Opengereten aders: wereldwijd breken conflicten uit rond Canadese mijnbouw
Opengereten aders: wereldwijd breken conflicten uit rond Canadese mijnbouw
Dirk Govaert (Vlaams Guatemalacomité)14 november 2005 – 23:12
Intimidatiepatrouilles, doodseskaders, vermeende afrekeningen met islamitische terroristen, killing fields.
Een aantal van de Canadese mijnbedrijven in het buitenland worden inderdaad achtervolgd door een serie van die terreurmisdaden. Dat mondt momenteel uit in felle kritiek ten aanzien van het onverwoestbare machtshuis van de internationale mijnindustrie. Canada is een van de grootste spelers op het mijnbouwveld. Op het moment dat de explosieve groei binnen de sector wereldwijd aangevonkt wordt nemen Canadese bedrijven steeds de leiding. Maar, evenredig controvers als het over bloedige conflicten gaat die de Canadese speculatieve ondernemingen in tal van ontwikkelingslanden tot stand brengen. Vooral daar waar voor- en tegenstanders van de mijnbouw bereid zijn om te vechten op dood en leven voor de controle over het mineraalrijke gebied.

In Guatemala wordt geprotesteerd tegen de praktijken van Canadese mijnbedrijven
Niemand beschuldigt Canadese bedrijven ervan zelf intimidatiepatrouilles te hebben ingezet om hun tegenstanders te bedreigen. Maar mensenrechtenverdedigers, academici en zelfs bepaalde authoriteiten beweren dat enkelen onder hen hun medewerking verleenden aan bloedige regimes zoals in Congo en Myanmar om de mineraalreserves te verdedigen. Heel wat van die mijnbedrijven kwamen reeds in opspraak omdat ze de andere kant uitkijken als regeringstroepen, paramilitairen of mijnpatrouilles alle tegenstand brutaal onderdrukken of zelfs de mijninfrastructuur gebruiken om bepaalde wreedheden te begaan.
Voorstanders van de industrie verweren zich met het feit dat hoe hard zij ook hun best doen, ze maar heel weinig invloed hebben op de manier waarop aandeelhongerige regeringen en andere ‘pro-mijbouwsectoren’ reageren op protest. Overal doen mijnbouwbedrijven hun uiterste best voor de goede zaak in ontwikkelingslanden, luidt het vanuit het mijnbouwkamp. We brengen miljoenen dollars binnen onder de vorm van het zo noodzakelijke ontwikkelingsgeld, daarbij komen nog de immense bedragen voor liefdadigheidsprojecten.
Relatief low-profile in Canada zelf, is de Canadese mijnbouwsector een kolos in de wereldindustrie: van alle mijnbouwbedrijven in de wereld is zowat de helft Canadees. Samen nemen ze 40% van de exploratie en het onderzoek naar mineralen op mondiaal vlak voor hun rekening. Internationale bedrijven steunen zwaar op de Canadezen als het op technische expertise aankomt. Belastingsvoordeel heeft van Canada het “go-to-land” gemaakt om het nodige kapitaal te verzamelen voor mijnbouwprojecten.
Op de lijsten van beursgenoteerde bedrijven zoals die van de Toronto Stock Exchange en de TSX Venture Exchange staan meer dan 1000 mijnbedrijven, dat is meer dan in eender welk land. Met een massa ontwikkelingslanden die hoofdzakelijk rekenen op hun mineraalschatten om zichzelf uit de armoede te lichten is het helemaal geen toeval dat de Canadese mijnbouw in de wereldspotlight staat.
Maar critici beweren dat de realityshow in die spotlight heel wat Canadezen zou shockeren. De lijst van landen waar Canadese mijnbouwprojecten betrokken zijn bij mensenrechten-schendingen is onthutsend: Guatemala, Peru, Roemenië, de Filipijnen, Honduras, Ecuador, Bolivia, Ghana, Suriname, Congo, Papoea-Nieuw-Guinea, Tanzania, India, Indonesië, Zambia en Soedan.
