Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Mao, Het onbekende verhaal J. Chang en J. Halliday, 2005

Mao, Het onbekende verhaal J. Chang en J. Halliday, 2005

Mao was een monster. Hij was erger dan Hitler. Hij is verantwoordelijk voor de dood van miljoenen Chinezen gedurende de burgeroorlog maar ook in vredestijd. Voor de overlevenden maakte hij China tot een hel. Let wel, niet door fouten bij het nastreven van zijn politiek ideaal, maar door zijn extreme egoïsme en zijn ziekelijke zucht naar geweld en terreur. Dat is de boodschap van Jung Chang, op te lezen op de eerste en de voorlaatste bladzijde van haar boek. De overige 792 bladzijden willen niets anders zijn dan de illustratie van die boodschap.

Verbijsterend veel media stellen geen of nauwelijks vragen bij methoden waarmee Jung Chang haar stellingen historische bewijskracht probeert te verlenen. Gelukkig zijn er ook recensenten die hun kritische zin bewaren en die een minimum aan wetenschappelijkheid eisen.

De recensent van MO heeft na lectuur van Jung Chang vooral zin om eens een andere- lees echte- biografie van Mao te lezen.
The De Britse Independent schrijft ondermeer: voor wie ook maar iets van de Chinese geschiedenis afweet “zal deze poging tot een ‘baanbrekende biografie’ zwaar problematisch zijn” ; “Maar alles is ééndimensionaal. Het is altijd maar Mao,…maar nooit de sociale structuren van China of de boerenstand”.”Er staat heel wat – in alle betekenissen van het woord- slechte geschiedenis in dit boek. Slecht niet alleen in de zin van de methodologie… maar ook in de zin van de interpretaties.”De recensent haalt passage aan waar Jung Chang de erkende feiten verdraait en soms zichzelf flagrant tegenspreekt. Over de anti-Japanse weerstand: volgens Jung Chang zat Mao comfortabel in Yenan en liet hij de Kuomintang, de partij van zijn politieke tegenstanders, de kastanjes uit het vuur halen; historici zijn het erover eens dat het juist omgekeerd was. Over de rol van de Sovjet-Unie in Manchoerije na de tweede wereldoorlog: volgens Jung ChangJung Chang konden de communisten in China alleen aan de macht komen omdat ze van de Russen een goed uitgebouwd rijk in Manchoerije cadeau kregen; historici wijzen erop dat Mao ontevreden was omdat de Russen de Japanse industriële installaties uit Manchoerije als oorlogscompensatie meenamen en nadien de regio in handen van de Kuomintang gaven. Over Zhou En-lai: deze historische figuur werd en wordt algemeen gerespecteerd als een uiterst bekwaam diplomaat door vriend en vijand; voor Jung Chang was hij echter een nul, een door Mao geterroriseerde voetveeg. Jung Chang is zich bewust dat dit alles tegen de meningen van zowat alle onderzoekers en deskundigen ingaat maar zonder een spoor van bescheidenheid verklaart ze hen allemaal verkeerd. The Indpendendent noemt haar theorieën echter: “… wilde veronderstellingen onderbouwd door onbekende of verdachte mondelinge bronnen die (zoals de auteur regelmatig beweert) ‘vandaag weinig gekend zijn’” en besluit: “ ..dit boek heeft een zekere ontspanningswaarde. Maar het is noch ernstige geschiedenis noch ernstige biografie.”

Philip Short, die auteur van een in 1999 verschenen en overigens zeer kritische Mao-biografie, zegt dat Jung Chang “schuldig is aan het herschrijven van de geschiedenis zodat ze samenvalt met haar eigen opvattingen” (Wikipedia)

Na het verschijnen van het boek in Australië, verzamelde The Age commentaren van experten.
Thomas Bergstein van Columbia University in New-York: “ het boek is een grote ramp voor de hedendaagse China-studie” “Het resultaat is een verbluffend aantal citaten die uit de context gerukt zijn, verdraaiïngen van feiten en weglatingen van veel van wat Mao een complexe, tegenstijdige en veelzijdige leider maakt”
Steve Tsang van Oxford University valt Jung Chang in het bijzonder aan op haar bewering dat de slag van Luding, waar de communisten de kabelbrug over de Dadu-rivier - de enige weg om aan de omsingeling door de legers van Chiang Kai-shek gedurende de Lange Mars te ontsnappen - , een communistisch verzinsel is; dit is het sluitstuk van Jung Chang’s theorie dat Chang Kaishek gedurende de Lange Mars nooit echt probeerde om het rode leger in te sluiten en te vernietigen. Tsang heeft de archieven van Chiang onderzocht en bevestigt dat Chiang er op elk moment van de Lange Mars alles aan deed om het rode leger niet te laten ontsnappen. Jung Chang beweert zich te steunen op ‘de laatste ooggetuige’ ter plaatse; The Age stuurde zelf iemand naar Luding: geen spoor van Jung Chang’s ooggetuige, maar wel van een getuige die de gevechten bevestigde. Steve Tsang besluit dat in dit geval, zoals over het algemeen in het boek, de auteurs ‘onthutsend oneerlijk’ zijn geweest in het gebruik van de bronnen die ze beweren geconsulteerd te hebben.Anderen wijzen op de flagrante onwaarheden in het boek.

