings. Dat bleek normaal tegen de eindejaarsperiode. Maar de patrouille doorzocht toch de wagen, op zoek naar wapens zo werd me verteld. Hoewel er VN-vredestroepen aanwezig zijn in het land sinds 1995, is er nooit echt werk gemaakt van ontwapening. Er werd verteld dat de handel in marihuana met Jamaica meer doet voor de ontwapening van Haïti dan de aanwezigheid van de VN. Schepen worden hier gevuld met wapens en komen terug met marihuana. Moest ik tevreden zijn met deze handel die het aantal wapens deed afnemen in Haïti en deed toenemen in Jamaica ? Feit was dat ik enige tijd in Haïti zou verblijven en dat marihuana me net iets minder bedreigend leek dan vuurwapens. Patrouilles als deze die ons op weg naar huis tegenhield hadden als doel enerzijds de kidnappings aan te pakken, en anderzijds toch iets te doen aan het wapenbezit. De chauffeur werd erop gewezen dat een van zijn koplampen stuk was, waarna we zonder problemen weer verder mochten. Als ik even later in m’n nieuwe thuis aankwam was Mark nog op. Hij is professor in de etnologie in New York en mijn kotgenoot die hier alles bij mekaar enkele weken per jaar spendeert. Beiden benieuwd naar de verkiezingsuitslag in de VS haalde ik eerst de radio uit mijn bagage en vervolgens de kleine fles tax-free whiskey om het resultaat te beklinken. Toch liever Obama dan McCain, al zal hij zichzelf toch nog moeten leren kennen.

Port-au-Prince, 4 november 2008
www.avec-papiers.be

BijlageGrootte
Jacmel_Plage.JPG95.61 KB

Lees meer / 0 comment(s)

Ca va un peu seulement

Een van de zaken die me bij dit bezoek aan Mali is opgevallen is dat mensen het moeilijk hebben. Dat zal op zich niet verbazen voor een van de armste landen van de wereld. Maar daar waar ik enkele jaren geleden stellig het gevoel kreeg dat ondanks het feit dat mensen niet zomaar de eindjes aan mekaar konden knopen, ze er zich altijd wel op een of andere manier konden doorslaan, is dat nu anders. Ze hebben het nu moeilijker als tevoren om hun familie te voeden en sommigen klagen openlijk over de gevoerde politiek.

Mali ontsnapt natuurlijk niet aan de stijgende voedselprijzen op de internationale markt. De prijs van een brood is ten opzichte van een dik jaar geleden met 50 % gestegen, rijst, een van de belangrijkste ingrediënten op het Malinese menu is ook fors in prijs gestegen. Benzine wordt ook hier duurder, en voor een land dat quasi alle import via zijn buurlanden over honderden kilometers weg of spoor moet transporteren wil dat zeggen duurdere prijzen op de markt. Het moet gezegd zijn dat de regering enkele maatregelen voorzien heeft om de prijzen te drukken. Voor sommige ingevoerde producten zijn de douanerechten verminderd of zelfs helemaal afgeschaft. Maar “la flamée des prix” blijft zelfs met die maatregelen een feit. Volgens velen doet de regering dan ook onvoldoende om de prijzen te drukken en een duurzaam landbouwbeleid uit te bouwen. Afgelopen week waren er twee kleine manifestaties in Bamako « contre la vie chère ». Slechts een honderdtal mensen nam daaraan deel. “Maar,” zo vertelde een van de verantwoordelijken me, “het is slechts het begin van de mobilisatie. De reactie van de mensen in de straat sprak boekdelen. Ze applaudisseerden als we langskwamen. We hebben dan ook besloten om met verschillende organisaties uit de civiele maatschappij samen rond de tafel te gaan zitten en te kijken wat de volgende acties zullen zijn.”