Met persuitlatingen op wereldniveau, van de Guardian tot de Washington Post, zijn sommige Canadese mijnbouwbedrijven en dus ook Canada als land, stillaan een reputatie van mensenrechtenschenders aan het opbouwen. Critici zoals Graham Saul van de milieubeweging “Friends of the Earth Canada” beweren dat heel wat Canadese bedrijven ’s lands goede naam besmeuren in allerlei landen over de hele wereld.
Heel wat omstreden mijnen werden door de Canadese overheid sterk gesteund aan de hand van haar diplomatieke missies. Zelfs in die landen zoals bijvoorbeeld de Filipijnen waar mijnconflicten zelfs een guerrillaoorlog uitlokten.
“Canada stond steeds aan het voorfront als het over ethische codes ging” zegt Andre Lemay, de woordvoerder van het Departement van Buitenlandse Zaken en Internationale Handel (DFAIT). “Iedereen kan onze rapporten opvragen en inkijken”, voegt hij er nog aan toe.
Maar Graham Saul is van mening dat er dringend nood is aan een systeem dat in staat is om Canadese mijnbouwbedrijven verantwoordelijk te stellen. Zelfs een aantal Canadese wetgevers van verschillende partijen zijn het hierover eens. In juni drong de Permanente Commissie voor Buitenlandse Zaken en Internationale Handel er bij de federale regering op aan om bedrijven wettelijk verantwoordelijk te stellen “als bewezen is dat ze door hun mijnactiviteiten betrokken zijn bij milieudelicten en/of mensenrechtenschendingen in overzese landen”.
Amnesty International Canada heeft er bij de regering op aangedrongen om te handelen volgens de aanbevelingen van die Commissie. De regering had tot 19 oktober om een antwoord te formuleren aan het commissiepanel.
De mensen zijn geshockeerd als ze kennis maken met de heftige conflicten die rijzen rond Canadese mijnbouwprojecten, zegt Carlos Zorrilla. De man werkte in 2003 mee aan een uitgebreid overzicht van de door de Wereldbank begeleide ontginningsindustrie. De problemen met Canadese mijnbedrijven kwamen steeds opnieuw aan bod bij internationale ontmoetingen in het kader van het rapport. Zorrilla, een milieuactivist, werd zelf bedreigd met de dood door zijn betrokkenheid bij een onderzoek naar een Canadees mijnbouwproject in zijn moederland Ecuador.
Maar woordvoerders van de Canadese mijnindustrie beweren dat hun imago ongeschonden is. “Overal ter wereld heeft de Canadese mijnbouw een heel positieve en goede reputatie”, beweert Pierre Gratton. De man is woordvoerder van de Canadese Mijnvereniging, die organisatie vertegenwoordigt ’s lands grootste mijnbouwbedrijven. Onder hun leden bevinden zich monsterbedrijven zoals Barrick Gold Corp. en Falconbridge Ltd.. “We zijn erkende wereldleiders in onze industrietak en worden in alle landen welkom geheten omwille van onze onberispelijke reputatie”, voegt hij er nog aan toe.
Jean Vavrek van het Canadees Instituut voor Mijnbouw, Metallurgie en Petroleumindustrie – de vertegenwoordiging van zo’n 12.000 ondernemingen uit de mineraalindustrie – kan alleen maar die mening bijtreden: “over het algemeen kan ik zeggen dat we heel goede getuigenissen hebben over hoe Canadese mijnbedrijven handelen in het buitenland.” De mijnorganisatie werkt hard aan een gezamelijke verantwoordelijkheid. Vorig jaar maakte ze een code van goede praktijk bekend met betrekking tot duurzaamheid. Pierre Gratton hoopt dat deze op een dag met open armen zal ontvangen worden door alle Canadese mijnbouwbedrijven.
Maar hij geeft ook toe dat sommige Canadese ondernemingen, vooral jonge bedrijven, verwikkeld zijn in probleemsituaties. “Niemand kan ontkennen dat er grote grondconflicten geweest zijn in sommige delen van de zich nog ontwikkelende wereld. Soms raken daar Canadese mijnbouwbedrijven in betrokken met alle beschuldigingen van mensenrechtenschendigen op de koop toe.” De industrie werkt hard aan systemen om de ondernemingen bij te staan in het nemen van doordachte investeringsbeslissingen en het beter omgaan met extreme lokale conflictsituaties.
