Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Meneer Dumont in Bamako

Meneer Dumont in Bamako

Toen de deur van het vliegtuig geopend werd waaide een geur het vliegtuig binnen die ik meteen herkende. Een zoete geur die ik onmiskenbaar associeer met het Afrika dat ik ken, overal aanwezig, een geur die in je kleren en in je lijf trekt en die je weken, zelfs maanden later nog ruikt. Zo lang was het geleden dat ik die geur wel vergeten leek. Die zoetheid... Zoals sandelhout, of is het ebbenhout, een parfum lijkt het wel, dat me enerzijds tot rust brengt en me daar - in de deur van het vliegtuig – enthousiasmeerde, opgewonden als ik was dat parfum terug op te nemen dat inmiddels al lang uit mijn kleren en lijf verdwenen was. Meer dan twee jaar had ik die geur gemist, tot ik uiteindelijk het bestaan ervan niet eens meer vermoedde. Uit de neus, uit het hart, zoiets. Maar daar was hij terug.

De zon was nog niet op. Het eerste ochtendgloren kwam verlegen achter de horizon piepen. De passagiers wandelden over het tarmac naar het luchthavengebouw dat nauwelijk de grootte had van een half voetbalveld. Aan de ingang stond een douane-agente de invulformulieren uit te delen die een eind verder samen met het paspoort ter controle werden voorgelegd alsvorens je de nodige stempels kreeg. Ik pakte een formulier aan, vroeg haar of ik terug naar buiten mocht om een sigaret te roken waarop ze gebaarde dat daar geen bezwaar tegen was. Het duurde niet lang of een paar gasten die buiten schijnbaar werkloos rond hingen en praatjes maakten kwamen me aanbieden het formulier voor me in te vullen, waar ik hen vriendelijk voor bedankte. Een oudere Malinees die eveneens terug buiten was gewandeld, kon hun hulp wel gebruiken: hij kon niet schrijven. Daarvoor hangen die gasten hier rond: om hun ‘geletterdheid’ te verkopen bij het invullen van de formulieren. Meteen werd ik daar geconfronteerd met een indicator van mijn project in Mali: zien hoe de nieuwe armoedebestrijdingsprojecten van de wereldbank het onderwijs beïnvloeden.

Toen ik hier in 2005 was ging er een kleine 65% van de kinderen naar school, maar van de oudere generatie hadden slechts enkelen onderwijs genoten, weinig van hen kunnen lezen noch schrijven. Ik zag hoe een deel van de kinderen die toen school liepen zelfs in het zesde jaar moeilijkheden had om hun eigen naam op te schrijven. De problemen met het onderwijs hier zijn veelvuldig: er is een tekort aan degelijk opgeleide leraars, aan didactisch materiaal als schoolboeken, aan klaslokalen en de afstand die moet overbrugd worden naar school is vooral in rurale regio’s vaak erg groot. De westelijke regio van Kayes waar ik later deze reis naartoe zal trekken is zo’n streek die slecht scoort qua scholingsgraad. Benieuwd of het Strategisch Kader voor de Armoedebestrijding – zoals het armoedebestrijdingproject van de wereldbank wordt genoemd – daar inmiddels verandering in heeft kunnen brengen. Daar hoop ik duidelijkheid in te krijgen tijdens mijn onderzoek.

Als m’n sigaret op was en m’n papier ingevuld ging ik terug de deur van het luchthavengebouw door. Een van de kerels die er rondhingen tikte op m’n schouder en gaf me m’n truitje terug dat ik blijkbaar had laten vallen zonder het gemerkt te hebben. Ondanks het vroege uur, was het al veel te warm voor jassen of zelfs lichte truitjes, die ik bij m’n vertrek in Parijs nog wel goed kon gebruiken. Twintig graden om kwart na zes ‘s ochtends, dat belooft voor de rest van m’n verblijf. Het zal tot eind april enkel maar warmer worden, en ik ga daarbij nog naar Kayes, wat berucht staat – althans in Mali – als een van de warmste plaatsen op de planeet.

