Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

“Geef probleemscholen meer middelen”

“Geef probleemscholen meer middelen”

BRUSSEL -- Sociale afkomst is bepalend bij het verloop van de schoolcarrière en dat gaat in tegen wat er altijd verteld wordt over de 'individuele keuze' en 'de schuld van de jongere'. Dat zeggen de Brusselse jeugdwerkers Ahmed Ouâmata en Dirk De Block. “Bijna alle academici zijn het erover eens maar in de pers hoor je dat nauwelijks.” Om dat onrecht aan te kaarten besloten zij samen met een paar andere enthousiastelingen een documentaire te maken over sociale ongelijkheid in het Brussels Onderwijs.

Wat ligt aan de basis van die sociale ongelijkheid?

“Het onderwijssysteem is afgestemd op jongeren uit de middenklasse, met ouders die gestudeerd hebben. Er wordt verondersteld dat jongeren thuis al een zekere bagage krijgen. Al degenen die daar niet over beschikken hebben het moeilijker. België is één van de landen met de grootste sociale ongelijkheid in het onderwijs. Finland is een van de voorbeeldlanden, er is nog steeds ongelijkheid maar in veel mindere mate. Zij werken veel meer met remediëring. Wanneer er een probleem wordt geconstateerd gaat men meteen bijscholen. Veertig procent van de Finse kinderen krijgt op een bepaald moment bijscholing, in België is dat maar tien à vijftien procent. In België heerst er veel meer de filosofie van het bissen. Terwijl daardoor net veel problemen beginnen. Finland haalt een goed niveau bij iedereen. In Belgie hebben we een zeer hoog niveau voor een topkwart van de leerlingen. Maar we hebben een verschrikkelijk niveau voor 10% van de laagste scores. Dat niveau is vergelijkbaar met derdewereldlanden als Mexico. Er zijn ook allerlei kleine mechanismen die sociale ongelijkheid in de hand werken. Leerkrachten komen bijvoorbeeld vaak zelf uit een middenklassegezin. Daardoor beoordelen ze jongeren al makkelijker vanuit hun waarden en normen. Vaak kennen ze het milieu van hun leerlingen niet goed, en begrijpen daardoor de betekenis van bepaalde dingen niet, of weten niet hoe ermee om te gaan.”

Heeft het nog zin om Nederlandstalig onderwijs in te richten in Brussel als je ziet hoe de verhoudingen liggen tussen Nederlandstaligen en anderstaligen?

“Steeds meer mensen krijgen vandaag te horen krijgen hoe belangrijk tweetaligheid is om een job te vinden. Veel anderstalige ouders sturen hun kinderen daarom naar een Nederlandstalige school. Dat creëert natuurlijk de problematiek van anderstaligheid in de scholen. Het Nederlandstalig onderwijs krijgt nu pas te maken met de problemen die het Franstalig onderwijs al twee decennia geleden heeft meegemaakt, namelijk hoe omgaan met anderstalige leerlingen. Ik denk dat het Nederlandstalig onderwijs een fout maakt door het Nederlands te beschouwen als een vak gelijk een ander. In Vlaanderen kan je dat doen, in de Brusselse context werkt dat niet. In Brussel moet men veel meer gaan investeren in het taalonderricht zelf. Dat wil ook zeggen dat men veel meer moet gaan investeren in conversatiemechanismes. Men moet ook omstandigheden creëeren die conversatie mogelijk maken, dan denk ik aan kleinere klasjes. Maar zo'n intensieve taalwerking kost natuurlijk geld.”

Zou een samenwerking tussen het Franstalig en Nederlandstalig onderwijs dan een oplossing kunnen bieden?

“Bicommunautair, tweetalig of meertalig onderwijs zou op secundair niveau zeker een goede optie zijn. Men kan dat vanaf het lager onderwijs, of zelfs vroeger systematisch opbouwen door bijvoorbeeld in het Franstalig onderwijs er Nederlands bij te betrekken en vice versa. In het lager onderwijs moet men ook zeker de mogelijkheid geven tot anderstalige ondersteuning. Brussel is een stad met een enorme variatie aan talen, dat is een rijkdom die je eigenlijk zou moeten koesteren.”

De moedertaal moet dus ook meer aandacht krijgen?

“Het is heel belangrijk dat de moedertaal erkend wordt. In Finland wordt er vanaf drie of vijf anderstalige leerlingen een leerkracht aangeworven die hun moedertaal kent. Zij krijgen dan les en ondersteuning vanuit die moedertaal. Je moet respect hebben voor de moedertaal en daar iets mee doen.”

Is de taalkwestie het belangrijkste probleem voor het Brussels onderwijs?

“Ik denk dat die taalkwestie het meest flagrante deel van problematiek is. Maar er is ook de veel diepgaandere problematiek van de dualisering van het onderwijs en van Brussel op zich. Er zouden geen elitescholen en vuilbakscholen mogen bestaan.

