Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2007: schaadt armoede de gezondheid?

Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2007: schaadt armoede de gezondheid?

Op dinsdag 4 december 2007 was er in Antwerpen het colloquium van OASeS (Onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad) naar aanleiding van het 16de Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting, 2007. Deze editie van het Jaarboek belicht - naast de “algemene” armoedegegevens - het thema “armoede en gezondheid”.

De redactie van het Jaarboek (34 euro) wordt geleid door Prof. Dr. Jan Vranken (OASeS, VA), daarbij bijgestaan door Geert Campaert, Katrien De Boyser en Daniëlle Dierckx (allen OASeS).
De deelnemers aan het colloquium werden verwelkomd door prof. Dr. Jan Vranken en door de vice rector onderzoek universiteit Antwerpen (UA), Prof. Dr. Dirk Van Dyck. Het Jaarboek zelf werd kort en in overzicht voorgesteld door Geert Campaert en Daniëlle Dierckx.

Geert Campaert had het over het algemene deel. De inkomensarmoede is quasi gelijk gebleven (bij vorig jaar) - Vlaanderen 10,7%, België 14,8%. Er is wel een verhoogd armoederisico voor vrouwen, ouderen en alleenstaanden. De inkomensbescherming in België is op 10 jaar tijd erg gedaald. Van koploper Europa liepen we terug tot de middenmoot.

Op die 10 jaar doen 45% méér mensen beroep op voedselbanken - dat waren er in 2006, 106.900. De schuldproblematiek nam ook erg toe - er zijn 15% meer mensen die met een collectieve schuldregeling zitten (dan in 2005). Er zijn nu zowat 1,5 miljoen Belgen die met minstens 3 kredietcontracten zitten. Maar armoede gaat niet enkel over het inkomen. Zoals bekend - en ook al 16 jaren in deze Jaarboeken - is het een kluwen van uitstotingen. Op de andere vlakken is de armoede ook merkbaar toegenomen:

Er leven 3% van de werkende Vlamingen onder de armoedegrens - bij niet werkenden zijn dat er 19,2% - in Wallonië zijn er dat trouwens 35,8% (!). De Vlaamse werkloosheid is wel gedaald. Maar de helft van de werklozen zijn langdurig werkloos. Het overgrote deel van hen zijn laaggeschoold. Ook bij die groep zitten veel niet-Europese burgers.

Dit biedt uitdagingen - zoals de werkloosheidsvallen weg werken door inkomens te verhogen; zorgen voor betaalbare en beschikbare kinderopvang; en de specifieke ondersteuning van bepaalde groepen zoals éénoudergezinnen. Men moet de laaggeschoolden ook scholing bieden, maatregelen nemen voor ouderen (onder andere op organisatie niveau) en een meer doorgedreven diversiteitsbeleid voeren.

Op het vlak van wonen stelt men vast dat de armste 10%, 36,5% van hun huishoudbudget daaraan besteedt - vergelijk met 19,3% bij de rijkste 10%.

Er zijn enorme wachtlijsten bij de sociale woningmarkt. Om die weg te werken duurt het - aan de huidige snelheid - 60 jaar - of 155 jaar als men de hele doelgroep wil vestigen... Dus moeten er sneller meer sociale woningen komen en moet men intussen sociale verhuurkantoren uitbreiden, evenals de huursubsidie voor privé huurders.

Op onderwijs blijft men zien dat kinderen uit sociaal-economisch zwakkere huishoudens meer kans hebben op schoolse achterstand, op een belanden in het Buitengewoon Onderwijs, en op het volgen van (deeltijds) beroepssecundair onderwijs. Als hun moeder laaggeschoold is, stroomt 43% door naar het hoger onderwijs. Is de moeder hooggeschoold: 88%.

Op het einde van het secundair onderwijs hebben 70% van de niet-Belgen minstens 1 jaar onderwijsachterstand (“blijven zitten”) ten opzichte van 28,6% bij de Belgen. Men geeft ook hier uitdagingen: de doorstroom van kansarme leerlingen naar het Buitengewoon Onderwijs indijken; een herwaardering van het technisch en beroepssecundair onderwijs, en vroege studiekeuzes (op 12 jaar al) voorkomen.