De bekende Britse marxistische essayist James Heartfield merkt op dat het beeld van Mao dermate negatief is, dat je niet meer begrijpt hoe zijn boerenleger in 1949 aan de macht kon komen; Jung Chang ziet zich daardoor verplicht in toenemende mate onwaarschijnlijke complottheorieën uit te vinden om de communistische successen uit te leggen. Een voorbeeld: de Japanners waren eigenlijk nogal beheerst en hadden de intentie om die maar beperkte stukjes China te bezetten maar ze werden in de ‘totale oorlog’ gelokt door de provocaties van een Kuomintang generaal die een mol van de communisten was; Mao wilde namelijk ‘door middel van die totale oorlog de Russen dwingen tussen te komen in zijn voordeel’.
Jung Chang bezingt het idyllische karakter van het precommunistische China dat Mao kwam verstoren; daarbij spreekt ze niet alleen andere passages in haar eigen boek tegen, maar bovendien haar eigen bestseller Wilde Zwanen, die in geuren en kleuren het ongelukkige leven van haar grootmoeder vertelt.
Ook Jon Halliday is bereid zijn eigen analyses de grond in te boren om Mao overal de schuld van te kunnen geven. In een vorig leven schreef hij over de Britse koloniale onderdrukking van China en Hongkong, nu schuift hij de bloedige repressie in 1967 in HK in de schoenen van Mao’s provocatie; ook de Koreaanse oorlog (1950-53) is volgens hem grotendeels de fout van Mao, terwijl hij in een vroeger werk de nadruk legde op de rol van Truman als oorlogsstoker sinds 1949. James Heartfield ,wijst ook op het volgende: wat ook de strategische voordelen mochten zijn die Mao zocht in Korea, hij was het niet die het land platbombardeerde en miljoenen burgerslachtoffers maakte. Dat deden de Amerikanen.
Het isolement van China na 1949 was geen streefdoel van Mao, zoals Jung Chang beweert, het was een bewuste politiek van de kapitalistische grootmachten om China te isoleren en te boycotten.
Over die de Koreaanse oorlog gaat het ook nog in The Independent: ‘de auteurs halen de oude mythe boven over “horden” Chinezen die het Amerikaanse leger overspoelen en die het overwinnen door de simpele gewicht van het aantal; dat was gewoon propaganda van het Pentagon, dat verveeld zat met de povere resultaten van de Marines. En wat is hun historische bron voor deze ‘menselijke vloedgolf’? … de persoonlijke memoires over de Koreaanse oorlog van filmacteur Michael Caine.
Dat ook Mao’s oudste zoon in deze oorlog sneuvelde is voor Jung Chang beslist geen teken dat Mao niemand wilde bevoordelen, maar uiteraard het zoveelste bewijs van Mao’s onmenselijkheid: zelfs zijn eigen kind was hem niet dierbaar! Emeritus-professor Delia Davin van Leeds university ( The Times Literary Supplement)heeft bij maarschalk Peng Dehuai gelezen dat Mao bij de noodlottige tijding zo trilde dat hij geen cigaret meer kon aansteken; Jung Chang kent de geschriften van Peng goed, ze gebruikt ze elders...tegen Mao.
Professor Davin weet ook nog dat de executie van Wang Shiwei, die volgens Jung Chang moest dienen om in Yenan in 1942 een systeem van terreur onder de sympathiserende intellectuelen in te stellen, pas gebeurde in 1947.

In haar MAO-haat slaat Jung Chang wild om zich heen, soms op het lachwekkende af. Mao lanceerde het idee van de Berlijnse muur, Stalin stierf aan een hartaanval uit ergernis bij het lezen van een rapport over de manoeuvres van Mao; Kim Il Sung stierf ook aan een hartaanval uit angst dat een Russisch document zou bekend worden waarin zijn koehandel met Mao uit de doeken gedaan werd. Tijdens de studentenrellen in 68 stuurde Mao in sabotage getrainde Europese maoïsten naar huis terug. Er staan honderden van dergelijke beschuldigingen in het boek en niet altijd is het fantasiegehalte meteen duidelijk. Wanneer Jung Chang spreekt over de meer dan 50 villa’s van Mao in China, heb je al wat achtergrondinformatie nodig om te weten dat het om de gastenverblijven voor functionarissen van de centrale regering bij hun talrijke bezoeken aan de provincies gaat; wanneer ze schrijft dat verse vis van 1.000 kilometer ver aangevoerd werd, zegt ze er niet bij hoe zelden dat gebeurde, voor welke hele speciale gelegenheid en voor welke belangrijke buitenlandse gasten.
Wanneer Mao een bediende aanwerft om hem te helpen in zijn communistische boekhandel, dan heet het: hij was te lui om het zelf te doen maar stak wel het geld op zak. Wanneer Mao opkomt voor de boeren is het niet omdat hij iets voor hen wil doen maar omdat hij het verplichte vocabularium van de partij debiteert. Wanneer Mao in alle ellende van de burgeroorlog gescheiden wordt van vrouw en kinderen is het voor de auteurs duidelijk: hij gaf niets om hen en deed zelfs niet de moeite om hen op te zoeken. Als Mao op 1 oktober 1949 op het Tian An Menplein de beroemde woorden uitspreekt: ‘Het Chinese volk is eindelijk opgestaan’, noemt Jung Chang ‘de inhoud van zijn toespraak ... buitengewoon vlak’. Mao geeft hulp aan derdewereldlanden met als enige bedoeling de leider van de (derde) wereld te worden. Als Mao dan tenslotte stervende is kan Jung Chang ook nog gedachten lezen: ’zijn geest was tot het laatste moment helder, hij werd maar door één gedachte beziggehouden, die aan hemzelf en zijn macht’. De principes zijn bekend: liegen, liegen, er blijft altijd wel iets van hangen en waar rook is, is vuur.

Jung Chang heeft 400 interviews afgenemomen afgenomen en zowat 1200 geschreven bronnen geraadpleegd, waarvan dan nog de meerderheid Chinese van de Volksrepubliek.. De lezer wordt ovespoeld met referenties – ik schat in totaal zowat 2.000. Erg indrukwekkend, op het eerste gezicht.
Wie de moeite neemt om het een en ander uit te zoeken komt tot de ontdekking dat Het maakt het boek des te bedrieglijker. Al dit materiaal door de filter van Jung Chang’s eigen vooropgestelde ideeën geperst geeft niets meer dan 800 bladzijden drek..
Jung Chang verknipt en plakt citaten knipt en plakt totdat je er om het even wat kan uit afleiden. Ze vermengt zonder dat de argeloze lezer het merkt betrouwbaar materiaal met onbetrouwbaar, plakt er wat uit een andere context geselecteerde gegevens bij, kruidt het geheel met liefst anonieme getuigenissen van bloederige en gruwelijke taferelen en laat dan haar verbeelding en denigrerend taalgebruik de vrije loop om het ‘onomstotelijk bewezen’ beeld te schilderen van ‘ Mao en zijn rotgenoten’, de kampioen van egoisme, gevoelloosheid, intrige, moord, geweld en terreur.