De prijzen zijn één ding. Velen zijn het politieke establishment kotsbeu. In gesprekken op straat, bij een van die Malinese theetjes in de schaduw komt het onderwerp vaak ter sprake, en er wordt openlijk over gepraat. President Amadou Toumany Touré werd in 2007 opnieuw verkozen voor een tweede mandaat. Volgens velen kon dat enkel door fraude. Een van de verhalen die ik daarover opving ging over een stembureau dat gesloten werd voor het gebed, wat in grondwettelijk niet mag. Tijdens het gebed werden de stembussen leeggehaald en gevuld met andere stembulletins, terwijl de oude verbrand werden. Er zijn nog andere dergelijke verhalen, en je zal ze wel met een korrel zout moeten nemen, maar het aantal dergelijke vertelsels op verschillende plekken in het land doet toch wat gesjoemel vermoeden. Als ik er naar informeerde hoe het kwam dat er slechts zo weinig stemgerechtigden hun stem uitbrachten werd als voornaamste reden aangehaald dat het vertrouwen in de politiek en in de stemming verloren zijn. “Ca ne sert plus à rien”.

Enkele dagen geleden kreeg ik zelf een staaltje van politieke moetwil voorgeschoteld waarvan ik me plots beter kon inbeelden dat sommigen er op den duur de moed verliezen er op democratische weg iets aan te kunnen veranderen. Ik ging op bezoek bij het ministerie van onderwijs waar ik een afspraak had gemaakt om enkele vragen over mijn onderzoek te kunnen stellen. Tijdens het werk op het terrein had ik verschillende dingen ontdekt die me de wenkbrauwen deden fronsen en me nog eens goed deden kijken of ik nu wel echt zag wat ik zag. Officieel mag een leerling overgaan naar het volgende leerjaar bij een jaargemiddelde van vijf op tien. In vele scholen had ik inmiddels al vastgesteld dat ook leerlingen met vier op tien van de lerarenraad een gunstig advies kregen om over te gaan. Met wat goede wil valt daar nog iets voor te zeggen. Maar wat ik toen zag tartte elke verbeelding: hier was het advies van de lerarenraad dat men met vijf op tien kon overgaan. De lokale onderwijsinspectie had echter een correctie gemaakt op dat advies: leerlingen met twee op tien mogen ook over. Toen ik de functionaris op het minsterie daarmee confronteerde werd al snel duidelijk dat het niet de bedoeling was dat ik dergelijke informatie te pakken had gekregen: hij begon met een regelrechte aanval over de wetenschappelijkheid en de representativiteit van mijn onderzoek, vroeg achter mijn bronnen, zei dat hij bovendien veel werk had, dat ik maar een nieuwe afspraak moest maken, enzovoorts. Een antwoord op mijn vraag waarom leerlingen met twee op tien over mogen naar een volgend jaar gaf hij niet, ondanks het feit dat ik ze door zijn aanvallen heen toch meerdere malen stelde. Ik wist dat het een praktijk was die officieel nooit zou worden toegegeven, maar wat hem in een moeilijk parket bracht was dat ik het document gezien had. Zijn verdediging was een aanval op mijn onderzoek, op zich al veelzeggend. Het was niet de bedoeling geweest hem het vuur al te zwaar aan de schenen te leggen, maar omdat hij me toch wat op m’n tenen had getrapt met zijn reactie tracteerde ik hem op een tweede dergelijke vraag. Ik had een verdeellijst voor nieuwe schoolboeken onder ogen gekregen waarin elke school, ongeacht het aantal leerlingen, evenveel boeken kreeg. De reactie was haast identiek. Waar ik de informatie wel vandaan had, dat ik het document dan maar eens moest laten zien. Op mijn voorstel dat hij zijn verdeelsleutel evengoed kon laten zien om het tegendeel te bewijzen kreeg ik als geïrriteerd antwoord dat hij die niet bij de hand had. Met andere woorden, een antwoord kreeg ik ook niet op de vraag hoe het kwam dat die verdeeldsleutel zo arbitrair was opgesteld zonder rekening te houden met de realiteit op het terrein. Het grappige was vooral dat hij me net een minuut voordien had verteld dat zijn diensten die verdeelsleutels opstellen. We stonden ondertussen alletwee zowat te koken, hij over het feit dat ik hem met mijn vaststellingen confronteerde, ik doordat hij keer op keer de wetenschappelijkheid ervan in vraag trok. Het was duidelijk dat verder vragen stellen niet veel zin meer had. Op de meeste had ik toch al het antwoord, voor een aantal andere zaken had hij me doorverwezen naar collega’s die me beter op deze of gene vraag konden antwoorden.

