Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Media brengen slecht nieuws

Media brengen slecht nieuws

We hebben er een crisis bij. Wat sommigen al meer dan tien jaar zien aankomen, kan niet langer worden ontkend: we zitten midden in een scherpe mediacrisis. Op vele redacties blijkt nu overduidelijk dat journalisten in een versneld tempo de zeggingschap over hun job en over hun media zijn kwijtgespeeld.

We hebben er een crisis bij. Wat sommigen al meer dan tien jaar zien aankomen, kan niet langer worden ontkend: we zitten midden in een scherpe mediacrisis. In vele landen misbruiken tal van winstgevende concerns de economische crisis om hun ‘te dure’ journalisten op straat te gooien, om de prijzen voor fotografen te halveren en in het algemeen hun freelancers uit te persen, en om hun redacteurs als in legbatterijen – soms op industriële terreinen ondergebracht – tot maximale knip- en plakproductiviteit en winstgevendheid te drijven. Op vele redacties blijkt nu overduidelijk dat journalisten in een versneld tempo de zeggingschap over hun job en over hun media zijn kwijtgespeeld. Wat te denken van journalisten die na soms 20 jaar trouwe dienst van dag op dag worden ontslagen en, zonder zelfs maar tijd te krijgen om hun rijke archief van jaren te mogen meenemen, onder begeleiding van veiligheidspersoneel ‘hun blad‘ moeten verlaten. U weet dat niet? Natuurlijk niet, collegamedia – althans hun hoofdredacteuren – weigeren daarover te berichten.

Wat is hier aan de hand?
‘Meer dan ooit is voor de massamedia ook nieuws koopwaar geworden. De grote verliezer daarbij is de journalistieke selectie van wat nieuws is en de journalistieke aanpak van de duiding. Die duiding kwijnt zelfs weg en erger nog, de zoektocht naar de waarheid wordt opgeofferd aan snelheid en commercie.’ Die woorden uit ‘Ik wil niet sterven aan de 20ste eeuw’ zijn exact tien jaar oud en massamedia onderstrepen steeds sterker dat dit echt geen slogan is. Later volgde de toevoeging: media dansen al lang op het snijvlak van cultuur en economie, en het is niet makkelijk een evenwicht te vinden tussen die twee. Vanzelfsprekend moeten ook media zwarte resultaatcijfers schrijven maar het is overduidelijk dat het economische overweegt en domineert. “Verkoopt het?”, “Is het sexy?”, dat zijn de vragen die worden gesteld, dat is het taaltje dat wordt gebruikt. Illustratief is dat vele ‘hoofdredacteurs’ in de directies zitten, en niet meer ‘de eerste journalist’ zijn, ze zijn van kamp gewisseld en verdedigen niet langer hun redacties en hun medium. Als ze dan beweren dat ze met minder journalisten een betere krant kunnen maken, is elke waarheid onvindbaar: of moeten we misschien aannemen dat ze tot dan zo onbekwaam waren dat ze met méér journalisten een sléchtere krant maakten? Al even revelerend is dat echte hoofdredacteurs, zelfs van de meest gezaghebbende kranten, riskeren aan de kant te worden geschoven. Of dat bij een conflict de hoofdredacteur wordt ontslagen en zeker niet de verkoopsmanager. Kijk ook eens hoeveel onafhankelijke media in het web van al te grote mediaconcerns en al te machtige media-eigenaars belanden. Tekenend en triest is hoe journalistieke kennis en ervaring allerminst op prijs worden gesteld en hoe journalisten steeds minder te zeggen hebben op hun redacties.

Trek geen overhaaste conclusies. Vele journalisten beseffen wel degelijk dat het anders en beter moet, velen proberen dat ook met alle macht, alleen botsen ze op journalistieke en mediabazen die hen hun werk niet laten doen, en hen nu zelfs als grof vuil op straat zetten. Wat journalisten in het algemeen wel aan te rekenen valt, en wat ze vooral zichzelf moeten verwijten, is dat ze - veel meer nog dan de meeste andere beroepsgroepen - slachtoffer zijn van hun individualisme. Dat is voor hun journalistiek werk meestal een goede eigenschap. Maar als werknemers van mediabedrijven waarin de macht steeds verder van hen wegglijdt ondergraaft het gebrek aan collectief optreden zowel hun job als het algemene belang van een onafhankelijke, degelijke journalistiek.’
Het is ironisch dat berichtgeving over maatschappelijke conflicten en de analyse van de machtsverhoudingen daarachter vandaag allerminst de sterkste kant is van media. Zou het kunnen dat vele journalisten niet hebben beseft hoe hun greep op hun media erodeerde? Dat ze niet zagen aankomen hoe hun eigen positie in geval van conflict wel heel zwak werd? Feit is dat in vele andere bedrijven werknemers niet zo met hun voeten laten spelen. Het gebrek aan solidariteit en syndicale kracht dreigt nu zuur op te breken.