GUATEMALA
In een conflict dat opnieuw de schimmen van 36 jaar burgeroorlog tot leven brengt jaagt het Marlinproject van Glamis Gold de hele inheemse bevolking in het harnas tegen de mijnbouwplannen van de Guatemalteekse regering. De dagbouwmijn (open pit) in het hoogland – hoofdzakelijk door inheemsen bevolkt – is de grootste mijnbouwonderneming sinds het einde van de burgeroorlog in 1996. Een manifestant werd gedood in een confrontatie met de politie bij een wegblokkade in januari. Amnesty International publiceerde een oproep voor “dringende actie” in april nadat antimijnactivisten met doodsbedreigingen overspoeld werden en een bomauto aantoonde dat het menens was.
Het bedrijf zegt dat het duizenden stemmen heeft verworven van mensen die het project goedkeuren. Bovendien benadrukt ze dat ook voorstanders van de mijn reeds bedreigd werden. In september publiceerde de ombudsman van de internationale maatschappij voor het beheer van geldmiddelen – een onderdeel van de Wereldbank dat het Marlinproject helpt financieren – een rapport waarin stond dat het protest ongefundeerd was. In het rapport stond te lezen dat de tegenstanders van het project een agressieve en leugenachtige campagne voerden tegen het project, en dat bovendien de mijn geen enkele bedreiging vormde voor mens en milieu. Maar, het rapport gaf ook toe dat het totaal onduidelijk was of er ooit wel een consultatie georganiseerd was omtrent de toekenning van de vergunning voor exploratie van het gebied.
Achteraf gezien is het wel waar dat de werkelijke consultaties onvoldoende uitgebreid waren, geeft de woordvoerder van Glamis, Joe Danni, toe. Het bedrijf doet nu een poging om met respect voor de juiste afstand tot het project een onafhankelijke milieubewakingseenheid uit te bouwen waarin de bewoners vertrouwen kunnen vinden. Glamis werkt ook aan een formeel beleid met betrekking tot het management van de veiligheidsdiensten.
Glamis stak bijna 120.000 dollar in een lokale hulporganisatie en investeert in ontwikkelingsprojecten van verschillende aard. Economische ontwikkeling en herbebossing van de regio staan bovenaan het lijstje. Marlin startte de productie enkele weken geleden.
Volgens waarnemers is de broeihaard van potentiële bloedbaden gelinkt aan Canadese mijnen in nog heel wat andere landen aanwezig. Diana Bronson van de door het parlement opgerichte controlecommissie, Rights and Democracy, zegt dat de werkgroep geloofwaardige informatie ontving over mensenrechtenschendingen gelinkt aan ontelbare projecten waar Canadese bedrijven bij betrokken zijn.
Milieu- en mensenrechtenorganisatie MiningWatch uit Ottawa spreekt over identieke ervaringen. Toen MiningWatch in 1999 voor het eerst van start ging werden we overdonderd met vragen voor hulp en steun van allerlei groepen over de hele wereld, zegt Catherine Coumans. Als gevolg van de internationale protestkreet heeft de federale regering de moeite gedaan om de Canadese mijnbedrijven in detail te bestuderen. Volgens Navdeep Singh Bains is het absoluut een openbaring als je iets over het gedrag van sommige Canadese mijnbedrijven hoort. Navdeep is voorzitter van de Openbare Subcommissie voor Mensenrechten en Internationale Ontwikkeling. De subcommissie bestudeerde enkele maanden het gedrag van Canadese mijnbouwbedrijven in het buitenland. Er zijn zeker redenen om zich zorgen te maken over milieu- en mensenrechten meent Navdeep.
In het rapport dat werd overgemaakt aan Buitenlandse Zaken in juni erkent de commissie dat heel wat Canadese mijnbouwbedrijven vrijwillig een etische code naleven, terwijl anderen er niet in slagen om dergelijke netelige kwesties toe te schrijven aan de impact van hun projecten op de leefomgeving en op sociaal vlak.