Daniëlle Dierckx belichtte het thema gezondheid. Vaststelling: er is sociale ongelijkheid (nog steeds). Op individueel vlak: “de” arme rookt. Maar ook structureel: “de” arme sterft jonger (ook zij die niet roken). Zij stapt eerst naar het beleid. Is er een gezondheidsbeleid voor armen of voor iedereen?

Men kan preventie voeren door sturing van het individueel gedrag: zorgen dat iedereen gezond leeft (groenten + fruit eten, bewegen,...) Maar ook: geen vocht in de slaapkamer, geen ongezond werk, op tijd “onthaasten” en relaxen... Is dit individueel gedrag?

Gezondheidsbeleid is balanceren tussen opgeheven vingertje en een pro-actief beleid. We moeten dus het systeem durven “screenen”:
- op toegankelijkheid: een eerstelijnszorg via gebiedsgerichte benadering (wonen, onderwijs,...)
- op betaalbaarheid
- op samenwerking
- op communicatie tussen zorgverstrekker en cliënt, patiëntparticipatie.

Op basis van de gezondheidsenquête van 2001 en 2004 blijkt de “geoormerkte ongezondheid” (Katrien De Boyser in het Jaarboek). Armen maken meer kans op kindersterfte, kennen meer jongeren met een risicovolle leefstijl, hebben meer chronische aandoeningen, handicaps, depressies,... En leven korter. 60% van de armen kan zijn gezondheidskosten niet inpassen in zijn huishoudbudget. 17% van de armen moet zijn gezondheidszorg uitstellen. En toch genieten slechts 17% van de armen van een recht op vermindering op de ziektekosten of remgeld.

In de bijdrage over armoede en depressie (Katia Levecque en Jan Vranken) blijkt dat werkloos zijn, een verhoogd risico geeft op depressie. Jobs met weinig controle over het eigen werk en jobonzekerheid blijken schadelijk voor de mentale gezondheid. Men moet de drempels tot de geestelijke gezondheidszorg weg werken, en investeren in het versterken van het individu (kan men ook “empowerment” heten).

Wat blijkt ook: sociale netwerken op zich zijn gezond. Maar armen hebben minder kwalitatieve sociale netwerken. Ze kennen meer eenzaamheid, en hebben minder emotionele ondersteuning. De thuislozen hebben ook problemen, 2/3 van hen op vlak van gezondheid. Maar thuisloosheid is zowel oorzaak als gevolg. Thuisloosheid levert ook financiële en administratieve barrières op. Zo kan men zonder adres niet meedoen voor de “MAF” (maximumfactuur). Ook voor deze groep is de toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg een probleem, evenals die van bandzorg. Daarenboven is de culturele kloof met de zorgverleners belemmerend.

Dierckx besluit met de vraag of “Sicko” (de laatste documentaire van Michael Moore over de privatisering in de Amerikaanse gezondheidszorg) ook in België binnenkomt?

We kennen een gezondheidszorg met verschillende snelheden, met te veel winstbejag, met te weinig samenwerking en met meer oog voor “life events” en sociale netwerken.

Prof. Dr. Jan De Maeseneer (UGent, huisartsgeneeskunde, en huisarts in Wijkgezondheidscentrum Botermarkt Gent, Ledeberg) was de hoofdspreker: “Ongezonde sociale verschillen: een verkenning” - deels gebaseerd op het werk en onderzoek van doctoraatsonderzoeker Dr. S. Willems.

Onderzoek bij 25-jarige mannen wijst uit dat hun levensverwachting met 5 jaar verschilt tussen de ongeschoolden en de hooggeschoolden. Dat verschil wordt 27 jaar als het gaat over de gezonde levensverwachting. Verder onderzoek levert voor bijna alle gezondheidsaspecten, significante verschillen tussen mensen in kansarme en andere buurten.

Mensen met een laag opleidingsniveau consulteren weinig artsen - en dan nog meest een huisarts. Mensen met een hoog opleidingsniveau consulteren meer artsen, en dan nog meer specialisten. De Maeseneer vindt dat de echelonering meer moet doorgevoerd worden.

