Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Het onderzoek: een introductie

Het onderzoek: een introductie

Zoals ik al aangaf is de reden van mijn bezoek hier een onderzoek naar de impact van de armoedebestrijdingsprogramma’s van de wereldbank op het onderwijs. Ik moet daarbij vertellen dat het onderzoek mede werd mogelijk gemaakt door de VLIR, de Vlaamse Interuniversitaire Raad die hiervoor beperkte reisbeurzen ter beschikking stelt. Studenten uit Vlaamsche universiteiten en hogescholen kunnen een aanvraag indienen die hen bij een gunstig advies toelaat om een terreinonderzoek te doen in het kader van een taak of een masterproef. Toch even het vermelden waard lijkt me.

Bon. Een onderzoek over de effecten op het Malinese onderwijs van het armoedebestrijdingsprogramma dus, dat men in het nederlands officiëel het Strategisch Kader voor de Armoedbestrijding noemt, maar dat beter bekend is als Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP’s) of nog als Cadre Stratégique de la Lutte Contre la Pauvreté (CSLP’s). Mali is inmiddels aan zijn tweede editie van het CSLP toe. Het eerste liep van 2002 tot 2006, werd opgevolgd door een herziene versie die van 2007 tot 2011 loopt en die men heeft omgedoopt tot Cadre Stratégique pour la Croissance et la Réduction de la Pauvreté (CSCRP). Op die naamsverandering kom ik nog terug.

Met betrekking tot het onderwijs hebben beide « kaders » (CSLP’s) weinig impact gehad op de politieke beleidslijn. Zo bleek alvast uit mijn lezing van enkele officiële documenten en mijn gesprek met Ronny Dynood, de Belgische Attaché van het Directoraat Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) in Mali, die het onderwijsprogramma opvolgt waaraan België steun verleent. Het moet gezegd zijn dat het tegendeel me had verbaasd, Mali had immers al een ambitieus tienjarenplan voor onderwijs, de PRODEC. Dat plan werd bevestigd in de twee generaties armoedebestrijdingsprogramma’s, al waren er enkele accentverschuivingen. Zo wordt in het CSCRP wat meer nadruk gelegd op beroepsopleidingen en wil men de toestroom naar de universiteiten en hogescholen beperken. Dat laatste wordt vooral ingegeven door het feit dat velen van die gediplomeerden hier toch niet aan werk geraken, gewoon omdat dat er niet is. Een ander accent is dat men de tweede millenniumdoelstelling wil halen tegen 2015: alle kinderen basisonderwijs geven. Dat laatste lijkt op het eerste zicht nobel en bemoedigdend, maar er is toch een keerzijde aan deze politiek. Alle kinderen naar school sturen is één ding, ervoor zorgen dat ze er iets leren is een andere zaak.

Een van de ministers voor onderwijs – er zijn er intussen drie, de redenen voor de recente opsplitsing van het ministerie blijft voor velen duister – verklaarde enkele weken geleden nog in een Malinese krant dat de kwaliteit van het onderwijs ondermaats is. Hij kreeg een storm van kritiek op zijn dak, maar een feit is dat een groot aantal kinderen na zes jaar school nauwelijks kunnen lezen of schrijven. Daar zijn meerdere redenen voor. Tot voor kort liep de verdeling van de nieuwe schoolboeken zo chaotisch dat je ze wel in het zwart op de markt in Bamako kon kopen, maar dat ze niet in de scholen terecht kwamen zoals bedoeld. Dat laatste zou inmiddels verbeterd zijn. Er is ook een chronisch gebrek aan klaslokalen. De bouw ervan zou intussen in een stroomversnelling terecht zijn gekomen. Tussen 2006 en 2008 wou men er jaarlijks 1500 neerzetten voor de eerste cyclus (equivalent met ons basisonderwijs), en 750 voor de tweede cyclus (equivalent met onze eerste drie jaar middelbaar). Dat is veel, maar volgens officiële cijfers van de Malinese overheid uit 2005 gaat nog geen 75% van de kinderen hier naar de basisschool. Bovendien ligt het aantal leerlingen dat in sommige regio’s in een klaslokaal gepropt wordt, vaak boven de honderd. Tijdens mijn gepland bezoek aan enkele scholen in een afgelegen rurale streek die nogal slecht scoort in de onderwijsstatistieken, zal ik zelf kunnen constateren of dergelijke problemen ook daar opgelost raken.

Een nog groter probleem dan klaslokalen en leerboeken is het chronisch gebrek aan degelijk opgeleide leerkrachten. Dat is een rechtstreeks gevolg van de structurele aanpassingsprogramma's (SAP’s) uit de jaren 90. Mali moest toen van de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) besparen op haar overheidsuitgaven om het budget in evenwicht te krijgen en de terugbetaling van haar schulden te kunnen verzekeren. De helft van het aantal normaalscholen werd daarop gesloten en vele gekwalificeerde leraars vertrokken op vervroegd pensioen. Om het groeiende tekort aan leraars op te vangen ging de overheid over tot het recruteren van jonge contractuelen die zelf amper van de schoolbanken af waren. Zelfs het niveau van ons 3e middelbaar was op een gegeven moment voldoende om na een korte opleiding van 6 maanden aan de slag te gaan als leerkracht. Men ging er vanuit dat de kwaliteit van de leerkrachten gaandeweg zou verbeteren door een voortgezette opleiding tijdens hun dienst, een vorming waarvoor ze bovenop hun schrale loon (vandaag voor deze contractuelen nog geen 40€ per maand) een extra vergoeding kregen. Of er vandaag nog steeds ondermaats opgeleide leraars worden aangeworven zal uit het verdere onderzoek moeten blijken, maar vast staat alvast dat de reeds gerecruteerde contractuele leerkrachten inmiddels nog steeds les geven.