Enkele voorbeelden uit een lange reeks:
Vele promotie-artikels vermelden de ‘wereldvisie’ van Mao; Jung Chang plukt hiervoor 16 stukjes van zinnen verspreid over een geschrift van liefst 159 bladzijden; in 8 ervan is geknipt en 3 gebruikt ze om een zin te vervolledigen die ze zelf begonnen is; ze plakt dit aaneen met 3 bladzijden eigen bindteksten en flanst zo een inderdaad monsterachtige wereldvisie ineen. Vervolgens besluit ze: ‘Deze visie, die hij op 24-jarige leeftijd zo duidelijk (sic!) onder woorden bracht, is zijn hele leven lang de kern van Mao’s denken gebleven’. Consequent citeert ze in haar hele boek geen enkele van de vele belangrijke Mao-teksten die haaks staan op wat ze hier in de ‘wereldvisie’passage beweert. Integendeel we vallen regelmatig op gefabriceerde, uit de context gehaalde ‘uitspraken’ van Mao om het beeld wat extra horror te geven, en dat tot zelfs in de de titel van Krisiten Hemmerechts in De Standaard , ‘Lijken maken de aarde vruchtbaarder’.

Neem nu de titel van het interview in De Standaard:’Indien nodig sterft de helft van de Chinezen’ Jung Chang beweert dat Mao dit in 1957 verklaarde op een partiJung Changongres. Weer is het een met creatief knippen en plakken tot stand gekomen uitspraak. Dit keer is de bron niet eens een publicatie van de communistische partij, een verslag van dat congres bijvoorbeeld, maar een bloemlezing made in USA. Waar ging het in feite om:Goede propaganda bevat vaak een kern van waarheid: de USA dreigde in de jaren 50 met het gooien van atoombommen op China, en ze hadden in Japan al bewezen dat dit geen loos dreigement was; Mao ging ervan uit dat in een dergelijke oorlog de helft van de Chinezen zouden kunnen omkomen; Jung Chang klaagt niet de immoraliteit van Eisenhower , maar wel Mao omwille van zijn analyse!
Uitspraken van communistische leiders uit hun context halen en presenteren in een bepaald kader zodat er een sterke indruk van harteloosheid gewekt wordt, het is een beproefde tactiek uit de Koude Oorlog die vooral op Mao toegepast werd. Wegens succes herhaald in dit boek.

De Lange Mars zou een mythe zijn. Dat het rode leger duizenden kilometer te voet aflegde in barre omstandigheden en daarbij van de oorspronkelijke 80.000 deelnemers maar 4.000 aankwamen, valt natuurlijk moeilijk te ontkennen. Maar volgens haar was de tocht was niet zo heldhaftig ; want dictator Chiang Kaishek liet namelijk de leiding van de Communistische Partij opzettelijk ontsnappen, omdat zijn zoon in Rusland ‘gegijzeld’ was. ; daarvoor geeft ze geen enkel concreet bewijs en ze stelt evenmin de vraag waarom Chiang enkele jaren voordien, in 1927, wel de partijleiding probeerde uit te roeien terwijl zijn zoon toen ook al in Rusland was. Mao liet zich gedurende de Lange Mars op een bed dragen. Voor wie het de eerste keer mist, komt ze hier nog tweemaal op terug. Wanneer en waarom Mao gedragen werd kom je echter niet te weten.: zieke en gewonde leiders werden meegedragen. Bij het begin van de mars was Mao ziek en net vóór de mars was zelfs overwogen hem clandestien naar Moskou over te brengen , of alternatief, hem in de basis achter te laten
In 1940, midden in de oorlog met Japan, valt Chiang Kaishek lafhartig een leger van zijn communistische bondgenoten aan en decimeert het. In het boek wordt dit niet ontkend maar met behulp van enkele goocheltoeren met data, documenten en gebeurtenissen slagen de auteurs erin om aan te tonen dat Mao zelf deze slachtpartij heeft uitgelokt om zo een communistische legerleider uit te schakelen met wie hij een persoonlijke rekening wilde vereffenen.
Gedurende de Grote sprong werden vele waterbekkens voor irrigatie gebouwd; Jung Chang vermeldt dat er ’20 jaar na Mao’s dood nog steeds 10,2 miljoen door reservoirs verdreven mensen waren’; maar dat was in 1996, en het cijfer sloeg op mensen die moesten verhuizen omwille van de grote stuwdammen die in de jaren 80 en 90 gebouwd zijn!
Jung Chang beweert dat Mao in de Culturele Revolutie tien miljoen ambtenaren liet ‘afmaken’; nonsens; ik vermoed dat Jung Chang in het Engels een woord gebruikt heeft dat zowel ‘afmaken’ als ‘afzetten’ kan betekenen en dat de vertaler even argeloos als de lezer in de val van haar dubbelzinnigheid getrapt is

Jung Changs behoefte om alles wat historici over het moderne China hebben geschreven tegen te spreken neemt soms bizarre vormen aan. Dronken van zelfingenomenheid over haar eigen originaliteit gaat ze zelfs tegen haar eigen mogelijke bondgenoten in. Bij haar niet de klassieke mantra’s van het onafhankelijke Tibet, van echte of culturele genocide , of het vreedzaam verzet van de Tibetanen. Uiteraard is het oude theocratische regime net zoals het idyllische feodalisme in de rest van China te verkiezen boven het communisme. Maar de Tibetanen stellen zich wel degelijk duchtig te weer als ze in 1958 vernederd en van hun voedsel beroofd worden door Mao.

Een politicus beoordeel je op zijn politieke daden. De meest formidabele van Mao’s politieke rivalen, Deng Xiaoping, gaf als eindoordeel: hij was 70% juist en vergiste zich voor 30%, vooral op het einde van zijn leven. Daarover kan je discussiëren; om zelfs van je rivaal ‘onderscheiding’ te krijgen moet je al goed zijn..
Jung Chang maakt zo’n politieke beoordeling niet want voor haar is Mao een misdadiger die toevallig op het terrein van de politiek actief was. Wat percentages betreft is hij voor de schrijfster voor 100% boosaardig en verantwoordelijk.
Bij elke van de vele gewelddadige confrontaties uit de hedendaagse Chinese (en als het enigszins kan, Koreaanse, Vietnamese, Indonesische en ook de Russische) geschiedenis, krijgt Mao de misdadige hoofdrol. Zijn tegenstanders, krijgsheren, privé-milities van landheren, de dictator Chiang Kaishek, het Japanse veroveringsleger, ze hebben nauwelijks schuld aan de dood van naar schatting 50 miljoen Chinezen tussen 1927 en 1949.