Is de vrije schoolkeuze een oorzaak van die dualisering?

“De vrije schoolkeuze in een ongelijk systeem bevoordeelt natuurlijk degenen die over de meeste middelen en informatie beschikken, en dat zijn meestal de meer begoede lagen van de samenleving. Die hebben een stapje voor en maken goed gebruik van die vrije schoolkeuze. Degenen die over minder informatie en middelen beschikken worden benadeeld door dat systeem en zo ontstaat er inderdaad een dualisering. Men kan er ook voor zorgen dat de ongelijkheid in de scholen vermindert door gemeenschappelijk onderwijs in te richten voor iedereen tot zestien jaar, komaf te maken met de filosofie van het bissen en voor voldoende begeleiding te zorgen. Moesten we dat kunnen garanderen in alle scholen, dan denk ik dat de sociale ongelijkheid al zou verminderen. Dan is die vrije schoolkeuze ook al veel minder van belang.”

Hoe kan men korte metten maken met sociale segregatie?

“Tactisch gezien vanuit de Brusselse situatie, is het belangrijk om eerst te werken aan het niveau van die scholen, door hen minder gelegenheid te geven tot ongelijkheid. Men moet ervoor zorgen dat scholen leerlingen niet langer kunnen selecteren en soms opgeven. Niet omdat ze het willen, maar omdat de middelen voor omkadering, remediëring vaak beperkt zijn. Want zo ontstaat er een watervalsysteem waarbij jongeren van de ene school naar de andere school verhuizen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. In Finland moet iedereen mee zijn, bissen zit er niet in. Bijscholing is er gewoon een must.”

In probleemscholen zoals het Heilig Hartcollege worden ook vaak jonge leerkrachten ingezet, is dat wel verstandig?

“Jonge leerkrachten zijn enthousiast en geëngageerd, maar vaak nog onervaren. De leerkrachten komen ook vaak van buiten Brussel, wat maakt dat ze het milieu niet goed kennen. Eigenlijk zou men in die moeilijke scholen net de crème de la crème moeten inzetten, leerkrachten met ervaring, die de situatie kennen enzovoort. Wat niet wil zeggen dat we het engagement en de inspanningen van het personeel van het Heilig Hartcollege niet waarderen.”

Moeten probleemscholen meer middelen krijgen?

“Het probleem is dat de scholen een beetje opgesloten zitten in hun systeem, waarbij ze betaald worden per leerling. Scholen die problemen hebben zouden meer middelen moeten krijgen voor omkadering, nu worden ze afgestraft. De middelen voor gelijkeonderwijskansen zijn niet echt voldoende, dat gaat over een paar leerkrachten per school en wat middelen. Het biedt niet voldoende hulp voor een goede omkadering. Geef hen meer middelen, zodat ze kunnen investeren in infrastructuur, en ervaren leerkrachten kunnen wegsnoepen van scholen die hen misschien minder nodig hebben.”

Het kluwen van netten en bevoegdheden kan ook niet bevordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs?

“Met al die verschillende instanties is het inderdaad moeilijk om efficiënt te regeren. Het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs zouden ook meer moeten communiceren. De verschillende netten zijn historisch gegroeid en er zal ook veel weerstand komen als dat ter discussie wordt gesteld. Voor onderwijs zou men niet in concurrentie mogen werken. Er is ook geen minister die het lef heeft daar tegenin te gaan. Het zou een goede zaak zijn om eens buiten de lijntjes te denken, maar daar is natuurlijk politieke wil voor nodig.”

Open brief aan enkele vrienden en vriendinnen met een hart voor

Beste,

Zes jaar ben ik schepen geweest van Nederlandstalig onderwijs te Koekelberg. Onze gemeenteschool ‘De Kadeekes’ is bevolkt met bijna 100% leerlingen van niet Nederlandstalige afkomst. Onze school beschikt over een zeer gemotiveerde equipe die erin slaagt om kwalteitsonderwijs af te leveren. Ik zie ook de inspanningen en positieve resultaten van het Ursulineninstituut, rechtover de deur en met hetzelfde doelpubliek. Als voorzitter van scholengemeenschap ‘SPECTRUM’ kijk ik dagelijks vol bewondering naar de inzet van al die mensen.
De afkondiging van een ‘noodplan’ voor het Brussels onderwijs ervaar ik als een klap in het gezicht voor die mensen. Is er een ramp gebeurd ? Of is Brussel zo meertalig en zo specifiek dat we er vanuit de ene of de andere gemeenschap alleen geen sluitende oplossing kunnen formuleren voor de problemen van het gewest ? Inhoudelijk zitten er goeie dingen in. Maar, de wijze waarop zoiets geponeerd wordt... Jammer !

