Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Ca va un peu seulement

Ca va un peu seulement

Een van de zaken die me bij dit bezoek aan Mali is opgevallen is dat mensen het moeilijk hebben. Dat zal op zich niet verbazen voor een van de armste landen van de wereld. Maar daar waar ik enkele jaren geleden stellig het gevoel kreeg dat ondanks het feit dat mensen niet zomaar de eindjes aan mekaar konden knopen, ze er zich altijd wel op een of andere manier konden doorslaan, is dat nu anders. Ze hebben het nu moeilijker als tevoren om hun familie te voeden en sommigen klagen openlijk over de gevoerde politiek.

Mali ontsnapt natuurlijk niet aan de stijgende voedselprijzen op de internationale markt. De prijs van een brood is ten opzichte van een dik jaar geleden met 50 % gestegen, rijst, een van de belangrijkste ingrediënten op het Malinese menu is ook fors in prijs gestegen. Benzine wordt ook hier duurder, en voor een land dat quasi alle import via zijn buurlanden over honderden kilometers weg of spoor moet transporteren wil dat zeggen duurdere prijzen op de markt. Het moet gezegd zijn dat de regering enkele maatregelen voorzien heeft om de prijzen te drukken. Voor sommige ingevoerde producten zijn de douanerechten verminderd of zelfs helemaal afgeschaft. Maar “la flamée des prix” blijft zelfs met die maatregelen een feit. Volgens velen doet de regering dan ook onvoldoende om de prijzen te drukken en een duurzaam landbouwbeleid uit te bouwen. Afgelopen week waren er twee kleine manifestaties in Bamako « contre la vie chère ». Slechts een honderdtal mensen nam daaraan deel. “Maar,” zo vertelde een van de verantwoordelijken me, “het is slechts het begin van de mobilisatie. De reactie van de mensen in de straat sprak boekdelen. Ze applaudisseerden als we langskwamen. We hebben dan ook besloten om met verschillende organisaties uit de civiele maatschappij samen rond de tafel te gaan zitten en te kijken wat de volgende acties zullen zijn.”

De prijzen zijn één ding. Velen zijn het politieke establishment kotsbeu. In gesprekken op straat, bij een van die Malinese theetjes in de schaduw komt het onderwerp vaak ter sprake, en er wordt openlijk over gepraat. President Amadou Toumany Touré werd in 2007 opnieuw verkozen voor een tweede mandaat. Volgens velen kon dat enkel door fraude. Een van de verhalen die ik daarover opving ging over een stembureau dat gesloten werd voor het gebed, wat in grondwettelijk niet mag. Tijdens het gebed werden de stembussen leeggehaald en gevuld met andere stembulletins, terwijl de oude verbrand werden. Er zijn nog andere dergelijke verhalen, en je zal ze wel met een korrel zout moeten nemen, maar het aantal dergelijke vertelsels op verschillende plekken in het land doet toch wat gesjoemel vermoeden. Als ik er naar informeerde hoe het kwam dat er slechts zo weinig stemgerechtigden hun stem uitbrachten werd als voornaamste reden aangehaald dat het vertrouwen in de politiek en in de stemming verloren zijn. “Ca ne sert plus à rien”.