Een misstap of probleem bij de opbouw en ontwikkeling van het nieuwe China is geen politieke fout van Mao maar een uiting van zijn niet aflatende streven om China uit te hongeren en te terroriseren, en het land om te vormen tot een willoos instrument in zijn militaire ‘Supermachtprogramma’, zodat hijdat van hem de heerser van de wereld moet maken, als gold het de boze gek in een James Bondfilm.
Je zal grote stukken van de echte geschiedenis niet in het boek Mao, the untold story vinden. Wat niet in het plaatje van de psychopaat past wordt genegeerd of met behulp van complottheorieën en overdrijvingen verklaard. Hoe kon Mao met zijn boerenleger (waarvan hij volgens Jung Chang zelf delen had laten liquideren) een veel groter en door de Amerikanen materieel ondersteund Kuomintangleger verslaan? Alleen dank zij de buitensporige hulp van de Russen (de meningsverschillen met Stalin? nonsens blijkbaar) en de mollen in het leger van Chiang Kaichek.
Hoe kon China gedurende 27 jaar Mao-bewind op eigen kracht omhoogkruipen uit de onderontwikkeling en waarom kon hij keer op keer op de overweldigende steun van het volk rekenen? . Er was geen vooruitgang en de Chinezen waren gehersenspoeld

Mao wees als eerste naar de boeren. Hij organiseerde boeren, verdeelde het land van de grootgrondbezitters onder de bezitslozen, en slaagde er zo in op het platteland een grote rode basis op te richten terwijl de partijleiding die in de stad verkoos te blijven uitgemoord werd. Hij moest een leger oprichten maar had geen geld om dat te betalen. Mao organiseerde de boerenbevolking om hun pas verworven voordelen zelf te beschermen. Het werk met de boeren is een stuk geschiedenis dat in het boek gewoon gewist is. De onuitroeibare populariteit van de communisten op het platteland gebaseerd op hun acties ten voordele van de kleine boeren, de herverdeling van het land van grootgrondbezitters onder landloze boeren, het sterk afromen van woekerpachten en woekerrenten voor de kleine boeren, voor Jung Chang bestaat het gewoon niet. Wel is er sprake van hoe het soms gewelddadig verzet van de grootgrondbezitters gebroken werd… door zinloze terreur van Mao, uiteraard.

Mao voerde tegen zijn tegenstander die militair veel sterker was een guerrillaoorlog. Zijn recept:: ga altijd het gevecht uit de weg, tenzij op beperkte plaatsen waar je zelf veruit het sterkste bent. Toen de Lange Mars aan de grens van Sichuan in de val van de Kuomintang legers zat, speelde hij daarom maandenlang een kat- en muispel. Jung Chang maakt er een intrige van: Mao wilde niet doorstoten want dan zou zijn leger in het noorden van Sichuan verenigd worden met het sterkere leger van zijn ‘rivaal’ Zhang Guotao.

Mao sloot een eenheidsfront met zijn aartsvijand, Chiang Kaishek, om samen tegen de Japanners te vechten. Jung Chang kan het niet laten zelfs hier Chiang, en niet Mao als verzoener aan te duiden hoewel het een historisch vaststaand feit is dat Chiang slechts tot onderhandelen te bewegen was nadat zijn eigen generaal hem ontvoerd had en naar de onderhandelingstafel gesleept had. Het tegennatuurlijke front met Chiang Kaishek was de geniale zet waardoor de communisten de geschiedenis in hun voordeel lieten kantelen.

De 20ste eeuw was in China bijzonder gewelddadig, en de revolutie was geen feestje (dat heeft Mao wél echt gezegd).
Op zoek naar de juiste strategie heeft de Chinese Communistische Partij nogal gezwalpt; foute strategieën werden onverbiddelijk afgestraft: de partij werd enkele keren door Chiang Kaishek zo goed als uitgemoord; interne discussies verliepen in die omstandigheden niet altijd academisch. Jung Chang zoomt in op de interne conflicten en ‘zuiveringen’; ze tekent een karikatuur van de communisten als een bende schurken onder mekaar, en natuurlijk is Mao veruit de gemeenste. Maar Mao aan de schandpaal nagelen voor alles wat in het begin verkeerd liep is op zijn zachtst gezegd nogal vreemd: hij kwam pas aan de leiding van de partij in 1935, midden in de Lange Mars en terwijl alles verloren leek. Van dan af tot aan de eindoverwinning in 1949 is het met het politieke lot van de Chinese communisten alleen maar beter gegaan. Jung Chang mag dat proberen te minimaliseren, ontkennen kan ze het niet.

Na 1949 stonden de Chinese communisten voor de nooit geziene uitdaging een reusachtig boerenland met weinig natuurlijke bronnen te moderniseren en te ontwikkelen. Mao gaf de antwoorden op de vragen die zich stelden. Hij pleitte voor een snelle collectivisering van de honderden miljoenen boerderijtjes; grootschaliger en efficiëntere landbouw produceert meer voedsel om arbeiders in de nieuw te bouwen fabrieken te voeden; en het maakt op het platteland arbeidskrachten vrij voor infrastructuurwerken, efficiënte administratie, handel, lokale fabriekjes voor de lokale markt, gezondheidszorg en onderwijs. Jung Chang noemt dit het terroriseren van de boeren om er een maximum aan voedsel uit te persen.
De weinige grote kapitalisten – buitenlanders en enkel Chinezen van de kliek van Chiang- werden onteigend, kleine industriëlen en handelaars meestal uitgekocht. Vanaf 1953 lanceerde China zijn eerste vijfjarenplan, het allereerste masterplan om China te ontwikkelen als industriële natie, op een socialistische basis. Daar werden de grote economische lijnen uitgezet die je vandaag nog terugvindt.
Dat alles goochelt Jung Chang weg; bij haar vindt je alleen het element repressie, tegen speculanten, fraudeurs, corrupte ambtenaren, Kuomintang saboteurs. Zoals gewoonlijk wordt alles geïnterpreteerd als een eindeloze reeks van wreedheden, passend in Mao’s zogenaamde Supermachtprogramma ,van militarisering en wereldoverheersing. Dit spookbeeld herhaalt ze voortdurend zonder het ook maar een keer te concretiseren of het bestaan ervan te bewijzen.

