[Opinie] De open samenleving?
[Opinie] De open samenleving?
Luc Taccoen06 april 2007 – 09:46
Dit is een reactie op het vierde burgermanifest van Verhofstadt.
Het open denken van Guy Verhofstadt?
In zijn vierde burgermanifest toont Guy Verhofstadt zich een gelukkig man. Twaalf jaar lang is er in ons land veel veranderd. Zijn niet alle ideeën uit de vorige burgermanifesten gerealiseerd, dan komt dit omdat we in een democratie leven, waar je, spijtig genoeg, met de mening van de anderen moet rekening houden.
Het probleem met Guy Verhofstadt is dat je bij het lezen van zijn tekst niet onmiddellijk ziet wat hij niet zegt. Soms is hij niet onjuist in datgene wat hij schrijft, maar hij wordt vooral onjuist door datgene wat hij niet schrijft. Hij vertelt soms waarheden die door datgene wat hij verzwijgt onwaarheden worden. Daarom is het moeilijk zijn tekst bij een oppervlakkige lezing te doorprikken. Vandaar deze toelichting. Toch moeten we ook van bij het begin stellen dat zijn tekst soms flagrant de waarheid geweld aandoet.
Er zijn twee stellingen die torenhoog de kop op steken en die bijna als dogma’s verkondigd worden. Allerlei argumenten moeten dan deze stellingen ‘bewijzen’.
Ons welvaartspeil is steevast gebonden aan de evolutie van de vrije markt en het fenomeen van de consumptie dat er mee verbonden is. Wie kan dat tegenspreken? De consument is baas en het moet maar eens gedaan zijn met al dat gepraat over de leegte van het consumentisme. Overigens, er is geen alternatief of moeten we terug naar de tijd van de DDR? Het is om angstig te worden wanneer je deze bladzijden leest. Met een beschuldigende vinger worden de moralisten die de leegte van het consumentisme aanklagen terug gefloten en bijna uitgelachen. De omvang van onze welvaart is nog nooit zo groot geweest. Alleen de landen die deelnemen aan de vrije markt zullen een economische groei kennen en hun bevolking in deze welvaart laten delen. En inderdaad, onze rijkdom is nog nooit zo groot geweest, alleen zijn we bang dat deze formidabele welvaartsgroei niet meer zal toenemen of slechter nog zal afnemen. Dit is zijn eerste refrein.
Zijn tweede stelling is zijn onwankelbaar geloof in de hoofdrol van het individu. Met de komst van het individu kan het groepsdenken overwonnen worden. Dit is een positief individualisme dat in staat is om het tribalisme van de groep om te zetten in een liberaal en vrij denken. Het is een noodzakelijke remedie tegen elke vorm van fascisme, nationalisme en communisme. Nochtans is de strijd nog niet gewonnen. Overal duiken nieuwe vormen van groepsdenken op die als een megafoon de gevoelens van angst en onzekerheid komen versterken. Dit is evident een fout antwoord op de uitdagingen van morgen. Guy Verhofstadt heeft overschot van gelijk. Het groepsdenken kan het individuele denken ‘sluiten’ en voor nieuwe ideeën ontoegankelijk maken. Het kan de mens doen terugplooien op de eigen identiteit en de angst voor het vreemde aanwakkeren. We hebben kritische mensen nodig, individuen of kleine subgroepen die het groepsdenken durven doorbreken en die tegen de stroom in, de heersende meningen durven in vraag stellen. Het zijn deze mensen die onze geest openen en onze blik gericht houden op de toekomst. De wereld stormt op ons af, de globalisering of de mondialisering grijpt razendsnel om zich heen. Dit mag echter geen reden zijn tot paniek. We moeten het fatalisme van ons afgooien, we kunnen het tij doen keren. Aan ons de keuze, alleen wanneer we niets ondernemen en ons van de wereld afsluiten komen de catastrofes op ons af.
Wie kan er kritiek hebben op deze houding? Wat is er verkeerd aan zijn analyse? Op het eerste zicht niets. Het zijn twee stellingen die we alleen maar kunnen toejuichen en die door meerdere mensen moeten gedragen worden. Maar niets is zoals het lijkt. Nogmaals het probleem met zijn tekst ligt niet zozeer in wat hij zegt, maar vooral in wat hij niet zegt. Op deze wijze kan een waarheid omkeren in een leugen. Toch zijn er ook momenten, en dit is flagrant ontoelaatbaar, waar hij niet alleen dingen verzwijgt maar ook nadrukkelijk verkeerd voorstelt.