Hoewel ik ruimschoots de tijd had genomen het formulier in te vullen en de kerel die m’n truitje teruggaf te bedanken stond er nog een lange rij wachtenden voor de beamten die het paspoort afstempelden. Subtiel, maar niet subtiel genoeg, probeerde iemand me voor te steken. Het had zoiets van: “jullie hebben ons al lang genoeg laten wachten toen wij Frankrijk binnen wilden, dus zal ik nu wel even voor mogen”. Even subtiel als hij trachtte voor te steken, schuifelde ik telkens mijn voet voor de tas die hij trachtte voor me uit te krijgen. Terwijl we stonden te wachten en het subtiel “ik eerst”-spel speelden kwam een agent naar me toe en vroeg me vriendelijk of ik Michel kende. Omdat hij uit m’n vragende blik moest begrepen hebben dat ik niet goed verstond wat hij nu precies wilde voegde hij daaraan toe: “Michel Dumont”. Het was me al opgevallen toen ik het gebouw binnenwandelde dat de agent naast de douane-agente had gestaan met een plakkaat waarop een naam stond. Meestal gebeuren die dingen pas aan de andere kant van de douanecontrole, maar meneer Dumont moest speciaal genoeg zijn om ervoor al zijn bordje gepresenteerd te krijgen. Ik vertelde de agent dat ik hem niet kende.
“Il vient de Bordeaux”, alsof hij meende dat het me dan plots weer te binnen zou schieten. Ik vertelde hem dat ik uit België kwam en niet uit Frankrijk, maar ook dat kon hem er blijkbaar niet van overtuigen dat ik de man niet kende, of er tenminste over had horen spreken.
“Hij noemt Dumont, Michel Dumont.”
« Misschien moet je eens proberen bij de bagagetapijten, » stelde ik voor.
« Daar is hij ook niet, dat heb ik al geprobeerd ». Er was niets opdringerig in de manier waarop we converseerden, hij was actief op zoek naar iemand die hij niet vond, ik was ondanks m’n enthousiasme terug in Mali te zijn toch wat loom van de reis.
“Kan je het niet laten omroepen ?”
« C’est ce que j’allais faire. » Hij leek aanstalten te maken om daad bij woord te voegen, toen hij me vroeg of er vandaag nog een vliegtuig uit Parijs aankwam. Alsof een passagier van een vlucht beter zou weten wanneer de volgende vlucht uit zijn vertrekplaats naar hier zou komen, dan iemand die op de luchthaven zelf werkt. En het is zeker niet zo dat Bamako een drukke luchthaven is, er vertrekken amper enkele vliegtuigen per dag. Maar het leek hem even normaal dat ik dat zou weten als ik die Meneer Dumont zou kennen vermits ik toch uit dezelfde streek kwam. Een streek die Europa noemt.

De verbale cultuur hier zorgt ervoor dat mensen tijdens een gesprek vaak ergens uitkomen op een of andere gezamelijke kennis of familieverwantschap. Soms lijkt het wel of het doel van een gesprek de zoektocht is naar die band tussen twee individuen die mekaar niet persoonlijk kennen. Dat is bij ons natuurlijk helemaal niet zo. Vreemden praten niet zomaar uitvoerig met elkaar, dus als meneer Dumont dan al op het vliegtuig zat, was de kans klein dat ik daar iets over zou weten. De Afrikanen op het vliegtuig daarentegen herkenden regelmatig iemand op een stoel, praatten dan wat tegen mekaar, en terug op hun stoel gezeten vertelden ze waarschijnlijk tegen hun buren dat ene zekere meneer of mevrouw X ook mee op het vliegtuig zat. Binnen de kortste keren zijn de nieuwtjes uitgewisseld en gaan via Radio Tamtam het vliegtuig rond. Als meneer Dumont nu toevallig Afrikaan had geweest dan had de agent er nooit zo wanhopig naar op zoek geweest. Ofwel had iemand geweten dat hij niet op het vliegtuig zat, ofwel had men hem er zo uitgepikt. Onder het rumoer van mensen die allemaal tegelijkertijd hun zak willen recupereren hoorde ik heel zachtjes op de achtergrond een omroepster iets door een op een onduidelike plek verborgen luidspreker mompelen. Hoezeer ik ook m’n best deed, ik kon niet verstaan of het nu meneer Dumont was die werd opgeroepen.

De taxi die me zou opwachten was er niet. In m’n pension – waarvan ik vreemd genoeg na tweeënenhalf jaar nog steeds de telefoonnummer vanbuiten kende – nam niemand de telefoon op. Ondertussen had ik al een stuk of tien taxi’s, enkele aanbiedingen van “un bon hotel, pas chèr”, en uitzonderlijk gunstige wisselkoersen van me afgeslagen. Ook de kerel die m’n truitje had teruggegeven dook plots weer op. Ismaël heette hij. Bij gebrek aan passagiers werden we van op het tarmac tot aan de parking voor het luchthavengebouw gevolgd door dezelfde mensen die in aankomende passagiers een manier zien om iets bij te verdienen. Nu kwam het er dan toch op neer een taxi te vinden voor een prijs die ik al lang vergeten was. Uiteindelijk kreeg ik de prijs tot ongeveer de helft, wat me nog altijd te veel leek voor de afstand, maar die me aanvaardbaar leek. Er moest wel nog een extra passagier gevonden worden. Ik genoot van het wachten in de taxi, snoof de geur nog eens diep in en beantwoordde ondertussen slaperig de talrijke vragen van Ismaël, die niet van m’n zijde week. Op m’n bagage onderuit zakkend viel me plots op hoeveel vliegen er in de taxi zaten. Minstens een twintigtal. Ook die vliegen was ik vergeten.