In de jaren 60 groeide Mao’s bezorgdheid over de toekomst van het socialisme; hij zag de afstand tussen de bureaucraten aan de top en het gewone volk en was gealarmeerd door de evolutie van Rusland; hij leverde kritiek op partijkaders die ‘kapitalistische’ maatregelen in de economie wilden doorvoeren; hij had een visie op de nieuwe socialistische cultuur waarin het verschil tussen hand- en geestesarbeiders stilaan zou verdwijnen en iedereen doordrongen zou zijn van het collectieve belang; de weg daarheen ging eerst via correctiecampagnes op het platteland, en vanaf 1966 via grootschalige bewegingen van jongeren en arbeiders in de steden. Deng Xiaoping heeft later gezegd dat Mao zich vergiste met zijn analyse die tot deze Culturele Revolutie leidde. Het gevolg was een chaos die de noodzakelijke snelle economische ontwikkeling afremde. Dat is een politieke kritiek waar men het mee eens of oneens kan zijn. De benadering van Jung Chang trekt alles weer louter in het persoonlijke: Mao neemt wraak op zijn politieke tegenstanders en wil zijn persoonlijk bewind onaantastbaar maken. Echte argumenten voor die stelling heeft ze niet, maar dat is geen probleem want de westerse media hebben deze verengde visie op Culturele Revolutie al lang ingang doen vinden.

Dat Mao vandaag nog door de Chinezen beschouwd wordt als de vader des vaderlands kan volgens Jung Chang niets te maken hebben met verdiensten. Hersenspoeling van de ouderen en gebrek aan historische kennis van de jongeren, meer kan ze als verklaring niet bedenken.

Jung Chang mag dan op vele vlakken de waarheid geweld aandoen, toch blijven er de 70 miljoen doden. ‘In vredestijd’ dan nog wel, een handigheidje dat haar toelaat Mao boven Hitler te rangschikken in de lijst van grootste schurken. Sommige commentatoren zoals die in The Independent breken het boek van Jung Chang tot de grond af, maar verklaren braaf dat Mao toch een monster was.Wat zijn de cijfers over miljoenen doden waard?
In 1958 kende de collectivisering van de landbouw, die al vanaf 1953 begonnen was, een versnelling. Landbouwcooöperatieven werden samengevoegd tot ‘communes’ en de overheid promootte de veralgemening van het systeem. In de communes was al de grond en al het materieel van verschillende dorpen (in totaal ongeveer 20.000 inwoners) samengevoegd. Daardoor kon veel efficiënter aan landbouw gedaan worden. Mao begreep dat de overtollige arbeidskrachten konden ingeschakeld worden om infrastructuurwerken uit te voeren, maar ook om op het platteland kleine industrieën te beginnen die voor de plaatselijke markten zouden werken. Het systeem werkte positief in 1958 met een recordoogst van 200 miljoen ton graan ( 185 miljoen in 1957, zelf al een recordjaar). Verblind, door het snelle succes, ook al omdat vele plaatselijke verantwoordelijken opgesmukte zegebulletins naar de leiding stuurden, werden voor 60de volgende jaren veel te hoge streefcijfers voor de graan- én van voor de staalproductie vastgelegd. De kinderziekten van een volledig nieuw type plattelandsorganisatie, een gebrekkige planning, een verkeerde opvatting van plattelandsnijverheid (het eerste wat we nodig hebben is staal, dus ieder dorp zijn staaloven), en de algemene overtuiging dat de eigen tekorten wel door andere overschotten zouden worden opgevangen deden de graanoogst in 1959 tot 170 miljoen dalen. Het catastrofaal slechte weer dat jarenlang zou aanhouden verdiepte de crisis. Het was 1960 voor er maatregelen kwamen. De graanoogst was gedaald tot 144 miljoen ton en het verbruik op het platteland met drieëntwintig procent.. Iedereen moest de buikriem aansnoeren ; er waren geen reserves meer om streken bij te springen waar het slechte weer voor rampoogsten zorgde; plaatselijk brak hongersnood uit.
Hoe komt Jung Chang aan 38 miljoen doden? In het boek rekent zij het aantal tot op 10.000 juist uit aan de hand van de bevolkingscijfers en de sterftecijfers van de jaren 57 tot 60. Onbetwistbaar? Voor 1960 neemt ze bvb een bevolkingsdaling met meer dan 15 miljoen, terwijl de partijgeschiedenis het op 10 miljoen houdt. Hoe kan dat? Eenvoudigweg omdat er geen officiële bevolkingscijfers per jaar bestaan! China hield alleen een rudimentaire bevolkingstelling in 1953,1964 en 1982. Al de rest is giswerk, maar daarop baseert Jung Chang haar precieze ‘wetenschappelijke’ berekeningen; Via een eenvoudige regel van drie op de resultaten van de volkstelling komt men aan een ‘tekort’ in de bevolking van 20, maximum 25 miljoen; dat zijn niet allemaal te vroeg gestorven Chinezen, maar ongetwijfeld voor een flink deel uitgestelde geboorten. De officiële partijgeschiedenis uit 1992 suggereert een tekort van 10 miljoen mensen ‘wegens minder geboorten en hogere sterftecijfers bij ouderen, zieken en kinderen’. Deze partijgeschiedenis probeert zeker niet de situatie te verbloemen. Toen ze werd uitgegeven was Deng Xiaoping bezig de Maoïstische stroming binnen de partij definitief elke invloed te ontnemen en het officiële document was een van de manieren om de nadruk te leggen op alles wat tijdens de regeerperiode van Mao verkeerd ging. Vooraanstaande wetenschappers zoals de Nederlandse socioloog professor Wertheim en de Chinese professor Ching-Yuan Tung merkten op dat de volkstellingen in feite schattingen zijn met een belangrijke foutenmarge; bovendien was het in 1953 en 1982 politiek correct zo hoog mogelijk te schatten. De Amerikanen die met de atoombom dreigden moesten er in 1953 van overtuigd worden dat de Chinezen onuitroeibaar waren; in 1982 moest de hoge bevolking dienen als argument om het één-kindbeleid te laten aannemen. Dat verklaart voor een deel waarom de bevolking in het tussenliggende jaar 1964 zo laag lijkt. Wertheim, die in datzelfde jaar uitgebreid veldonderzoek verrichte op het platteland besluit dat het echte aantal slachtoffers een heel eind onder de 10 miljoen moet liggen.
De manier waarop Jung Chang aan 27 miljoen slachtoffers van de ‘werkkampen’ komt is nog dubieuzer; ze gaat uit van ‘algemene schattingen’ van gemiddeld 10 miljoen gevangenen en een eigen schatting van 10% sterfte per jaar, gebaseerd op anonieme getuigen.. Voor geen van beiden geeft ze bronnen op en ze weet waarom. Hoge schattingen van het aantal politieke gevangenen komen uitsluitend uit Kuomintang propaganda van Taipei. (Die meldde in 1957 aan het Internationaal Arbeidsbureau, dat er 25 miljoen dwangarbeiders waren maar het IAB vond dit cijfer te onbetrouwbaar om het te verspreiden. Betrouwbare getuigenissen over slechte omstandigheden in werkkampen of gevangenissen die een hoge sterfte zouden rechtvaardigen, zijn er al evenmin.
Jung Chang telt ook ‘minimaal’ drie miljoen doden in de Culturele Revolutie. Louter eigen schatting moet ze toegeven. Tijdens het proces in 1980-81 werd de Bende van Vier, de ultralinkse fractie die de Culturele Revolutie leidde, door de aanklager die hen zo negatief mogelijk wilde afschilderen, onrechtstreeks verantwoordelijk geacht voor de dood van ongeveer 35.000 mensen.

