Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

‘Meer middelen in lager onderwijs noodzakelijk voor gelijke kansen’

‘Meer middelen in lager onderwijs noodzakelijk voor gelijke kansen’

‘Een meerderheid van schooldirecteurs laat zich bij het toelaten van nieuwe leerlingen leiden door de vroegere resultaten en in Franstalig België betrekt zelfs een meerderheid van de directeurs de religie van de ouders bij het toelaten van leerlingen.’ Dat zegde hoofdredacteur Nico Hirtt van het blad Democratisch School op het 10-urenfeest van de Oproep voor een Democratische School.

In een debat met Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat Katholiek Onderwijs, en Nico Hirtt werden hinderpalen en kansen voor gelijke onderwijskansen afgewogen.
Nico Hirtt baseert zich op de bevindingen van het internationale onderzoek PISA 2003(Program for International Student Assessment), een vergelijkend onderzoek dat in 2003 bij 15-jarige leerlingen uit 48 landen werd uitgevoerd onder voogdij van de OESO.
Hirtt distilleert drie oorzaken die de gelijke kansen in het onderwijs in België belemmeren: de opdeling van het secundair onderwijs in verschillende oriëntaties in een heel vroeg stadium; het bestaan van klassengetinte scholen; en de onderfinanciering van het lager onderwijs in ons land.

De opdeling van het secundair onderwijs in diverse oriëntaties gebeurt in ons land in een vroeg stadium, al bij de eerste graad. In landen waar die keuzemogelijkheden pas vanaf de leeftijd van 14- 15 jaar aangeboden worden, blijken de slaagkansen over de diverse sociale klassen heel wat hoger te liggen. Daarbij wordt het model van Finland, met een uitgebreide lagere school tot 16 jaar, als voorbeeld genomen.
Hoe scheef de situatie in België is blijkt uit de sociale verdeling in het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) en het Bijzonder Secundair Onderwijs (BSO). De rijkste 25 pct. van onze bevolking is goed voor wel 40 pct. van de leerlingen in het ASO, hoewel die bevolkingsgroep heel wat minder vertegenwoordigt in aantal. De armste 25 pct. van de bevolking heeft dan weer 80 pct. van de leerlingen in het BSO.
Het PISA-onderzoek toont aan dat in landen waar de selectie tussen onderwijsopties later plaats heeft, de sociale ongelijkheid heel wat minder is.

Ook het voortbestaan van klassengetinte scholen, enerzijds scholen met vooral leerlingen uit de rijkere klassen en anderzijds scholen waar vooral leerlingen uit de armere klassen de meerderheid vormen, versterkt de ongelijkheid in het onderwijs en in de slaagkansen. Dat verschijnsel is in België vooral uitgesproken in de grotere steden en de omgeving daarvan.

De onderfinanciering van het lager onderwijs is een derde oorzaak van – blijvende – leerachterstand van leerlingen uit de zwakkere sociale klassen. De internationale vergelijking van PISA leert dat België per jaar, per leerling 3.813 Euro besteedt in het lager onderwijs. Voor Denemarken is dat 6.596 Euro per jaar/leerling. Enkel Griekenland scoort slechter dan België met 2.351 Euro per jaar/leerling.
Een boeiende studie uit de Verenigde Staten (STAR) toont wat het oplevert om mits voldoende financiering het aantal leerlingen in de eerste vier klassen van het lager onderwijs te beperken: de leesvaardigheid van alle leerlingen verbetert duurzaam, en blijft merkbaar in de volgende jaren van het lager onderwijs. Niet alleen gaat de leesvaardigheid van alle leerlingen erop vooruit, maar de kloof tussen zwakkere sociale groepen en sterkere sociale groepen vermindert met de helft.

Volgens Mieke Van Hecke ‘’moet de zorg voor het dichten van de sociale ongelijkheid in het onderwijs, de zorg zijn van elke democraat.’’ Maar ook: ‘’het dichten van de sociale kloof mag niet ten koste gaan van kwaliteitsvol onderwijs.’’
Volgens haar kan een klas slechts goed functioneren als het aandeel van de leerlingen met leer- en taalachterstand ten hoogste 7 pct. van de leerlingen bedraagt. In klassen waar dat hoger ligt, zal de kwaliteit van het onderwijs naar beneden gehaald worden.
Naar het beleid toe zegt Mieke Van Hecke ‘’dat er selectief meer middelen moeten gaan naar scholen met doelgroepen-leerlingen om daar kleinere klassen in te voeren.’’
Inzake de vroegtijdige selectie in het secundair onderwijs naar de verschillende oriëntaties kiest ze voor een omnivalente eerste graad, met beperkte keuzemogelijkheden. Het opschuiven van de oriëntaties naar later wil ze slechts overwegen indien meer gedetailleerd onderzoek aantoont dat dit de sociale gelijkheid zou bevorderen.
Binnenkort verschijnt over deze globale problematiek een boek van Nico Hirtt en prof Nicaise. Zie daarvoor meer op
www.democratischeschool.org