*
Waarover gaat het? Laten we beginnen met zijn lessen uit de geschiedenis. Hij verwijst vooral naar de 15de en de 16de eeuw en naar de industriële revolutie van de 19de eeuw, het zijn voor hem de voorbeelden waar we vandaag nog moeten uit leren. Het zijn voorbeelden die spreken als boekdelen.
Boekdrukkunst en wetenschap brengen vanaf 1450 een enorme maatschappelijke revolutie met zich mee. We ontdekken de wereld en de nieuwe continenten van Amerika. Met een open blik op de wereld bloeien onze contreien op en we staan open voor handelaars, ambachtslui, kunstenaars en wetenschappers. Onze steden zijn kruispunten van een toenemend commercieel en intellectueel leven. Europa wordt het centrum van de wereld, terwijl China kiest voor een gesloten samenleving, zich afsluit en stagneert.
Hier gaat Guy Verhofstadt zeer kort door de bocht. Onze geschiedenisboeken van de middelbare school zijn echter voldoende om de andere kant van het verhaal te horen.
Het humanisme van de nieuwe tijden begint, op de holocaust na, met de grootste jodenvervolging uit de geschiedenis ooit. Honderdduizenden worden uit Spanje verdreven of op de brandstapel gezet. Na de Joden is het de beurt aan de Moren. Vreemden en andersdenkenden worden genadeloos vervolgd en vermoord. Spanje begint aan zijn eenmaking en verovert via Columbus de nieuwe wereld. Keizer Karel zal geleidelijk aan een Rijk verwerven waarvin de zon nooit ondergaat. Gedreven door winstbejag gaan de Spanjaarden bij hun veroveringstochten erg gewelddadig tekeer. Spaanse legertjes van enkele honderden mannen veroveren grote gebieden, van Californië tot Vuurland. De bestaande culturen van de Azteken, de Inca’s en de Maya’s, waarvoor de Spanjaarden, vanuit hun superioriteit, geen enkel respect vertonen, gaan door de overmacht van de vuurwapens reddeloos ten onder. Onnoemelijk veel mensen sterven. Het grootste gedeelte van Midden- en Zuid-Amerika is één koloniaal rijk. De Spanjaarden nemen er de gronden in bezit en doen er de Indianen als slaven voor de productie van rietsuiker, koffie en katoen werken. Goud en zilvermijnen worden er geopend. Tonnen goud en zilver worden naar Europa ‘verscheept’. Door gebrek aan werkkrachten worden massaal zwarte slaven uit Afrika aangevoerd. Velen overleven niet eens de overtocht. Deze slavenhandel veroorzaakt in Afrika zelf een bittere ellende: strooptochten, moordpartijen, oorlogen en een economische aderlating. Hiermee begint onze ‘openheid’ op de nieuwe wereld: de koloniale uitbuiting en de internationale handel nemen samen exponentieel toe. Spanje en Portugal, maar ook de andere Europese landen geraken in een concurrentiestrijd om de nieuwe zeewegen en komen met elkaar in oorlog. De nieuwe rijkdom komt zeker ook niet iedereen ten goede. Gent kent zelfs een economische achteruitgang en een te hoge belasting op het gewone volk is de aanleiding tot de eerste opstand van het proletariaat!
Jongleren met termen als ‘openheid’ en ‘geslotenheid’ schiet ruimschoots tekort om de geschiedenis van het kapitalisme te begrijpen. Van in haar oorsprong is het kapitalisme, dat welvaart creëert, verbonden met de onderdrukking en de uitbuiting van grote groepen enerzijds en met het monopoliseren van eigendom en welvaart voor enkelen, anderzijds. Het is Thomas More die er in zijn ‘Utopia’ van 1516, de periode die Verhofstadt zo bejubelt, op wijst. De oorzaak van alle sociale ellende is gelegen in het privé-bezit, dit is de kern van alle kwaad. Hierdoor wordt de armoede van de massa nog groter, wat op zijn beurt tot toenemende opstandigheid en criminaliteit moet leiden. ‘ Waar het privaatbezit bestaat en waar alles wordt afgemeten naar het geld, daar houd ik het welhaast voor onmogelijk dat in een dergelijk land recht en welvaart heersen.’ Thomas More kent de oorzaak van alle ellende, maar niet de oplossing. Zijn oplossing noemt hijzelf utopisch. Is hij dan geen fatalist die niets onderneemt om de toestand te veranderen? Of hebben we hier, in deze periode, enkel te maken met de kinderziektes eigen aan het ontstaan van het kapitalisme? De verdere geschiedenis, die Verhofstadt overslaat, zal ons leiden naar het absolutisme van de vorsten en naar de noodzaak van de Franse revolutie. J.J. Rousseau herneemt meer dan honderd jaar later de stelling van Thomas More en stelt dat geen enkele burger zo rijk mag zijn dat hij een ander kan kopen en niemand zo arm dat hij zichzelf moet verkopen.