Het is gemakkelijk kritiek op te geven op dergelijke praktijken, maar men kan zich de vraag stellen wat het alternatief was voor een staat die enerzijds haar kinderen wel naar school wou sturen maar anderzijds door de IFI’s verplicht werd te besparen op basisvoorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg. Sommigen stellen zich vandaag hardop de vraag of het niet beter is hun kinderen achter de geiten te laten lopen of het veld te laten bewerken, omdat ze dan tenminste een stiel leren waarmee ze hun eten verdienen in plaats van hun tijd te verdoen op schoolbanken waar ze toch niets leren. En zelfs al leren ze in het beste geval effectief lezen, schrijven en rekenen, dan wil dat nog niet zeggen dat ze daarmee werk kunnen vinden. Het accent dat vandaag op de beroepsopleidingen wordt gelegd lijkt in zekere mate een antwoord te willen bieden op die kritiek. Ook werden er een aantal normaalscholen opnieuw geopend of bijgebouwd, wat alvast de verwachting creëert dat er binnenkort tenminste degelijk opgeleide leerkrachten aan de slag kunnen.

Laat me even terugkomen op de naamsverandering van Cadre Stratégique de la Lutte Contre la Pauvreté naar Cadre Stratégique pour la Croissance et la Réduction de la Pauvreté. In plaats van gemakshalve vanuit mijn oude gewoontes kritiek te beginnen spuien op de nadruk die er nu plots weer gelegd wordt op de groei van de economie ben ik even een kijkje gaan werpen op de economische prestaties van het land. Het moet immers gezegd zijn : ontwikkeling van basisvoorzieningen kost handenvol geld, en al komt er quasi een half miljard dollar per jaar aan hulpgelden binnen, - ik laat even achterwege wat er waar naar buiten gaan aan terugbetaling van de schuldenlast - het kan niet de bedoeling zijn dat een land tot in het einde der tijden de hand uitstrekt voor hulp van buitenaf. Dat maakt het afhankelijk van zijn broodheren.

Soit, twee producten, katoen en goud, zijn goed 87% van de export en vertegenwoordigen 21,5 % van het BNP. De prijzen van dergelijke primaire producten op de wereldmarkt fluctueren en gezien hun aandeel in de inkomsten van het land zorgen ze voor een grote kwetsbaarheid. De daling van de katoenprijs is gelukkig genoeg opgevangen door de stijging van de goudprijs, maar de afhankelijkheid van externe factoren als internationale marktprijzen waar het land geen vat op heeft is niet bevorderlijk voor de budgetplanning. De vaste katoenprijzen voor de boeren zijn de laatste jaren gedaald van 200 Francs CFA (CFA) naar 165 per kilogram.(van 0,30 € naar 0,25 €). Na een financiëel schandaal binnen het overheidsbedrijf dat de katoensector beheert, de Compagnie Malienne des Textiles (CMDT) is de druk voor privatisering erg groot geworden. Verschillende factoren hebben ertoe geleid dat dit keer op keer werd uitgesteld, maar in 2008 zou het er van moeten komen. De goudontginning is grotendeels (of is het helemaal ?) in buitenlandse handen. Mali is de derde exporteur van goud in Afrika.

Daarnaast zijn landbouw, visserij en veeteelt goed voor 35% van het BNP. Het mag duidelijk zijn dat deze drie allen sterk afhankelijk zijn van klimatologische omstandigheden, die bijzonder ongunstig zijn. Periodieke sprinkhanenplagen zorgen bovendien voor lage landbouwopbrengsten omdat die beesten gewoon alles op hun weg opvreten. World Food Programme (WFP) waarschuwde in januari al voor een nakende hongersnood in West-Afrika door de slechte regens vorige zomer. Er zou tot 30% minder oogst zijn. Wat voor gevolgen dit heeft voor Mali zal ik zelf kunnen vaststellen bij mijn bezoek aan het platteland op enkele honderden kilometers van de hoofdstad. Daarover later meer.

Mali strekt zich uit over haast één en een kwart miljoen vierkante kilometers en de bevolking werd in 2006 geschat op 13,5 miljoen. Twee derde van het land is woestijngebied. De jaarlijkse bevolkingsgroei van 3% en de ambitie om de achtergestelde basisvoorzieningen uit te bouwen vragen per definitie om meer middelen. Als dat geen geld uit het buitenland mag zijn dan moet het uit de Malinese economie gegenereerd worden. Dat betekent groei. Juist, het afschaffen van de schuldenlast die het land met zich meedraagt kan ruimte creëren voor de noodzakelijke investeringen, maar het is een mythe te geloven dat daarmee voor eens en voor altijd de problemen zullen opgelost zijn. Economische groei om de onafhankelijkheid te bewerkstelligen dus. De grote afhankelijkheid van de primaire sector om opbrengsten te genereren en het risico dat externe factoren de budgettering in het honderd sturen, accentueren het belang van een diversifiëring van de economie. Lokale verwerking van deze producten is daar m.i. de meest duurzame oplossing voor. Ze voegen een meerwaarde toe aan de producten die kunnen geëxporteerd worden en zijn veel minder vatbaar voor prijsfluctuaties dan primaire producten.

Daarmee heb ik niet gezegd dat groei alleen kan gegenereerd worden door een uitverkoop van geprivatiseerde bedrijven aan buitenlandse investeerders die met de winst gaan lopen in plaats van die opnieuw lokaal te investeren. En wat dat betreft valt er nog wel een en ander te vertellen. Maar dat is een ander verhaal.

Joris

Gepost door Joris
09.03.2008