Het gegoochel met cijfers over slachtoffers van het Maoïstische maatschappijproject is niet nieuw. De eerste gruwelverhalen doken op na de linkse lente in het westerse denken van de jaren ‘60 en ‘70. Jung Chang zet een belangrijke stap verder. De slachtoffers vallen niet door de -noodzakelijkerwijze- rudimentaire- ontwikkelingsstrategie van Mao maar door een opzettelijk misdadige uithongering en militarisering.
Haar bewijsvoering is gebaseerd op het verzwijgen van positieve feiten en ontwikkelingen en op een systematische selectie van negatieve.
Dat in de jaren vóór de Grote Sprong de voedselbevoorrading van jaar tot jaar verbeterde ondanks de stijgende bevolking, schrijft ze niet; je leest alleen anekdotes die suggereren dat er heel de tijd algemene hongersnood was. Dat China voedsel uitvoerde om zijn import te kunnen betalen, noemt ze een schandaal; ze zegt niet met welke producten China in die periode dan wèl handel had moeten drijven. Ruilhandel met de DDR- die voor China interessant machines produceerde- heet bij haar ‘wegschenken van voedsel’. Ze vermeldt de voedselexporten in 1958-59, maar niet de voedselimporten in de crisisjaren 1960-61. De Chinese hulp aan andere derde wereldlanden noemt ze een schande .Jung Chang heeft geen bewijs van grootschalige wapeninvoer; dus beweert ze maar dat China op grote schaal technologie uit Rusland invoerde om wapens (vooral kernbommen) te kunnen maken. Dat de relaties tussen China en Rusland vanaf 1956 gaandeweg zo slecht werden dat het in 1961 tot een breuk en daarna een openlijk conflict kwam; dat China de bom pas in 1964 bouwde, blijkbaar zijn dat te verwaarlozen details. Bovendien wordt elke nieuwe fabriek, elke vorm van industriële ontwikkeling door haar in de rubriek ‘militarisering’ ondergebracht; haar ‘militariseringsbudgetten’ zijn dan ook navenant;.

Heeft Jung Chang ondanks alles toch geen gelijk dat China beter af zou geweest zijn zonder Mao?
Tussen 1949 en de dood van Mao steeg de levensverwachting van de zowat 800 miljoen Chinezen van 35 jaar tot 63 jaar; maar kijken we eens waar vandaag, bijna dertig jaar later Afrika of zelfs India staan? Hoeveel doden vallen daar jaarlijks nog door ondervoeding, gebrek aan gezondheidszorg, en vermijdbare rampen? En je moet ook de kredietzijde in aanmerking nemen. Door de levensverwachting van de bevolking te verdubbelen moet Mao grofweg gerekend 35 miljard extra levensjaren aan de Chinezen geschonken hebben.

Niet zonder reden is en blijft Mao populair in China, erg populair zelfs en dat bij de ouderen die hem gekend hebben én bij de jongeren die het alleen van horen zeggen hebben. De huidige Chinese regering volgt een politiek die op wezenlijke punten van die van Mao verschilt, van hen komt de Mao-cultus zeker niet. Mao is de man die in 1949 verklaarde: Het Chinese volk is eindelijk opgestaan. Hij was het die de slapende reus waarover Napoleon het al had wakker geschud heeft. Mao maakte een einde aan enkele eeuwen economische en technologische stagnatie, aan een volle eeuw van koloniale vernedering van China en aan tientallen jaren corrupte dictatuur. Hij verdeelde de grond onder de boeren, tachtig procent van de bevolking. Bij zijn dood had de overgrote meerderheid van de Chinezen voor het eerst in de geschiedenis voldoende eten, kleding en een woning, hadden zij toegang tot gratis eerstelijnsgezondheidszorg, hadden alle jongeren toegang tot basisonderwijs en indien ze bekwaam waren tot verdere studies. Hij drong onophoudelijk aan op de bevrijding van de vrouwen en roeide de opiumverslaving, het gokken en de prostitutie uit. De spectaculaire verbetering van de levensomstandigheden deed de bevolking in goed dertig jaar verdubbelen, en tegelijk steeg de voedselconsumptie per hoofd. De Chinese economie groeide in zijn tijd ook al, met zes procent per jaar. Mao liet aan zijn opvolgers een stabiele plattelandseconomie, een volledig uitgebouwde zware en lichte nijverheid, een netwerk van (spoor)wegen, havens, vliegvelden, dijken, dammen, reservoirs , irrigatiekanalen, scholen en hospitalen na. En dat alles in het land met de grootste bevolking van de wereld. Zonder dat alles had Deng Xiaoping niet eens moeten denken aan zijn eigen grote sprong voorwaarts. Mao loodste China de UNO en de Veiligheidsraad in, en liet het erkennen als één van de grote politieke spelers in de wereld. Mao zette China op de kaart van de derde wereld als betrouwbaar steunpunt en voor sommigen als voorbeeld. Hij bracht een drastische verbetering in het lot van bijna een kwart van de mensheid. Mao is één der grootste politici van de 20ste eeuw.

Mao heeft 70 miljoen doden

Mao heeft 70 miljoen doden op zijn geweten. Dat is het enige wat telt. De rest van je uitleg interesseert me geen moer.

Ik luister alleen naar verhalen die vertellen dat ze slecht zijn

70 miljoen????

Tijdens de tweede wereld oorlog stierven er 28 miljoen Chinezen. Dat is bijzonder veel. Het waren ook de Japanners die China binnevielen, bovendien kwamen de communisten pas aan de macht na WOII. Maar ik kan me voorstellen dat die 28 miljoen slachtoffers van Japanse agressie volgens jou lijstje slachtoffers zijn van Mao.