In zijn tweede voorbeeld is Verhofstadt nog meer misleidend. In 1830 is Engeland samen met België inderdaad koploper van de industriële revolutie. Maar dat deze omarming van de nieuwe industrie automatisch samengaat met de grondwettelijke democratie is bijna bedrog. In 1830 zijn 46.000 Belgen stemgerechtigd! De liberalen bestrijden dit kiesrecht omdat het in tijden van beroering tot anarchie zal leiden. De liberale leider H. Frère Orban stelt in 1893, dus 63 jaar na de Belgische onafhankelijkheid, dat door de invoering van het algemeen stemrecht het openbaar gezag in handen van de minstbegaafden zal komen. Het zal nog duren tot na de eerste wereldoorlog vooraleer Albert I het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen, in zijn troonrede, aankondigt. De vrouwen zullen moeten wachten tot na de tweede wereldoorlog. De industriële revolutie brengt geen democratie, maar dompelt de arbeidersklasse in de grootste ellende. Het is wachten op K.Marx, op de revolutie van het proletariaat, op de grote opstanden in eigen land en op de twee wereldoorlogen, vooraleer een sociaal-economische democratie moeizaam tot stand komt. Kapitalisme en democratie gaan niet samen, het zijn historisch gezien vijanden van elkaar.
Uit de geschiedenisles van Verhofstadt leren we dat hij niet alleen dingen verzwijgt maar ook manifest verdraait.
*
Zijn volgende hoofdstuk over de horizontale economie is niet veel beter. Door dit keer te jongleren met termen als ‘horizontaal’ en ‘verticaal’ strooit hij opnieuw zand in onze ogen. De nieuwe economische wereldorde is open en horizontaal en daarom moeten we nu, zo snel als mogelijk, alle barrières en beschotten van de oude verticale wereldorde slopen. Wat dit betekent is op zijn minst onduidelijk, het is niet omdat de grenzen tussen de verschillende subsectoren van de economie en tussen de verschillende landen van de wereld aan het vervagen zijn dat onze arbeidsorganisatie, op zich, horizontaal gestructureerd is. Waar Verhofstadt beweert dat we in het bedrijfsleven evolueren van een verticale, piramidale hiërarchische structuur naar een horizontaal beslissing- en controlesysteem, waarin de verantwoordelijkheid van de werknemers significant toeneemt, dan beweren wij dat de hiërarchische kloof tussen de werknemers en de hogere beslissingsinstanties nog nooit zo groot geweest is. We geven een voorbeeld dat zich dagelijks herhaalt. Sigma Coatings beslist om haar fabriek in Manage te herstructureren. 159 werknemers worden ontslagen. Woedende werknemers bezetten ‘hun’ bedrijf en houden er de directieleden gedurende twee dagen en twee nachten gegijzeld. Op deze ongewone vakbondsactie volgt een storm van protest: onverantwoord, onethisch en ontoelaatbaar. Indien de burgemeester niet snel optreedt, zal de minister in eigen persoon met de ijzeren arm der wet optreden. Maar volgens de burgervader zijn niet de directieleden maar wel de arbeiders de ‘echte’ gegijzelden . ‘Het is begrijpelijk dat mensen revolteren’ zo spreekt hij. Hij spreekt duidelijk vanuit een ander referentiepunt, niet het referentiepunt van zij die de macht hebben om een fabriek te sluiten en die naar een goedkoper land over te plaatsen, maar vanuit het referentiepunt van zij die ontslagen zijn.