Zijn er uitwegen? Zeker, zelfs meer dan één. In ‘Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving’ vullen ze een half hoofdstuk, hier alvast een kleine greep.

Op welke redactie ze ook werken, journalisten moeten hun deontologische plichten naleven, te beginnen met de waarheid eerbiedigen en de vrijheid van informatie, commentaar en kritiek verdedigen. Redacties dienen hun ‘mediabazen’ daaraan te herinneren. Hoofdredacteuren moeten deze journalistieke regels (doen) respecteren en - samen met sterke syndicale delegaties - waken over goede loon- en arbeidsvoorwaarden voor alle medewerkers. Als dat niet zo is – en dat is het geval voor vele media – kunnen redacties hun huidige hoofdredacteuren niet langer erkennen en moeten ze zelf hun hoofdredacteuren kiezen. Zo geven ze een krachtig signaal en kunnen ze de machtsbalans beginnen herstellen.

Ook de mediagebruikers hebben een verantwoordelijkheid. Voor alles wat echt belangrijk is, werk, cultuur, milieu, vrede, gezin, hebben mensen zich verenigd in bewegingen om hun rechten te veroveren. In onze informatiesamenleving is er nood aan sterke mediabewegingen die niet aanvaarden dat mediaconcerns enkel financiële winst als norm hanteren en informatief ondermaats presteren. Zij kunnen de massamedia dwingen om degelijke journalistiek te bedrijven.

Nog is meer mogelijk. Want er is geen enkele reden waarom media enkel een zaak zouden zijn van grote privé concerns. Zeker niet wanneer ze daar in een journalistiek doodlopend straatje terechtkomen en hun financieel-economische keurslijf hen belet
de grote veranderingen in onze samenlevingen tijdig te zien en te duiden. Er is (opnieuw) een dringende nood aan echt onafhankelijke media en aan autonome bewegingsmedia die de noodzaak van verandering aanvoelen. Die media selecteren en jagen het echt belangrijke nieuws na, stellen de cruciale vragen en vormen de motor van het publieke debat over onze belangrijkste uitdagingen en de oplossingen daarvoor. Die nieuwe media zullen de volgende jaren het medialandschap fors hertekenen.

En onze overheden? Zij zijn er niet om met belastinggeld concerns te verrijken die lak hebben aan hun journalisten en aan goede journalistiek. Neen, democratische overheden waken erover dat de samenleving beschikt over onafhankelijke en betrouwbare media. En ze stimuleren ook degelijke, in de samenleving verankerde media. Zo dragen ze bij tot meer mediademocratie.

Dirk Barrez is hoofdredacteur PALA.be en auteur van het bij EPO verschenen boek Van eiland tot wereld. Appèl voor een menselijke samenleving – het mediahoofdstuk is te lezen op www.pala.be – klik hier http://www.pala.be/artikel.php?id=00030
Reacties zijn welkom op info@pala.be, of bij deze redactie natuurlijk

Souverainiteit van Europese landen aangetast door VS via EU

Er bestaan helaas geen democratische overheden.

We leven in een patricratie waarbij de partij top beslist hoe er gestemd word in het parlement met slecht 10 % afwijking zo blijkt uit onderzoek;
Partijtucht heet dat.
Onze stemmen zijn al een even grote soep met een kieswet die hapert aan alle kanten;

Bovendien is onze souvereiniteit overgeheveld naar de EU met het verdrag van Lissabon www.onzezeg.be
waartegen ik klacht in diende...samen met onzezeg
om het stilletjes door te sluizen naar de VS.

Dirk zou jij eens een artikel willen schrijven over de affaire Swifft; of valt dat buiten uw bereik?

Les États-Unis et l’Europe enterrent “l’affaire Swift”
En juin 2006, la presse américaine révèle, malgré les pressions de l’administration républicaine, que la CIA a mis au point un programme clandestin de contrôle des transactions bancaires opérées par des Américains et des étrangers. Rapidement, le département du Trésor est forcé d’admettre l’existence du TFTP, "Terrorist Finance Tracking Program". Une société basée dans la banlieue de Bruxelles, SWIFT "Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication", est dans le collimateur. Elle gère le réseau sécurisé utilisé par quelque 8 000 établissements bancaires de la planète qui s’échangent quotidiennement 6 000 milliards de dollars. SWIFT dément, à l’époque, avoir livré volontairement les informations. Elle aurait été forcée de répondre à des injonctions judiciaires.

ENQUÊTE "SECRÈTE"

Le scandale va prendre une telle ampleur que l’Union européenne exige un contrôle sur l’utilisation des données ainsi obtenues. En mars 2008, après de longues tergiversations, l’administration Bush admet qu’une "personnalité européenne éminente" dirige une enquête. Elle refusera plusieurs candidats, mais pas l’ancien juge antiterroriste français Jean-Louis Bruguière.

Nommé pour deux ans, M. Bruguière a présenté, lundi 16 février, à Bruxelles, son premier rapport au Comité des libertés civiles du Parlement européen. L’enquête a été classée "secrète" parce qu’elle contient des informations que les services américains jugent essentielles pour plusieurs dossiers de terrorisme, y compris européens. Et elle absout le Trésor américain.