Nu ja, het zijn Chinezen, het zijn communisten, .... wat maakt het ook uit,.... ze zijn "slecht". De waarheid maakt niets uit, ze zijn slecht, hebben veel doden op hun geweten, .... een paar tientallen miljoenen meer of minder,.... pfffffffff laat ns daar AUB niet mooelijk over doen.

Het zijn Chinezen en het communisten, dus ze zijn slecht, de waarheid maakt geen verschil, ze zijn slecht.

Ik luister alleen naar verhalen die vertellen dat ze slecht zijn en dat ze veel mensen hebben vermoord. Want het zijn Chinezen en communsten en die zijn slecht.

Frank Willems over "Mao" door J. Chang en echtgenoot

Frank Willems gaat in zijn artikel behoorlijk tekeer tegen auteurs, die niet voorgaven de "definitieve" biografie te schrijven, maar het "onbekende verhaal (the untold story)". Het eindoordeel is aan de geschiedenis, met haar afstandelijkheid en voorspelbaar cynisme. Ondertussen hoeft niet ieder Tsoe Enlai na te volgen, die op de vraag wat hij dacht van de Franse Revolutie, antwoordde dat het te vroeg was om over die aangelegenheid een oordeel te vellen.
Zelf ben ik hoegenaamd niet geschokt over het blijvend uithangen van Mao's reuzeportret op de poort van de Hemelse vrede op het Tienanmenplein of kleinere exemplaren in regeringsgebouwen: het staat ons Westerlingen en in toenemende mate ook de Chinezen vrij dat gezicht een inspirerend aanschijn te vinden of een aanstootgevend bakkes. Die keuze behelst ook de vrijheid na verloop van van mening te veranderen. De auteurs van de biografie deden dat ooit al, wie weet hoe Willems' inzichten zullen evolueren. Daarvoor is wel wat aanleiding nodig. De internetsite http://en.wikipedia.org/wiki/Jung_Chang is daar één van en niet eens zo'n slechte. 22.7.2006

Jung Chang reference by Frank Willems

Na het lezen van “Wild Swans” van Jung Chang was ik zeer geïnteresseerd in haar volgende boek: Mao, the Unknown Story”.

Wild Swans ervoer ik als het tot dusver beste boek dat ik over China’s recente geschiedenis had gelezen. Dat zijn er vele tientallen, (naast honderden artikelen), waaronder vele autobiografieën van Chinezen die de pech hadden hun tienertijd in het China van Mao door te moeten brengen. Die biografieën bevestigden overigens stuk voor stuk het in “Wild Swans” geschetste beeld.

Bij het lezen van “Mao, The Unknown Story” bekroop me echter het gevoel, dat de schrijvers wat waren doorgeschoten in hun ijver de fouten van vroegere vooringenomen linkse intellectuele dwepers te corrigeren. Het is allemaal wat erg op de man gespeeld.

Ik wilde wel eens zien of dit reacties op internet had uitgelokt.
Vanuit China (waar ik al jaren met veel plezier woon) op Jung Chang gegoogled en daar komen de artikelen bovendrijven.
Helaas zijn de meesten niet te openen, dankzij de capitulatie van Yahoo en Google voor de Chinese censuur. Wel de Nederlandstalige recensies, waaronder dit artikel van Kris Merckx. Dat ging overigens over haar eerste boek, “Wild Swans”. Ik kan mij voorstellen, dat haar tweede boek de heer Merckx helemaal uit de slaap heeft gehouden.

Toch wil ik op zijn artikel mijn commentaar leveren.
Het is met verstokte Maoïsten net als met verstokte Nazi’s: ze zijn moeilijk van hun geloof te brengen. Een “Ich have es nicht gewusst” krijgen ze niet uit hun pen, zelfs als alle misdaden inmiddels algemeen bekend zijn.
Op zijn best geven de Nazi’s toe dat er wat Joden zijn vermoord, “maar Hitler heeft ons toch maar mooi de autobanen nagelaten”.
Met Maoïsten is het al niet anders: zij blijven zich hardnekkig aan hun verering van de Grote Roerganger vastklampen. Eén troost heb ik: het was in de jaren ’50 met de houding van de West Europese communisten ten aanzien van Stalin al niet beter, maar inmiddels zijn de overtuigde Stalinisten hier een zeldzaamheid geworden.

Merckx gaat nauwelijks in op de misdaden die in “Wild Swans” worden beschreven. Hij ontkent de feiten zelfs niet, maar beperkt zich ertoe de conclusies te verdraaien of de schrijfster met verdachtmakingen te overladen.
Hij doet het voorkomen of de schrijfster en haar moeder van het begin af verstokte kapitalistische opportunisten zijn. De waarheid is echter, dat de moeder zelf een hartstochtelijk communiste was, die voortdurend haar leven en gezondheid op het spel zette voor de communistische heilstaat en zich er heel haar leven fanatiek voor heeft ingezet. Zij werd echter gedesillusioneerd door de wrede onderdrukking door het regime, inclusief van haar meest trouwe aanhangers.

De revolutie blijft haar eigen kinderen opeten! Een feit dat vele naïeve “Fellow Travellers”, die in de jaren “30 naar de Sovjet Unie vertrokken, aan den lijve ondervonden. Bij honderden trokken zij naar de Sovjet Unie om te helpen de communistische heilstaat te realiseren en kwamen midden in de Stalinistische zuiveringen terecht. Net als weinig Joden van de gaskamers terugkeerden verdwenen ook zij voorgoed naar de Gulags en folterkamers.

De situatie was tijdens de vele zuiveringen in het Communistisch China vanaf de jaren ’40 niet veel beter! De miljoenen doden die het regime op haar geweten heeft tijdens vele zuiveringen, de grote sprong voorwaarts en de Culturele revolutie kunnen niet worden ontkend.
Merckx brengt hier slechts tegenin: “dit is precies het centrale thema met bijbehorende fantastische cijfers van de anticommunistische propaganda tegen China”.