Nog nooit is de economische macht zo ongrijpbaar geweest, nog nooit is de individuele werknemer zo machteloos geweest. Een werknemer in een democratisch land is zogezegd vrij om er zijn eigen mening op na te houden, zijn eigen beslissingen te nemen en als gelijke te worden behandeld. Maar als betaald werknemer worden hem al die rechten ontzegd. Er wordt verwacht dat hij zijn mond houdt, dat hij doet wat hem gezegd wordt en dat hij zich schikt naar de absolute regels van zijn baas. Acht uur per dag, vijf dagen per week, moet hij vergeten dat er zoiets is als democratie en moet hij zijn werk doen. Zijn enig democratisch recht is een andere baan te zoeken. In onze kapitalistische democratie kun je daar niets tegen beginnen tenzij je andere inkomsten hebt. Als loontrekkende is de werknemer steeds vervangbaar. Werkonzekerheid is geen toevalligheid, het is een onvervreemdbaar kenmerk van een systeem dat enkel zoekt naar winst. Dat de staatsmonopolies nu vervangen zijn door private monopolies, waar Verhofstadt zo blij om is, zal weinig soelaas brengen.
*
Maar is het zoeken naar winst verkeerd? Is winst dan niet de motor van ons productie- en consumptiesysteem dat onze welvaart garandeert? En is het niet dwaas om de tak af te zagen die ons allen draagt? Of is het kapitalisme intrinsiek verkeerd, een systeem dat met alle middelen moet bestreden worden? Op deze wijze gesteld wordt het een kwestie van voor of tegen. Vaak wordt over het kapitalisme in die termen gesproken, maar dit is een verkeerde analyse. We moeten niet kiezen voor of tegen, maar we moeten goed beseffen dat dit systeem, zoals trouwens vele andere systemen, kan omkeren van goed naar kwaad. En dat is de kern van onze boodschap. Het kapitalisme is een reus die kan veranderen in een monster dat zijn eigen kinderen opeet. Om dit te voorkomen zijn er randvoorwaarden nodig die deze evolutie tegenhouden. En dit is de kern van het debat: er is een democratische tegenmacht nodig om het systeem binnen zijn grenzen te houden. Is deze tegenmacht afwezig dan zal het kapitalisme ( maar ook het communisme en vele andere -ismen) ontsporen. Dit is de echte les uit de geschiedenis: fascisme en communisme zijn de monsters die verschijnen en die we met democratische middelen moeten bestrijden. Fascisme toont ons het ware gelaat van het vrije kapitalisme, communisme het ware gelaat van het staatskapitalisme.
Winst en vrije concurrentie zijn geen ‘vaste’ begrippen, het zijn begrippen ( zoals trouwens alle begrippen) die van betekenis kunnen veranderen al naar gelang de context waarin ze gebruikt worden. Is de context democratisch dan kunnen winst en concurrentie positieve begrippen zijn, maar wanneer deze context wegvalt dan kunnen deze begrippen in hun tegendeel omslaan.
Kapitalisme is een systeem waarin mensen zoveel als mogelijk produceren om zoveel als mogelijk te kunnen verkopen en de behoeften in te vullen. Dit heeft zeker zijn goede kanten. Maar om de noodzakelijke winst te maken en opnieuw te investeren, moeten de productiekosten zo laag mogelijk blijven en moeten de verkoopprijzen voldoende hoog zijn. Sterk zijn betekent hier sterker zijn dan de concurrent en een product maken dat de markt verovert. Met de nodige winst kunnen we dan welvaart creëren. Het lijkt allemaal zo onschuldig, tot we merken dat ‘lage lonen’ en ‘monopolievorming’ de bijna normale uitwassen van een systeem zijn, dat in een sterke concurrentiestrijd verwikkeld is. En concurrentiestrijd betekent hoe dan ook strijd, dit is een vorm van oorlog. Ook dit hebben we uit de geschiedenis geleerd en juist in deze strijd zien we de ommekeer van goed naar kwaad. De ‘vrije’ markteconomie wordt, buiten een democratische context, een monster dat zijn eigen kinderen opeet. We komen zelfs in een systeem terecht waar niemand nog schuldig aan is, maar waar we allemaal een resultaat bereiken dat niemand wil. De ecologische ramp die ons nu bedreigt is hier een goed voorbeeld. Onze noordzeegarnalen worden per vrachtwagen heen en weer vervoerd naar Marokko, om daar gepeld te worden. De CO2 uitstoot nemen we erbij. Maar ook oorlogen vinden hier hun verklaring. Onze oorlog in Irak is geen oorlog voor democratie. We worden meegesleept in een systeem dat niemand wil!