De dringende vraag voor de wettelijke versterking van gezamelijke sociale verantwoordelijkheid heeft de regering ertoe gedwongen om de mijnbouwbedrijven van dichtbij te monitoren en het aantal aansporingen voor het opnemen van verantwoordelijkheden op vlak van de leefomgeving en sociale problematiek op te voeren.
Pierre Gratton van de Mijnbouwvereniging is het eens over het feit dat enkele voorvallen veroorzaakt werden door bedrijven die de standaardnormen volgens de verwachtingen van de Canadezen niet naleefden en uitvoerden. Maar in andere gevallen is het zo dat de bedrijven gevangen werden in lokale of nationale conflicten, of gewoonweg gebrek hadden aan de nodige ervaring om af te rekenen met moeilijke lokale omstandigheden, voegt hij er aan toe.
In feite is elk bedrijf dat activiteiten heeft in conflictzones onvermijdelijk betrokken in het bloedvergieten aldus Madelaine Drohan, journaliste uit Ottawa. Zij publiceerde in 2003 het boek “Making a Killing: How and why corporations use armed force to do business”. Eemaal aanwezig in een conflictgebied moeten zij hun belastingen en de aandelen in de winst toch aan iemand betalen. Daardoor kiezen ze sowieso partij waardoor ze betrokken groepen in het conflict automatisch tegen elkaar opzetten, zegt Drohan.
Zie www.madelainedrohan.com.
“Bedrijven zullen zeggen, ‘wij zijn absoluut neutraal’. Wel ze zijn het absoluut niet. Ze zijn heel zichtbaar aanwezig in een conflictzone en dat maakt hen ook deel van het conflict” Drohan haalt het voorbeeld aan van het Talismanproject in Soedan. Financiële petroleumaandelen gingen recht naar het budget van een regime dat verwikkeld is in een bloedige burgeroorlog.
Canadese mijnbouwbedrijven beginnen stillaan hun betrokkenheid in politiek en sociaal onstabiele landen te herzien: in sommige gevallen zijn de risico’s te groot, “het doet er niet toe hoe hoog de geologische kwaliteit is”, aldus Gratton. Maar een blik op de lijsten van de Toronto Stock Exchange geeft al snel aan dat met Canada gelinkte bedrijven nog steeds aan het voorfront te vinden zijn voor wat betreft mijnbouw in de meest conflictieve delen van de wereld. Vorig jaar waren volgens een recent rapport van GRAMA – een onderzoeksteam aan de Universiteit van Quebec dat zich bezighoudt met mijnbouwthema’s – nog 8 bedrijven operatief in Angola, 14 in Congo, 12 in Sierra Leone, 18 in Zimbabwe.
Zelfs wanneer bedrijven niet actief zijn in oorlogsgebied kunnen ze nog zonder het te weten bij sociale conflicten betrokken zijn, conflicten waar ze slecht op voorbereid zijn, aldus de waarnemers. Volgens Bronson van ‘Rights and Democracy’ hebben mijnbedrijven in de meeste gevallen niet de intentie om bewust mensenrechtenschendingen te plegen. In feite weten ze zelfs nog niet eens wat mensenrechten zijn, of wat op dat gebied hun verplichtingen zijn.
Bedrijven raken vaak betrokken in een venijnige strijd tussen voor- en tegenstanders van mijnbouw. Brutale regeringen winden hen rond hun vinger en willen dat ze zich bij hen aansluiten. Mijnbouw op grote schaal betekent voor hen miljoenen inkomsten. Daardoor richten ze zich tegen lokale groepen of gemeenschappen die weigeren om hun middelen van bestaan – families die zich bezighouden met kleinschalige land- of mijnbouw – op de concessiegronden te verlaten. De ontruiming van die gronden kan soms hallucinante vormen aannemen: in Tarkwa, een gebied in Ghana rijk aan goud, werden zo’n 30.000 mensen gedwongen verhuisd omwille van grootschalige mijnbouwprojecten door Canadese en andere buitenlandse bedrijven, aldus het rapport van GRAMA.
Volgens Thomas Akabzaa, een professor in mineraaleconomie aan de universiteit van Ghana, wordt de Bogoso-goudmijn in Ghana, een concessie van een Canadees bedrijf, nog steeds door 12.000 tegenstanders bezet.