Als aanpak door het beleid van sociaal-economische gezondheidsverschillen, moet op 4 niveau’s gewerkt worden:
1. individuen versterken
2. gemeenschappen versterken
3. toegankelijkheid tot dienstverlening verbeteren. Op termijn werkt enkel een universele benadering.
4. macro-economische en culturele veranderingen stimuleren

Bij deel 2 ervan, gaf hij een voorbeeld van een “Community Oriented Primary Care” benadering (COPC) zoals het in het wijkgezndheidscentrum Botermarkt werd toegepast, voor de fysieke conditie van kinderen. In samenspraak met de buurt (bevolking, leraars, jeugdbewegingen) werden eerst speelpleinen aangelegd... Dit had niet enkel een betere fysieke conditie van de kinderen tot gevolg, maar ook een verhoogde sociale cohesie - én een vermindering van de kleine straatcriminaliteit...

De Maeseneer stuurt zijn arts-studenten ook een week, samen met studenten sociale agogiek, naar de achtergestelde buurten in Gent. Zo leren die arts-studenten inzicht krijgen in sociaal-economische gezondheidsverschillen, zicht krijgen op ziekte en gezondheid in de maatschappij, zien wat de impact is van gemeenschap op gezondheid, zicht krijgen op het functioneren van professionelen en voorzieningen in de zorg, werken met individuele gegevens en epidemiologische gegevens, én samenwerken met studenten sociale agogiek.

De artsen willen namelijk problemen doorgaans meteen oplossen. De sociaal agogen willen eerst kijken: wiens probleem is het eigenlijk, Een verrijking voor alle betrokkenen. Voor De Maeseneer is een heel belangrijk principe, dat de toegang tot de eerstelijnsgezondheidszorg voor iedereen gratis moet zijn. In Denemarken, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en dergelijke is dat al zo. Daarenboven zijn wijkgezondheidscentra zeer belangrijk. En een samenwerking - tot en met het lokaal beleid. Dan was er even pauze.

Erna modereerde Guy Tegenbos (De Standaard) een panel met Dominic Verhoeven (VVI,Caritas), Marc Moens (artsensyndicaat BVAS), Winfried Huba (De Sleep, Wijkgezondheidscentrum in Gent) en Dirk Van Duppen (Geneeskunde voor het Volle, ook wel gekend als promotor van het “kiwi-model”).

Hier werd een grote tegenstelling duidelijk: Marc Moens - die tegen het Amerikaanse gezondheidsverzekeringssysteem is - vindt niet dat gratis eerstelijnszorg zo positief is. Hij kan zich trouwens moeilijk voorstellen dat in een welvarend land als het onze, zoveel mensen zo hulp- en zorgbehoevend zouden zijn. Die groep moet beter afglijnd worden en mag wel extra zorg krijgen. Hij ziet geen redenen om het kiwimodel in België in te voeren. Hij verwijt de voorstanders van gratis eerstelijnsgeneeskunde dat ze steeds naar elkaar verwijzen, nogal selectief lezen en geen “harde” bewijzen hebben... De zaal reageerde negatief op zijn houding en uitspraken... (NvdR Dit zegt ook veel over de artsen die Moens als vertegenwoordiger kozen...)

Hij is niet voor wijkgezondheidscentra. Volgens hem is het “flauwe kul”, en “overmatige zorg”...
Het is een ideologisch debat volgens Moens waar hij niet verder op in gaat. Preventie is zeer belangrijk, en wordt beter door de huisarts dan door de overheid georganiseerd. Maar het is een “illusie” dat men daardoor bespaart. Preventie zorgt enkel voor een betere kwaliteit van leven...

Anderzijds kreeg De Maeseneer steun van Dominic Verhoven: wel vóór het gemeenschapsmodel. Ook hij wil geen (verdere) privatisering van gezondheidszorg. Hij blijft voor die algemene eerste lijn die voldoende dekking moet bieden. Hij wil een sterkere vervlechting op het terrein: als iemand tot 3x toe met een longontsteking in de kliniek komt, moet men toch een verband leggen met de toestand van de woning. Dus het lokaal sociaal beleid erbij. Volmondig ja op de vraag of gezondheidsbeleid zich (ook) met leefomgeving en speelpleinen (b.v) moet bezig houden.