Op andere administraties had ik verantwoordelijke ambtenaren tegengekomen die niet eens de moeite namen hun computerspelletje te stoppen als ik hen vragen stelde. Andere verantwoordelijken zaten rustig buiten onder de boom thee te drinken en een sigaret te roken. Op een keer werd ik zelfs aangesproken door een straalbezopen figuur die beweerde de burgemeester te zijn van een gemeente zo’n honderd kilometer verderop. In het kader van het onderzoek loop ik ook telkens het gemeentehuis binnen, en de gêrant van het “campement” waar ik verbleef had dat opgevangen en de burgemeester op me toegestuurd. De dag erop kwam ik hem ‘s avonds in dezelfde toestand tegen. De daarop volgende ochtend, rond een uur of tien, zat hij met enkele andere drinkebroeders al aan het bier. “Nous les Africains, on peut boire la bière à n’importe quel heure !” Het deed me denken aan het gesprek dat ik met Ronny Dynood had, in het begin van m’n verblijf hier. Hij is de Belgische Attaché van het Directoraat Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) in Mali en had me gezegd dat de incompetentie van sommige lokale overheden wel deels verklaarde waarom men het geld – in tegenstelling tot de verantwoordelijkheden – nog niet gedecentraliseerd had. Een burgemeester die drie weekdagen op rij zichzelf komt te pletter zuipen in een klein stadje lijkt me wel een voorbeeld van een mens die zijn job niet al te ernstig neemt.

Dit zijn enkele van mijn vaststellingen, ik zit hier nog niet eens twee maanden. Ik kan me voorstellen dat velen die dergelijke toestanden maanden en jaren aan een stuk moeten meemaken, iets van de furie verliezen die ik bijvoorbeeld voelde bij en na dat bezoek op het ministerie. Ze verliezen elk vertrouwen in de politiek, gaan niet of nauwelijks nog stemmen en zorgen gewoon dat ze ‘s avonds wat te eten hebben en dat ze thee kunnen drinken met de buren in de schaduw. Ze worden gelaten over het wanbeleid. Tot het eten duurder wordt. En de thee. Het lijkt me overdreven te stellen dat er hier een revolutionair klimaat hangt. De Malinezen zijn wel wat gewend. Ze hebben haast achtentwintig jaar een dictatuur verdragen vooraleer die ten val werd gebracht. Maar toch is het verschil met nauwelijks enkele jaren geleden opvallend. Als je vroeger aan iemand vroeg “ça va ?” kreeg je meestal als antwoord, “oui, ça va”. Nu antwoorden de meesten « ça va un peu seulement ».

Bamako 21 april 2008

Lees meer / 1 comment(s)

Het Malinese milieu is voor later

De temperaturen stijgen. 40 graden en meer is dagelijkse kost geworden. De hitte is zo drukkend dat je liters water moet drinken om je overvloedige transpiratie te compenseren. Als je kan zet je jezelf best onder een ventilator om je zweet te laten verdampen waardoor je wat afkoelt.

Een alternatief is airco. In vele van de bureaus waar ik deze laatste week in Bamako passeerde stond die op volle kracht te draaien. Vaak met ramen en deuren open. Geen wonder dat de electriciteit hier in zulke warme periodes vaak uitvalt. Ecologisch bewustzijn of zuinig omspringen met energie is vreemd aan de maatschappij hier. Het is zonder twijfel iets voor de volgende generaties om daar iets aan te doen.