“Het is niet steeds de bedrijven hun fout”, zegt Madelaine Drohan. “Mijnbouwbedrijven kopen een concessie ter goeder trouw en komen dan tot de conclusie dat er in het gebied duizenden mensen manueel en kleinschalig aan mijbouw doen ... . De bedrijven gaan dan ook niet ter plaatse met de bedoeling ‘laten we hier eerst eens al die mensen uit de weg ruimen’. Ze vragen anderen om dat te doen. En dan komen brutale huurlingen of regeringstroepen in actie om het gebied te ontruimen”
Andre Lamay van DFAIT beweert dat het niet de schuld is van de bedrijven als de nationale regering de lokale oppositie platwalst om een project te laten voorruitgaan. Op dat moment wordt het altijd link voor een bedrijf: Is het dan een Canadees probleem ? Is het een mijnbouwprobleem ? Is het een probleem met de lokale besturen ?
Nonsens, zegt Simon Handelsman, een mijningenieur met 30 jaar ervaring op het terrein. Hij doctoreert momenteel aan de School voor Mijnbouw in British Columbia. Zijn doctoraat handelt over de gezamelijke verantwoordelijkheid om de sociale problematiek rond een mijnbouwproject aan te pakken. De bedrijven hebben daadwerkelijk de morele verantwoordelijkheid rond de sociale problematiek, meent hij. Veel van die landen hebben zeer zwakke en corrupte regeringen met wankele normen en zonder wettelijk kader. Bedrijven kunnen niet vertrouwen op de regering om hen het leven eenvoudig te maken, aldus Handelsman die 10 jaar dienst deed op meer dan 100 locaties als VN-adviseur voor mijnbouw in ontwikkelingslanden.
Hij wijst erop dat bedrijven niet afwijzend staan tegenover politieke thema’s als ze tot hun belangen behoren: “het item taxen bijvoorbeeld, dat behoort tot hun interesse, maar sociale obstakels dat is hun probleem niet. En dat zijn zaken die onvaanvaardbaar zijn”.
Hij aanvaardt ook de argumenten niet die bedrijven zouden vrijpleiten voor acties van buitenlandse paramilitairen of regeringstroepen. “Folterpraktijken en het ineenrammen van mensen zijn standaardpraktijken in veel van die landen. En dat weten mijnbouwbedrijven maar al te goed”, aldus Handelsman.
Bedrijven hebben de verantwoordelijkheid om hun veiligheidskorpsen te keuren en op te leiden met betrekking tot respect voor mensenrechten, voegt hij er aan toe. “Wanneer een onderneming beslist om zaken te gaan doen in een land met een beruchte historiek van mensenrechtenschendingen, dan zouden ze zich moeten behoeden voor de aangeboden veiligheidsdiensten”.
Hoewel Canada ’s werelds machtshuis is op het vlak van mijnbouw, blijft het verdacht afstand houden van de Amerikaans-Britse Vrijwillige Basisprincipes voor Veiligheid en Mensenrechten. Dat akkoord zet een aantal gedragsregels uit voor het inzetten van veiligheidstroepen bij mineraalextractieve industrieën.
Dat akkoord werd zelfs door de pluimgewichten van de
sector zoals Noorwegen en Nederland ondertekent. Madelaine Drohan voegt er nog aan toe dat de VN in 1989 reeds een conventie goedkeurde tegen de financiering en het gebruik van huurlingen, maar Canada heeft ze nooit ondertekent.
Als wereldleider in de mijnindustrie wordt het hoogtijd dat Canada ook de leiding neemt in de aanpak van de problemen, zegt Ed Broadbent, die lid was van de openbare subcommissie. Hij diende eerder dit jaar een voorstel in om Canadese mijnbedrijven aansprakelijk te maken voor gezondheids- en veiligheidsdelicten ten aanzien van hun werknemers in overzese landen. “We moeten onze bedrijven aan het verstand brengen dat ze in het buitenland niet kunnen doen wat ze thuis niet mogen. Het is een reusachtig aantal Canadese bedrijven met hoge sociale verantwoordelijkheidsnormen die dergelijke wetgeving zullen verwelkomen en bovendien zou dat het speelveld nivelleren”, voegt Broadbent er nog aan toe.