Enkele dagen geleden kreeg ik zelf een staaltje van politieke moetwil voorgeschoteld waarvan ik me plots beter kon inbeelden dat sommigen er op den duur de moed verliezen er op democratische weg iets aan te kunnen veranderen. Ik ging op bezoek bij het ministerie van onderwijs waar ik een afspraak had gemaakt om enkele vragen over mijn onderzoek te kunnen stellen. Tijdens het werk op het terrein had ik verschillende dingen ontdekt die me de wenkbrauwen deden fronsen en me nog eens goed deden kijken of ik nu wel echt zag wat ik zag. Officieel mag een leerling overgaan naar het volgende leerjaar bij een jaargemiddelde van vijf op tien. In vele scholen had ik inmiddels al vastgesteld dat ook leerlingen met vier op tien van de lerarenraad een gunstig advies kregen om over te gaan. Met wat goede wil valt daar nog iets voor te zeggen. Maar wat ik toen zag tartte elke verbeelding: hier was het advies van de lerarenraad dat men met vijf op tien kon overgaan. De lokale onderwijsinspectie had echter een correctie gemaakt op dat advies: leerlingen met twee op tien mogen ook over. Toen ik de functionaris op het minsterie daarmee confronteerde werd al snel duidelijk dat het niet de bedoeling was dat ik dergelijke informatie te pakken had gekregen: hij begon met een regelrechte aanval over de wetenschappelijkheid en de representativiteit van mijn onderzoek, vroeg achter mijn bronnen, zei dat hij bovendien veel werk had, dat ik maar een nieuwe afspraak moest maken, enzovoorts. Een antwoord op mijn vraag waarom leerlingen met twee op tien over mogen naar een volgend jaar gaf hij niet, ondanks het feit dat ik ze door zijn aanvallen heen toch meerdere malen stelde. Ik wist dat het een praktijk was die officieel nooit zou worden toegegeven, maar wat hem in een moeilijk parket bracht was dat ik het document gezien had. Zijn verdediging was een aanval op mijn onderzoek, op zich al veelzeggend. Het was niet de bedoeling geweest hem het vuur al te zwaar aan de schenen te leggen, maar omdat hij me toch wat op m’n tenen had getrapt met zijn reactie tracteerde ik hem op een tweede dergelijke vraag. Ik had een verdeellijst voor nieuwe schoolboeken onder ogen gekregen waarin elke school, ongeacht het aantal leerlingen, evenveel boeken kreeg. De reactie was haast identiek. Waar ik de informatie wel vandaan had, dat ik het document dan maar eens moest laten zien. Op mijn voorstel dat hij zijn verdeelsleutel evengoed kon laten zien om het tegendeel te bewijzen kreeg ik als geïrriteerd antwoord dat hij die niet bij de hand had. Met andere woorden, een antwoord kreeg ik ook niet op de vraag hoe het kwam dat die verdeeldsleutel zo arbitrair was opgesteld zonder rekening te houden met de realiteit op het terrein. Het grappige was vooral dat hij me net een minuut voordien had verteld dat zijn diensten die verdeelsleutels opstellen. We stonden ondertussen alletwee zowat te koken, hij over het feit dat ik hem met mijn vaststellingen confronteerde, ik doordat hij keer op keer de wetenschappelijkheid ervan in vraag trok. Het was duidelijk dat verder vragen stellen niet veel zin meer had. Op de meeste had ik toch al het antwoord, voor een aantal andere zaken had hij me doorverwezen naar collega’s die me beter op deze of gene vraag konden antwoorden.

Op andere administraties had ik verantwoordelijke ambtenaren tegengekomen die niet eens de moeite namen hun computerspelletje te stoppen als ik hen vragen stelde. Andere verantwoordelijken zaten rustig buiten onder de boom thee te drinken en een sigaret te roken. Op een keer werd ik zelfs aangesproken door een straalbezopen figuur die beweerde de burgemeester te zijn van een gemeente zo’n honderd kilometer verderop. In het kader van het onderzoek loop ik ook telkens het gemeentehuis binnen, en de gêrant van het “campement” waar ik verbleef had dat opgevangen en de burgemeester op me toegestuurd. De dag erop kwam ik hem ‘s avonds in dezelfde toestand tegen. De daarop volgende ochtend, rond een uur of tien, zat hij met enkele andere drinkebroeders al aan het bier. “Nous les Africains, on peut boire la bière à n’importe quel heure !” Het deed me denken aan het gesprek dat ik met Ronny Dynood had, in het begin van m’n verblijf hier. Hij is de Belgische Attaché van het Directoraat Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) in Mali en had me gezegd dat de incompetentie van sommige lokale overheden wel deels verklaarde waarom men het geld – in tegenstelling tot de verantwoordelijkheden – nog niet gedecentraliseerd had. Een burgemeester die drie weekdagen op rij zichzelf komt te pletter zuipen in een klein stadje lijkt me wel een voorbeeld van een mens die zijn job niet al te ernstig neemt.

Dit zijn enkele van mijn vaststellingen, ik zit hier nog niet eens twee maanden. Ik kan me voorstellen dat velen die dergelijke toestanden maanden en jaren aan een stuk moeten meemaken, iets van de furie verliezen die ik bijvoorbeeld voelde bij en na dat bezoek op het ministerie. Ze verliezen elk vertrouwen in de politiek, gaan niet of nauwelijks nog stemmen en zorgen gewoon dat ze ‘s avonds wat te eten hebben en dat ze thee kunnen drinken met de buren in de schaduw. Ze worden gelaten over het wanbeleid. Tot het eten duurder wordt. En de thee. Het lijkt me overdreven te stellen dat er hier een revolutionair klimaat hangt. De Malinezen zijn wel wat gewend. Ze hebben haast achtentwintig jaar een dictatuur verdragen vooraleer die ten val werd gebracht. Maar toch is het verschil met nauwelijks enkele jaren geleden opvallend. Als je vroeger aan iemand vroeg “ça va ?” kreeg je meestal als antwoord, “oui, ça va”. Nu antwoorden de meesten « ça va un peu seulement ».

Bamako 21 april 2008

onderwijs gesjoemel

ik ben ontzettend benieuwd wie die ambtenaar was van wie je geen antwoord kreeg.

Als je me mailt leg ik uit waarom.

groeten,

bert huguenin

Joris

Gepost door Joris
23.04.2008