Maar is dit niet te pessimistisch? Moeten we niet met Verhofstadt optimistischer zijn? Waarom zou het kapitalisme omkeren in zijn tegendeel? Door de huidige bevolkingsaangroei zullen de economische groeicijfers immers blijven aanhouden. Er is een enorm overschot aan goedkope werkkrachten ( zoals vroeger de slaven), in India is er zelfs een enorm reservoir ( let op het woord) van goedkope en geschoolde arbeidskrachten, we kunnen het niet beter hebben. Dezelfde bevolkingsgroei zal trouwens ook leiden tot een spectaculaire aanwas van de consumptie en in deze consumptie ligt onze welvaart. Waarom dan zo negatief?
Zeer eenvoudig, zonder democratische correcties zal de concurrentiestrijd onvermijdelijk oneerlijk blijven verlopen. Tot nu toe is het immers altijd zo geweest. We geven het voorbeeld van Burkina Faso. De markten worden er overspoeld met ondermeer talrijke gesubsidieerde producten uit West –Europa en een aantal andere landen: witte bonen in tomatensaus uit Westmeerbeek, olijven uit Italië, poedermelk uit Frankrijk, minderwaardige rijst uit Thailand, enzovoort. De handelsakkoorden die de wederzijdse liberalisering van de landbouw bepleiten, knijpen de Afrikaanse boer helemaal dood. Verhofstadt zal dit onderschrijven en reageert verontwaardigd: terwijl honderden miljoenen mensen in de derde wereld moeten rondkomen met één euro per dag, subsidiëren wij een Europese koe aan twee euro per dag. Hij verwijt het gebrek aan vrijhandel die door het westen wordt georganiseerd. Door torenhoge subsidies en importbeperkingen trekken wij de markt scheef. Met deze terechte opmerking geeft Verhofstadt geruisloos toe dat zonder een goed bestuur ons kapitalisme de ontwikkeling van Afrika zal blijven hypothekeren. Zijn liberale collega Karel De Gucht beaamt dit en zegt dat zonder goed bestuur de toestand in de ontwikkelingslanden nooit zal verbeteren, hij stelt dat een van de meest perverse symptomen van slecht bestuur corruptie is. Niet alleen de 'kleine' corruptie maar ook en vooral de 'grote' corruptie, de kleptocratie die in vele derdewereldlanden nog een realiteit blijft en de hele ontwikkeling van een land hypothekeert. Hij vergeet hier wel te vermelden dat ook onze kleptocratie een rol speelt. Meer dan 800 miljoen mensen leven vandaag onder de armoedegrens van 1 dollar per dag. Die armoede is historisch, ze is niet alleen een gevolg van slecht bestuur, maar voor De Gucht is het duidelijk: zonder goed bestuur zal deze toestand nooit verbeteren. Dit kunnen we volmondig beamen. Maar aan wie moeten we verantwoording afleggen? Aan de Amerikanen die zelf hun eigen markt met torenhoge importtarieven beschermen?
De open wereld die we vandaag bepleiten is een wereld waar we metershoge schotten aan het bouwen zijn. Wij proberen met patrouilles van vliegtuigen en boten of met metershoge hekken zoals rond de Spaanse enclaves in Marokko de migratie tegen te houden. Overal bij de toegangspoorten tot de westerse wereld worden vandaag nieuwe moderne systemen van grensbewaking opgesteld: het Shengen Informatie Systeem in Europa, een 24 uursverkenning en toezicht langs de drieduizend kilometer lange noordgrens van Australië, de uitbreiding en versterking van het elfhonderd kilometer lang hekwerk tussen de VS en Mexico. Het zijn de woorden van Verhofstadt zelf. Onze horizontale economische wereldorde is dus goed bezig met verticale muren te bouwen of zie ik dat verkeerd?