Winfried Huba zat ook op die lijn. Volgens hem hebben we genoeg aan één kwalitatief hoogstand iets dat ter beschikking moet staan, zoals het drinkglas dat hij van de organisatoren kreeg. De huidige toestand van ons gezondheidssysteem is als de bonte verzameling bekers die hij meehad... Hij is voorstander van een forfaitair systeem voor gezondheidszorg.

Als huisartsen kun je met een groepsbenadering ook al veel doen. Zo werken ze in De Sleep met mensen van Turkse komaf waarvan er een hele hoop reeds “ouderdomsdiabetes” ontwikkelden op 30 jaar. Die moeten regelmatig gevolgd worden. Ze stelden een medische fiche op, nodigden de patiënten uit voor controle per brief (1 week vóór de afspraak) en telefoneerden de dag voordien nog eens. Zo kregen ze het gestructureerd. Dirk Van Duppen sloot hier (uiteraard) bij aan. De eerste lijn steunen is een kwestie van evidentie, van bewijsvoering.

Om gratis eerstelijnszorg te voorzien hebben we 200 miljoen euro nodig; dat is 1% van het totale budget ziekteverzekering. De huisartsgeneeskunde nu komt op 4%...
Het (Amerikaanse) geneesmiddel Zocor viel van 184 tot 31 euro verkoopprijs (onder dreiging van het kiwimodel) - dat bespaart ons al 50 miljoen euro of 25% van de kost voor een gratis eerstelijn... Dit werd door Moens als “populisme” afgedaan...

Van Duppen wil een wettelijke bescherming tegen de vermarkting van de zorg. Hij gaf ook het voorbeeld van een als psychiatrisch gestoord geheten patiënt wiens “psychiatrische verschijnselen” verdwenen toen hij een goeie woning kreeg...Hij ried Moens aan, het “British Medical Journal” van maandag 3 december 2007 te lezen: daarin werd gesteld dat de markt gefaald heeft in gezondheidszorg “dat is geen kwestie van ideologie, maar van bewijzen”, stellen de auteurs...

Van Duppen reageerde ook tegen de flexibiliteit in tewerkstelling: die heeft namelijk directe gevolgen op gezondheid - zo beviel één van zijn zeer flexibel tewerkgestelde patiëntes 7 weken te vroeg (en dat is geen uitzondering).

Guy Tegenbos besloot: we moeten de doelstelling van toegankelijkheid van de zorg vervangen door resultaten in de gezondheidszorg...

En dan kreeg Minister Steven Vanackere het woord, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hij begon zeer ervaringsnabij: hij was binnen gekomen toen het panel nog bezig was, had zich daartussen gezet. Hij was naar zijn plaats in het publiek gebracht. Dan had Tegenbos, Jan Vranken uitgenodigd om een tussenwoord te zeggen. Vanackere dacht dat het aan hem was, en was in plaats van Vranken recht gestaan. Hij kreeg dus 2x het gevoel dat hij niet op zijn plaats bezig was. “Dat gevoel heeft iemand die in armoede leeft, voortdurend”.

Armoede is - politiek gesproken - een zaak voor de “chef”: dat is eigenlijk de zaak voor premier of minister-president. (NvdR zoals premier Jean-Luc Dehaene eertijds) Vanackere wenste Vranken en zijn team proficiat met die 16 Jaarboeken.

Er moet “horizontaal” overleg zijn. Dat gebeurt. Maar het is een moeizaam proces om het Mattheüseffect tegen te gaan. Oplossingen moeten er nu wel komen, van uit expertise - ook vanuit het middenveld. Hij rekende uit: al 21% van zijn Vlaams ministerschap is achter de rug. Hij staat open voor mensen uit armoede, medestanders, het middenveld, wetenschappers.

Maar kom niet meer af om te zeggen hoe erg het is “Ik bén al gesensibiliseerd. Ik ben van hier, ik zie het, ik leef in Brussel, ik loop er rond”. Geef me concrete praktische oplossingen die ik aan de Ministerraad kan voorstellen. “Het wordt tijd dat we praktisch worden.” En op die sterke noot kon Prof. Jan Vranken afsluiten.