Ce dernier n’aurait extrait que les informations nécessaires, détruit les renseignements non utiles à sa mission et respecté le délai maximal de conservation des données. Jean-Louis Bruguière dit avoir pu accéder, à Washington, à toutes les personnes, toutes les données et tous les sites voulus. "On ne m’a pas servi la soupe", affirme-t-il. Il se dit certain que les garanties offertes par les États-Unis sont réelles, "peut-être sans précédent". Et que les services secrets n’en ont pas profité pour se livrer, au passage, à de l’espionnage économique.

"Notre partenariat avec Washington a atteint, dans le domaine du financement du terrorisme, au moins, un niveau satisfaisant", en conclut Jacques Barrot, commissaire européen en charge de la justice, de la liberté et de la sécurité. Du côté du Parlement, certains continuent toutefois de se demander ce qui serait advenu si la presse américaine n’avait pas révélé des pratiques secrètes qui se sont étendues sur quatre années au moins, à l’insu de tous les pouvoirs politiques de l’Union.

par Jean-Pierre Stroobants, correspondant à Bruxelles pour LeMonde.fr

Note intermédiaire de ReOpenNews : Lire aussi le très intéressant document déclassifié émis par le Conseil de l’Union Européene en juin 2007 : Traitement par le département du Trésor des États-Unis, aux fins de la lutte contre le terrorisme, de données à caractère personnel provenant de l’UE - "SWIFT"

Par Jean-Claude Paye, le 8 avril 2008:

Dès juin 2007, il était prévu que les données Swift intereuropéennes ne soient plus transférées aux États-Unis, mais sur un second serveur européen. Fin mars 2008, des représentants de la société Swift ont laissé entendre que celui-ci serait situé dans la région de Zurich et serait opérationnel fin 2009. « L’accord » devra être adapté en conséquence. Celui-ci est évolutif. Il est construit de manière à pouvoir répondre en permanence à de nouvelles exigences américaines.

Rappelons que, en ce qui concerne les données des passagers aériens, les douanes américaines ont directement accès aux terminaux des compagnies situées sur le sol européen. Que cela soit par un tel système ou, plus probablement, par le biais d’injonctions déterminées, les autorités américaines continueront à se faire remettre des données financières européennes.

L’alibi du serveur américain ne fonctionnant plus, cela aura pour effet de renforcer encore la souveraineté américaine sur le sol européen. Ce qui est l’objectif fondamental de cette affaire.

http://www.reopen911.info/News/2009/02/22/les-etats-unis-et-leurope-ente...

het orkest van de Titanic

Dirk, toen ik een paar jaar geleden samen met enkele vrienden uitkwam met een boekje getiteld 'Populisme', gaven we daarin al een voorspelling van wat nu uitkomt. We zegnden dat media nu enkel nog een economische motor en economische 'kwaliteits' oordelen hanteren, en dat de journalistiek daardoor afgezakt was naar een treurig peil.

We kregen toen een bak ongelooflijke stront over ons heen, en het offensief werd aangevoerd door Walter Pauli - door De Morgen. Pauli liet ons weten dat er geen vuiltje aan de lucht was, dat de kranten nu beter zijn dan ooit want de redacteurs waren bevrijd van partijkaarten en desgerelateerde commando's van bovenaf. Binnenskamers, of bij de pint na een lezing of debat, durfden journalisten me wel zeggen dat het werk een hel geworden was, en dat ze jaloers waren op die vorige generatie die, partijkaart netjes in the pocket, toch nog tijd en middelen kreeg om volwaardig aan journalistiek te doen. Maar in het openbaar speelden de media toen zoals het orkest van de Titanic. Nu valt de hamer en schrikken ze wakker.

Wat ik zeggen wil: er is in de media de laatste jaren toch ook een mentaliteit gegroeid waarbij vele journalisten rotsvast geloofden dat ze goed bezig waren. De geleidelijke aftakeling van hun professioneel statuut en hun integriteit werd niet opgemerkt, of als het werd opgemerkt werd het door henzelf verdoezeld. Ze geloofden echt dat hun krant nog altijd een 'kwaliteitskrant' was, zoals weleer of zelfs nog véééééél beter.

Ik ben een gewone nieuwsconsument, en heb dus geen last van de dagelijkse druk om een krant te maken. Wat ik wel heb is de luxe van historisch overzicht. Ik kan kranten met zichzelf vergelijken doorheen de tijd, en TV-programma's ook. En wat ik zie is dat het hele medialandschap de afgelopen tien jaar dramatisch aan kwaliteit heeft verloren. Journalisten zijn daar zelf mee schuldig aan. Ze hebben immers jarenlang vlijtig en zelfbewust het soort krantjes gemaakt die Van Thillo zo graag verkoopt. Tijd dus voor wat zelfonderzoek en een grondige bezinning.