Er is een tweede reden om pessimistisch te zijn. De logica van het kapitalisme wordt gedragen door een ideologie die leidt naar de utopie van een klassenloze maatschappij. Thomas More wist dit al van bij het ontstaan van het kapitalisme en schreef daarom zijn ‘Utopia’. ‘Morgen zal het voor iedereen beter zijn’, is de illusie die ons wordt voorgehouden. Maar deze illusie verbergt een harde werkelijkheid van onderdrukking en monopolievorming. De illusie van Verhofstadt is dat het kapitalisme inderdaad zal leiden tot democratie en tot welvaart voor iedereen. Niets is minder waar, de premissen zijn fout. Kapitalisme zal niet leiden tot democratie, het omgekeerde is waar: zonder democratie zal het kapitalisme leiden tot nog grotere onrechtvaardigheid en nog grotere ongelijkheid. Als de democratie verdwijnt of verzwakt zal ook de sociale onrechtvaardigheid omgekeerd evenredig stijgen. En als de sociale onrechtvaardigheid toeneemt is een vrije en open samenleving onmogelijk. Dit moet ook Verhofstadt toegeven.
*
Pleiten voor meer democratie wil echter niet zeggen dat we geloven in een democratisch paradijs. De geschiedenis heeft geleerd dat democratie niet alleen het resultaat van sociale strijd en verzet is, maar ook voortdurend aan verzwakking en uitholling onderhevig is. Dit is vandaag de dag aan het gebeuren en dat is een derde reden om pessimistisch te zijn. Zelfs in het vierde burgermanifest van Verhofstadt zien we dat de ‘burger’ verdwijnt, de mens wordt er als individu gereduceerd tot iemand die ‘werkt’ ( en die steeds meer zal moeten werken) en‘consumeert’! De nieuwe vrijheid van het moderne individu is vaak, zoals Marc Reynebeau zegt, niet meer dan een schijnvrijheid. De mens wordt een consumptieslaaf, wiens vrijheid niet verder gaat dan het mogen kiezen uit drie gsm-operatoren en 67 niet vergelijkbare of transparante tariefstructuren. Daar moet een middenveld als Test-Aankoop dan maar zijn nut bewijzen.
Het derde toverwoord van Verhofstadt is echter: ‘Empowerment’. Dit betekent: individuele mensen weerbaar maken door opleiding en vorming en zeker niet door passieve uitkeringen, individuele mensen klaarstomen voor de arbeidsmarkt of desnoods voor een buurtjob, individuele vreemdelingen toelaten naar hier te komen en zich door arbeid, de beste manier die denkbaar is, te integreren. Arbeid maakt vrij! Dit is natuurlijk op zich niet onmiddellijk verkeerd bedoeld, maar toch. Door de individualisatie van de mens wordt de mens juist niet sterker maar zwakker, want meer geïsoleerd. Het individualiseren van de mens heeft een dubbele bodem, het is een retorische truc die alle maatschappelijke problemen tot individuele problemen reduceert, die dan ook individueel moeten aangepakt worden. Dit individualiseringsproces maakt van de mens geen sterk ik maar een zwak ik, het is een andere formulering van het ‘verdeel en heers’. Een principe dat we allen goed kennen en dat impliciet veel gebruikt wordt om macht op mensen uit te oefenen. Maar dit principe gaat samen met een ander principe dat minder goed gekend is en dat door Michel Foucault omschreven wordt als de ‘asymmetrie van de zichtbaarheid’. Zij die de macht uitoefenen zijn ‘onzichtbaar’, zij observeren alles maar worden zelf niet geobserveerd, ze ontsnappen aan elke vorm van controle en verantwoording. Zij staan buiten en boven de wetten die zij aan anderen opleggen. Zij die daarentegen de macht ondergaan zijn zij die voortdurend kunnen gezien en gecontroleerd worden, het zijn zij die hun gedrag voortdurend moeten verantwoorden. Hoe hoger men op de ladder van de hiërarchie staat hoe minder men zich moet verantwoorden, hoe lager men staat hoe meer. Deze hiërarchische organisatie van de macht staat haaks op de principes van een democratische ordening. Deze asymmetrie van de macht is vaak structureel verankerd en maakt het mogelijk dat de macht zonder fysisch geweld en dus zonder verzet kan worden uitgeoefend. Het geweld wordt met andere woorden op deze wijze structureel georganiseerd en aan onze aandacht onttrokken. Zij die in de toren van de hiërarchie zitten zijn onkwetsbaar, ze zijn rechter en partij. Zij die op de werkvloer staan zijn objecten van observatie, maar niet van communicatie.