Ook Jung Chang stond de eerste tientallen jaren van haar leven, zoals iedere Chinees in het de communistische heilstaat, bloot aan de keiharde indoctrinatie. Zij bleek echter moedig en intelligent genoeg om later op grond van de feiten haar eigen, onafhankelijke en daardoor gevaarlijke conclusies te trekken.
Voor Merckx is zij daarmee tot een kapitaliste vervallen, die meer waardering heeft voor “mooie kleren, bloemen, boeken, amusement, beleefdheid, vriendelijkheid, spontaniteit, vergevingsgezindheid, humanisme, vrijheid, een aversie van wreedheid en geweld, liefde en respect voor het menselijk leven” in plaats van de voorkeur te geven aan “klassenhaat” zoals een goed communist betaamt. Overigens waren de door Jung Chang hier zo bewonderde deugden tijdens de Maoïstische campagnes inderdaad zeldzaam.

Merckx refereert aan de “indrukwekende economische vooruitgang en een dramatische verbetering van de levensstandaard” vanaf 1949 als bewijs, dat het Maoïsme toch wat goeds teweeg heeft gebracht. De groei is echter steeds opgetreden in periodes, dat Mao gedwongen was zich op de achtergrond te houden. Zodra hij zich ermee begon te bemoeien, zoals in de jaren van de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie, ging het hard bergafwaarts met de economie en kwamen Chinezen massaal om van de honger of terreur. Pas NA de dood van Mao, toen Deng Xiao Ping de teugels van de economie liet vieren, verbeterde de levenstandaard definitief en met grotere snelheid naarmate men het communistische model meer losliet en het kapitalisme omarmde.
De verbeteringen zijn dus niet dankzij, maar ondanks de tegenwerking van Mao.

Na de 2e wereldoorlog verkeerde de economie van Zuid Korea in ongeveer dezelfde situatie als die van China. Japan was zelfs nog verder teruggeworpen. Dankzij de vrije markteconomie is het nivo van de welvaart voor boeren en arbeiders daar ver op hun Chinese beroepsgenoten uitgelopen. En dit alles zonder de wrede onderdrukking van haar onderdanen. In Noord Korea heeft men langer aan de ridicule verering van hun leider vastgehouden en zie het resultaat. Mao was niet anders dan Kim sr en jr. Alleen verstond hij beter de kunst naïeve westerse journalisten als Snow en Alley te manipuleren, waarvan de eerste zich een rad voor de ogen liet draaien en de tweede een willoos en hersenloos instrument was van de communistische propaganda. Zelfs in zijn boek “Een heel ander China”, verschenen in 1976, toen de rampen van de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie al bekend werden voorondersteld, bleef Alley de politiek verdedigen en alle mislukkingen toeschrijven aan “followers of the way of Liu ShaoXi”. De verdiensten van Alley liggen daarom meer op het literaire dan op het politiekhistorische vlak.

Merckx stelt dat de “Culturele Revolutie nodig was omdat het gevaar van herstel van het kapitalisme reëel was”. De huidige inwoners van China danken de hemel op hun blote knieën, dat het schrikbewind van Mao voorbij is. Zij hebben het Maoisme en het Kapitalisme beiden leren kennen en geven massaal de voorkeur aan de laatste.
Het feit dat het portret van Mao nog aan het Tian An Men hangt, is geen bewijs, dat hij in China nog algemeen wordt vereerd. Het is een toeristische attractie, zoals de slaven forten in Ghana. Weliswaar houden veel Chinezen uit veiligheidsoverwegingen vast aan het communistische dictaat, dat “70% van wat hij deed goed was”, maar men is zich ervan bewust, dat dit is gedicteerd door mensen die zelf bloed aan hun handen hadden.

De huidige regering wil geen onrust, laat beperkte vrijheid toe, maar slaat keihard terug naar iedereen die zich ook maar een millimeter buiten de scherp aangegeven grenzen begeeft. Het feit, dat veel websites met kritiek op de het Chinese bewind worden geblokkeerd is een van de redenen, dat men in China nog steeds niet de hele waarheid kent. Naast uiteraard het feit, dat de meeste Chinezen te druk zijn met geld verdienen om zich over de erfenis van Mao druk te maken.

Mijnheer Merckx, feit is dat de hoogste levensstandaard, het hoogste welzijn en de maximale rechtvaardigheid voor alle burgers worden bereikt in de westerse democratieën, met hetzij een sociaal democratische, hetzij een liberale, christendemocratische of anderszins benoemde regering, door u gemakshalve samengevat onder de noemer “Kapitalisme”. Het Communistische experiment, waar ook ter wereld toegepast, (inclusief door Afrikaanse dictatoren) heeft voor haar bevolking niets dan ellende gebracht. Deze opmerking mag ook worden toegepast op het accepteren van verantwoordelijkheid voor het milieu.
Dit ondanks dat er wel eens stakingen zijn waar de politie ingrijpt bij wanordelijkheden

Tenslotte nog even terug naar de reden waarom ik op dit artikel stuitte: Het tweede boek van Jung Chang, “Mao, The Unknown Story”. De auteurs hebben jarenlang veel onderzoek verricht, talloze ooggetuigenverklaringen opgetekend en documenten onderzocht, waarbij ongetwijfeld een groot aantal onbekende of onderbelichte feiten zijn bovengekomen.
Het feit, dat Jung Chang zich in “Mao, The unknown Story” zich ten opzichte van het eerder verschenen “Wild Swans” lijkt tegen te spreken is niet onlogisch: het eerste verhaal is jaren eerder tot stand gekomen en grotendeels gebaseerd op de eigen ervaringen. Het laatste boek is later geschreven, na jaren intensief onderzoek, waarbij nieuwe feiten boven water kwamen, waar de gemiddelde Chinees geen weet van had. Zelfs niet een goed geïnformeerd lid van de voormalige communistische elite.

De schrijvers hebben zich hier en daar helaas wat laten gaan in hun ijver aan te tonen dat Mao niet voor 99% slecht is (hetgeen inmiddels voor iedereen duidelijk begint te worden), maar voor de volle 100%. Het herhaaldelijk aanhalen van Mao’s gebrek aan persoonlijke hygiëne, ook op plaatsen waar dit minder relevant is, doet de objectiviteit van het verhaal geweld aan.
Zij geeft verstokte Maoisten als de heer Merckx echter de ruimte om ander, integer onderzoek dat niet in hun straatje past, in twijfel te trekken en hun giftige propaganda opnieuw te spuien.

Voor is het echter geen probleem. Ik heb voldoende andere bronnen, alsmede persoonlijke ervaringen in China om het werk in het juiste perspectief te zien. Zie bijvoorbeeld de memoires van Mao’s lijfarts, Li ZhiSui, dat het door en door slechte karakter van Mao bevestigt en dat eveneens in China verboden is