Uiteindelijk kwam de extra passagier opduiken. Een fransman die tot aan het Bittar busstation moest waar het transport richting Sikasso vertrekt. Hij was hier duidelijk ook niet voor het eerst, maar had zich toch goed in het zak laten zetten bij het oprichten van een bouwbedrijf. De commercieëel manager was erin geslaagd om het schip te laten zinken nog voor het te water werd gelaten. Dat wil zeggen dat hij eigenlijk met de centen was gaan lopen naar Ivoorkust. Intussen werd hij opgespoord door Interpol. De fransman – ik vergat z’n naam te vragen, misschien was het wel Michel Dumont – kwam hierheen om wat druk uit te oefenen op de autoriteiten zodat er werk werd gemaakt van de opsporing. Blijkbaar kon zelfs zijn eigen vrouw hem niet meer bereiken. Geld is hier zo schaars dat sommige individuen bij het zien ervan al gauw gekke dingen gaan doen, zoals hun koffers ermee vullen en gaan lopen.

Ik reed met Ismaël en de chauffeur verder tot Magnambougou. Tijdens de rit naar de stad viel het me op dat het hoe langer hoe mistiger werd. Al is mistig misschien niet het juiste woord : het is eerder een mengeling van blauwgrijze uitlaatgassen en roodbruin stof dat opwaait als auto’s over de niet geasfalteerde straten rijden of als er een zucht wind waait. Zelfs ver buiten het centrum van de stad was het zicht beperkt tot nauwelijks honderd meter. Zo kon ik het me niet herinneren, maar ik was in deze droge periode van het jaar nog nooit eerder hier. Ismaël reed niet enkel mee tot aan het pension, hij stapte ook mee uit en kwam even mee op het terras zitten. Op een andere plek waar ik nog nooit geweest was zou ik al gauw argwanend zijn geworden over iemand die je op het tarmac tegenkomt, mee de taxi neemt en uiteindelijk mee op het terras van je hotel belandt, maar hier voelde ik me veel te veel thuis om over zo’n dingen ongerust te zijn. Hier aankomen op zich was bijna als thuiskomen.

Leuk om van je te lezen

Leuk om van je te lezen Joris. Blijven schrijven dus!

menheer dumont in bamako

Beelden en gevoelens van toen ikzelf in Bamako aankwam worden weer opgeroepen. Alles zo raak. Nog veel schrijven Joris! Dan komt Mali nog een stukje dichterbij.

Bamako

Hallo Joris

Leuke en razend interssante lectuur. Ik ben momenteel op weg Conakry naar Bamako, per fiets. Vertrokken in Brussel op 9 oktober, eindebestemming Kinshasa. Hopelijk kunnen we elkaar treffen in Mali.

succes nog
Jeroen

De wind van achter

Beste Jeroen,

Ik vertrek volgende week voor enkele weken naar de regio van Kayes voor mijn onderzoek. Gezien mijn eigen fietsavontuur van enkele jaren geleden lijkt het me interessant mekaar te ontmoeten. Hoe loopt je route ? Over Kita en Manantali toevallig ? Ik zal daar even rondhangen. Zal begin april terug in Bamako zitten, anders zien we makaar daar wel ofzo.

In afwachting wens ik je af en toe eens een frisse plensbui en de wind van achter !

Joris Willems

het regent

Joris,
Veel succes met je onderzoek! Take care,
Thierry

Bamako

toevallig vandaag je blog ontdekt, ga eens rustig alles lezen van je avonturen!
Heb enkele correspondenten in Gambia, voorlopig zit er de komende jaren niet in om naar Afrika te kunnen gaan, maar zal met plezier je blog lezen! Leo van brandpunt23
http://blog.seniorennet.be/brandpunt23

Kapuscinski achterna

Hey Joris,

leuk geschreven. veel succes met je onderzoek en geniet van je verblijf. Heb al een stukje uitgezonden op centraal van je interview.

Dag Joris, we kennen mekaar

Dag Joris, we kennen mekaar he. Ik nog even in Mombasa en dan een drietal weken in Antwerpen. Leuk om je verhalen te lezen. Voedselprijzen swingen hier ook de pan ui.
zal ik ze de groeten doen bij centraal. In kenia is het nu wel wat rustiger...
zie mijn verhalen op http://www.groetenuitmombasa.be
Ik vrees dat ze een beetke zakelijker zijn dan de jouwe.. maar iedre zijn meug , niet?
Groetjes
en misschien tot in Antwerpen SAMEN

Joris

Gepost door Joris
28.02.2008

Tags