Daarom moet deze ordening door de organisatie van het middenveld doorbroken worden en leiden tot een meer democratische ordening. Volgens Luc Huyse is de macht slechts dan legitiem, of democratisch, wanneer de macht samengaat met tegenmacht en aansprakelijkheid. Maar deze principes zijn juist de omkering van de organisatieprincipes die gesteund zijn op het ‘verdeel en heers’ en op ‘de hiërarchische organisatie van de onzichtbaarheid’. Deze onzichtbaarheid laat trouwens toe dat de sterkste groepen in de maatschappij de politieke besluitvorming het meest kunnen beïnvloeden.
Sedert J.J. Rousseau is er nog niet veel veranderd: ‘ Onder slechte regeringen is de gelijkheid onder de mensen slechts bedrieglijke schijn: zij dient er alleen maar toe de arme vast te zetten in zijn ellende en de rijke in zijn wederrechtelijk bezit. Feitelijk strekken wetten altijd tot voordeel van de bezitters en tot nadeel van hen die niets hebben. Daaruit volgt dat de samenlevingstoestand voor de mensen slechts voordelig is, voor zover zij allen iets hebben en niemand van hen teveel heeft. Geen enkele burger mag zo rijk zijn dat hij een ander kan kopen en niemand zo arm dat hij zichzelf moet verkopen! Maar wat Rousseau stelt is vandaag nog steeds herkenbaar. Onze democratie blijft zwak.
Het is K.R.Popper, een auteur die ik zeer graag lees, die ons hiervoor waarschuwt. We hebben democratische instellingen nodig, structuren die het individu een tegenmacht geven en die hem tegen het machtsmisbruik van de Staat kunnen beschermen. Willen we het individu sterk maken dan moeten we onze democratie beschermen en haar structureel uitbouwen. Daarom hebben we volgens Popper niet zozeer goede mensen nodig om ons te besturen maar wel goede instituties. ’Zelfs de beste mensen kunnen door macht corrupt raken. Maar instituties, die degenen die worden geregeerd toestaan enige effectieve controle op degenen die regeren uit te oefenen, zullen zelfs slechte regeerders dwingen te doen wat degenen die worden geregeerd als hun belang zien. Of anders gezegd, wij zouden graag goede regeerders bezitten, maar de geschiedenis leert ons dat wij deze waarschijnlijk niet krijgen. Dat is de reden waarom het zo belangrijk is instituties te ontwerpen die zelfs de slechte regeerders beletten te veel schade aan te richten.’
Zo ver zijn we nog niet. Democratie is een werkwoord. We moeten verder werken en de democratie op alle niveaus versterken, hierdoor zal het kapitalisme niet ontsporen en zal welvaart omkeren in welzijn. Dit is onze opdracht als burger. Mensen moeten een stem krijgen: de organisatie van het middenveld moet de asymmetrie van de macht doorbreken. De asymmetrie van de zichtbaarheid moet door aansprakelijkheid en transparantie vervangen worden. Verhofstadt zegt er geen woord over. Hij doet alsof we in een democratie leven en dit doen alsof is zijn grootste fout. Het burgermanifest van Verhofstadt is liberale retoriek, geen intellectuele denkoefening. Spijtig!
‘Optimism is a moral duty’. Strikt genomen is deze uitspraak onjuist. Optimisme kan nooit het voorwerp zijn van onze plicht. Maar het is wel onze plicht om mensen een stem te geven en dan kan optimisme ontstaan.
Luc Taccoen
Licentiaat in de wijsbegeerte en in de klinische psychologie, schrijver van het boek: Gehoorzaamheid en perversie: over de wet van de taal als een verbod.
Antwerpen-Apeldoorn: Garant.( 2005)
Nieuwslijnmeer

- Indymedia.be is niet meer
- Foto Actie holebi's - Mechelen, 27 februari
- Lawaaidemo aan De Refuge te Brugge
- Recht op Gezondheid voor Mensen in Armoede
- Carrefour: ‘Vechten voor onze job en geen dop!’
- Afscheid van Indymedia.be in de Vooruit in Gent en lancering nieuw medium: het wordt.. DeWereldMorgen.be
- Reeks kraakpanden in Ledeberg met groot machtsvertoon ontruimd
- Forum 2020 en de mobiliteitsknoop
- Vlaamse regering kan niet om voorstel Forum 2020 heen (fietsen)
- Fotoreportage Ster - Studenten tegen racisme