Het milieu wordt hier tegen een waanzinnig tempo bezoedeld en vernietigd. Je gooit gewoon je vuil op straat. Alles : miljoenen plastic zakjes, etensresten en karton waar geiten, ezels, ratten, katten, honden, hagedissen en kakkerlakken zich tegoed aan doen. In de brousse komen daar nog eens massa’s batterijen bij, de enige bron van energie in plaatsen zonder electriciteit. Overal zie je ze rondslingeren, op de velden, tussen de hutjes, aan de waterputten. Vuilophaling bestaat niet in Bamako tenzij je je aansluit bij een van de firma’s die mits betaling je vuil komen ophalen. Wie weet wat ze er daarna mee doen. Het vuil dat op straat rondslingert komt ofwel in de open riool terecht, wordt het af en toe eens bijeengekeerd, op een hoop gegooid en in brand gestoken. Gewoon midden op straat. Als de riolen verstopt raken van al dat vuil zie je soms mensen met een schop de riool leegscheppen, terug de straat op waar de smurrie enkele dagen ligt uit te drogen tot er een vrachtwagen langskomt die de vetzakkerij komt ophalen, als die tegen dan nog niet terug in de riool is gewaaid.

Bamako – 20 april 2008

BijlageGrootte
Bamako_smerig.jpg81.56 KB

Lees meer / 0 comment(s)

Onrust in Noord-Mali

In het Noord-Oosten van Mali zijn er eind vorige week gevechten geweest tussen de Touaregrebellen en het reguliere leger. Donderdag 20 maart zou ten noorden van Kidal in de buurt van Abeibara een legerjeep op een mijn gereden zijn. Een dag later liep in dezelfde streek een konvooi van het leger in een hinderlaag toen ze op weg waren naar het grensgebied met Algerije. Er zou verschillende uren met zwaar geschut over en weer geschoten zijn. Drie soldaten en vijf burgers zouden bij de schermutselingen zijn omgekomen, en acht legervoertuigen buitgemaakt door de rebellen. Er zouden ook Malinese militairen gekidnapt zijn, de cijfers lopen uiteen tussen 20 en meer dan 30.

De incidenten komen er op een moment dat twee Oostenrijkse toeristen in het noorden van Mali gevangen zouden worden gehouden door Al-Qaeda nadat ze in februari ontvoerd werden in Tunesië. Het ultimatum dat reeds een keer werd uitgesteld verloopt zondagavond 23 maart. Er zijn voorlopig geen directe aanwijzingen die erop wijzen dat beide incidenten met mekaar verband houden. De strijd van de Touareg en deze van Al-Qaeda blijven twee verschillende zaken. Wel zullen de recente gebeurtenissen de onderhandelingen over de vrijlating bemoeilijken.

De zogenaamde Touaregrebellen ijveren reeds jaren voor meer autonomie. In de jaren 90 was er een belangrijke rebellie die een einde kende bij de ondertekening van een vredesakkord dat – als ik me niet vergis – in Tombouctou werd ondertekend eind jaren 90. Daarin werd meer autonomie beloofd. De daarop volgende jaren waren er weliswaar incidenten, maar het bleven geïsoleerde feiten. Na schermutselingen een tweetal jaar geleden werd opnieuw een vredesverdrag afgesloten dat tot nog toe relatief goed werd gerespecteerd. In augustus vorig jaar werden nog tientallen militairen gekidnapt die pas recent weer werden vrijgelaten. Met die acties leken de rebellen het verdrag te verbreken maar tot afgelopen week bleef het relatief rustig.

De rebellen verwijten de overheid haar beloftes over meer autonomie niet na te komen. De overheid verwijt de rebellen smokkelroutes onder contole te houden. De Malinese overheid is overigens bijzonder karig met informatie. Ik deed mijn best iets op te vangen over de gebeurtenissen op de overheidszenders, zonder succes. De informatie komt binnen via internationale nieuwszenders en doet de ronde via radio Trottoir. Wel was ik toevallig getuige van een generaal die zondagochtend vroeg terug uit Kita naar Bamako is moeten vertrekken ondanks het Paasfeest dat hij in Kita (het katholieke nest van Mali) plande bij te wonen.