Pierre Gratton reageert hierop dat de OECD reeds een klachtensysteem heeft voor multinationals, en dat de grote verscheidenheid aan internationale vrijwillige ethische codes ook beschikbaar zijn. Het is spijtig te moeten zeggen dat vrijwillige initiatieven niet voldoende efficiënt zijn, de voorbeelden zijn hiervan wijdverspreid. De beste oplossing voor Canada is de legalisering ervan, aldus Gratton.
Hoewel, die maatregel is dan wel noodzakelijk op alle niveau’s en voor alle sectoren, want als een bedrijf faalt in het naleven en hooghouden van de normen voor mensenrechten dan kunnen de gevolgen verder reiken dan alleen maar schade aan een individueel bedrijf, het kan de reputatie van een volledige industriesector schaden.
Bovendien kan het ook schade toebrengen aan de reputatie van Canada meent Carlos Zorrilla. In zijn land, Ecuador, heeft die reputatie reeds zware klappen gekregen door het feit dat tegenstanders van een Canadees mijnbouwproject een aanklacht indienen doordat ze bedreigd werden met vuurwapens door supporters van de onderneming. “Zelfs indien de Canadezen zich niet inlaten met het opknappen van vuile klussen, weet iedereen dat er een Canadees bedrijf achter de feiten zit, aldus Zorrilla. “Achter al die dreigingen schuilt nog de vraag: door wie wordt het allemaal betaald ?”
Bron: OPEN VEINS: CONFLICTS ERUPTING AROUND THE WORLD OVER CANADIAN MINES
Kelly Patterson, The Ottawa Citizen, 1 October 2005
Nieuwslijnmeer

- Indymedia.be is niet meer
- Foto Actie holebi's - Mechelen, 27 februari
- Lawaaidemo aan De Refuge te Brugge
- Recht op Gezondheid voor Mensen in Armoede
- Carrefour: ‘Vechten voor onze job en geen dop!’
- Afscheid van Indymedia.be in de Vooruit in Gent en lancering nieuw medium: het wordt.. DeWereldMorgen.be
- Reeks kraakpanden in Ledeberg met groot machtsvertoon ontruimd
- Forum 2020 en de mobiliteitsknoop
- Vlaamse regering kan niet om voorstel Forum 2020 heen (fietsen)
- Fotoreportage Ster - Studenten tegen racisme
Milieudelicten en mensenrechtenschendigen hand in hand
Vlaams Guatemalacomité, 15/11/2005 – 00:29
De strijd van Colectivo MadreSelva is volledig gelinkt aan de strijd voor de rechten van inheemse volkeren en mensenrechten in het algemeen. Het blijkt dat er in onze huidige maatschapijen steeds meer behoefte is aan "Environmental justice". Milieurecht wordt steeds belangrijker voor gemeenschappen en individuen in een globaliserende wereld. De rechten van mensen, individuen of gemeenschappen, worden meer en meer geschonden ten voordele van de economie. Op mondiaal niveau blijkt uit onderzoek dat het dumpen van afval en de inplanting van sterk vervuilende of risicohoudende industriële activiteiten hoofdzakelijk gebeuren in de buurt van arme marginale buurten of wijken in steden, en in de nabijheid van dorpen of gemeenschappen bewoond door etnische minderheden. Colectivo MadreSelva zet zich tegelijkertijd in voor het milieu onmiddellijk gelinkt aan mensenrechten. Ontbossing door een voor mijbouwprojecten maakt dat gemeenschappen vaak blootgesteld worden aan catastrofes zoals modderstromen bij hevige regenval.
Via het rekeningnummer van Oxfam-Solidariteit zamelt het Vlaams Guatemalacomité fondsen in voor noodhulp aan de slachtoffers van de tropische storm Stan. Die fondsen worden rechtstreeks overgemaakt aan Colectivo MadreSelva in Guatemala. U kan uw bijdrage storten op rekeningnummer:
000-0000028-28 van vzw OXFAM SOLIDARITEIT te 1080 Brussel met vermelding van de code 9080-Guatemala. Voor een gift vanaf 30 Euro ontvangt u een fiscaal attest.