Normaal gezien ben ik altijd opgetogen wanneer het Nederlandstalig onderwijs extra aandacht krijgt vanuit het beleid. Deze keer slaat de schrik mij om het hart …
Van de sluiting van één school (het Heilig Hartcollege uit Ganshoren) maakt de Vlaamse minister van onderwijs gebruik om het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in een extra slecht daglicht te stellen. Op 18 februari 2007 kondigt hij een waar noodplan aan voor het Brussels onderwijs. Volgens de minister is het grootste probleem waar het Nederlandstalig onderwijs mee te kampen heeft ‘het gebrek aan kennis van het Nederlands’. Met zijn pleidooi om de taalachterstand weg te werken wekt Vandenbroucke de indruk dat de Brusselse overheden niets doen aan die taalachterstand. Nochtans zijn er talrijke initiatieven (Taalvaart, VVB, schoolopbouwwerk, vakantieklassen, e.d.) die de Nederlandse taalvaardigheid bijwerken. In het basisonderwijs wordt het Nederlands van de leerlingen voortdurend gemeten. Geen overbodige luxe, als je weet dat slechts een goeie 20% van die leerlingen uit homogeen Nederlandstalige gezinnen komt. Testen wijzen uit dat zo’n 80 à 85% van de leerlingen in het zesde leerjaar hetzelfde niveau van het Nederlands behaald als in het Vlaamse gewest. Uiteraard mag dat beter. Maar, laat ons niet vergeten dat de omgevingstaal in heel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zeker niet het Nederlands is …

Ik vind het een vreemde redenering om moord en brand te schreeuwen en om te laten uitschijnen dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel aan de rand van de afgrond staat. Vooral als men beseft dat het Brussels Nederlandstalig onderwijs groot geworden is dank zij de anderstaligen ! Vergeten we niet dat bij het begin van de opstart van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het Nederlandstalig onderwijs op sterven na dood was. Het is dank zij de vele inspanningen van het onderwijzend personeel, de medewerkers van de ondersteunende initiatieven en de overheidsinspanningen – zowel van de Vlaamse gemeenschap, als van de Vlaamse Gemeenschapscommissie – dat het Nederlandstalig onderwijs geworden is wat het is.
Nu de indruk wekken dat het op een ramp afstevent, is ronduit beledigend voor allen die zich de afgelopen jaren voor het Nederlandstalig onderwijs ingezet hebben.
Begrijp me niet verkeerd. Niet alles is koek en ei in het Brussels onderwijs. Overleg met de Franse gemeenschap inzake onderwijs - en ook voor andere beleidsdomeinen – is nodig. Een globaal overzicht op de naleving van de leerplicht is zeker op zijn plaats. Maar, een dergelijke stigmatisering heeft Brussel echt niet nodig. Je gaat me niet wijs maken dat er in, pak weg, Antwerpen of Gent geen problemen zijn met jongeren die thuis geen Nederlands kennen of die problemen hebben met autoriteit (binnen of buiten het gezin). Dat is zeker niet typisch voor Brussel.

Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de afkondiging van dit zg. noodplan een onderliggende reden heeft. Een reden die te maken heeft met de komende federale verkiezingen én die volledig inspeelt op de huidige tendens in Vlaanderen, waarbij men constant meent te moeten en te kunnen opleggen hoe Brusselaars hun regio moeten besturen. Hoe moet ik anders de uitspraak van de minister in De Morgen van 19 februari 2007 (“Brussel is Antwerpen niet. Daar heb ik één gemotiveerde schepen van Onderwijs en één protocol met de politie. In Brussel zitten we met twee onderwijssystemen en negentien gemeenten.) interpreteren ?

De minister heeft volmondig gelijk wanneer hij zegt dat samenwerking tussen het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs een bittere noodzaak is. Zelfs begeleiding van scholen is in sommige gevallen noodzakelijk. Ook het stimuleren van ouders om het Nederlands onder de knie te krijgen heeft hierin een belangrijke rol te spelen.
Maar, in plaats van met een noodplan uit te pakken dat allen die met het onderwijs in Brussel begaan zijn stigmatiseert, zou dat beter op een positieve manier gebeuren. Bijvoorbeeld via een Ronde Tafel. Maar, vooral vanuit een invalshoek waarbij ALLE leerlingen – ongeacht hun taalaanhorigheid of die van hun ouders, ongeacht hun afkomst – hun plaats in het Nederlandstalig onderwijs kunnen krijgen.

Trouwens, wanneer we dan toch bezig zijn om oplossingen te formuleren om de problemen waar het Brussel onderwijs te kampen heeft aan te pakken, en als we hiervoor alle partners bijeen willen brengen, is het misschien aangewezen om de piste van een tweetalig onderwijs te onderzoeken : een onderwijs voor het tweetalige hoofdstedelijk gewest, in samenwerking tussen de Franse en de Vlaamse gemeenschap. Of is dat idee te Brussels ?