Kita 23 maart 2008

Lees meer / 0 comment(s)

De school van Soribougou

Ik geniet van mijn vrijheid onafhankelijk te zijn wat vervoer betreft, en hou halverwege het traject tussen Bamako en Kita halt in Soribougou. Daar stop ik bij een school die ik ook in 2005 bezocht. Het is een “école communautaire”. Dat wil zeggen dat de inwoners van het dorp zelf elke maand het geld bijeensparen voor de lonen van de leraars, de bouw en het onderhoud van de klaslokalen, het meubilair en dergelijke meer. Soribougou heeft drie klaslokalen in leem en een hut ernaast uit riet, met wat goede wil zou men dus kunnen zeggen vier klaslokalen. Er zijn ook vier leraars. Nochtans zijn er zes klassen en haast 250 leerlingen.

Van het eerste tot het zesde jaar hebben de kinderen er les, en met een gebrek aan klaslokalen en leraars zit er niets anders op dan verschillende klassen samen te zetten. Zo zit het eerste een het tweede jaar samen en het vijfde en het zesde, met een respectievelijk leerlingenaantal van 112 en 61. De ouders betalen net iets minder dan één Euro per maand om één kind school te laten lopen. Dat kan weinig lijken, maar het is belangrijk om weten dat men in dit dorp naast subsistentielandbouw enkel katoen teelt en nog wat houtskool verkoopt. De katoenprijzen zijn de laatste jaren enkel gedaald, en houtskool... nu ja. Bovendien zijn de families in Afrika niet bepaald klein, en één kind naar school sturen dat gaat nog wel, maar ze alle acht naar school sturen, dat is al gauw een kapitaal. Ik maak ook even zelf het rekensommetje, 250 leerlingen maal 600 CFA per maand, dat is 150.000 CFA, omgerekend net geen 230 €. De overheid geeft daar bovenop nog eens 75€. Daarvan worden dus vier leraars betaald, de lemen klaslokalen gebouwd en onderhouden, banken gefabriceerd, transport van de leraars betaald en verder kleinere onkosten als krijt en materiaal voor de leraar. 145.000 CFA daarvan gaat naar de loonkost van de vier leraars: allevier tesamen verdienen ze 220€ per maand.

Zoals ik in mijn vorige artikel ook al schreef, laat de opleiding van leerkrachten vaak te wensen over. Dat is hier niet anders. Als ik vraag wat voor opleiding de leraars hebben genoten wordt me telkens maar weer gezegd dat ze goed werk leveren. Dat 100% slaagt voor het eindexamen van het zesde jaar. Dat overtuigt me niet echt. Ik weet dat in sommige scholen de antwoorden op het bord worden genoteerd en dat er nationaal een politiek is dat 85% van de kinderen moet slagen. Kwestie van plaats te maken voor de volgende lichting. Na herhaaldelijk aandringen wordt me gezegd dat de directeur toch een professionele vorming heeft gekregen. De anderen hebben ze zelf links en rechts gevonden, zonder dat ze enige opleiding hebben genoten. De gedeconcentreerde overheidsdienst, het Centre d’Animation Pédagogique (CAP) raadt af van zomaar leraars te recruteren, maar met de 50.000 CFA die ze geven, bieden ze niet echt een alternatief voor het accute lerarentekort. Intussen hebben enkele inwoners zich geëngageerd om voor een prikje drie nieuwe lemen lokalen te bouwen. Ze zien er proper uit, enkel het dak ontbreekt nog, net het duurste element. En zelfs als ze dan die drie extra lokalen zullen hebben, is nog maar de vraag of de CAP opgeleide leraars zal kunnen vinden en die dan ook nog in deze school kan tewerkstellen. De nood is groot, overal, en het aanbod beperkt.

Kita 21 maart 2008

Lees meer / 0 comment(s)