Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

Katanga moet kiezen tussen wit en zwart

Katanga moet kiezen tussen wit en zwart

“Hoe kun je stelen wat je zelf gedolven hebt”? Dat vraagt één van de creuseurs in Pale Beko Bantu. Zoals deze arbeiders ertsen winnen uit de groeven van Katanga, dat is niet meer van deze tijd. Uit tunnels en putten spitten ze de grond naar buiten en brengen dat ruwe materiaal als een levende transportband naar het aardoppervlak. Levensgevaarlijk labeur, barslecht betaald. Boven wordt de grond gewassen en gezeefd door vrouwen en kinderen tot er een concentraat overblijft dat tot 15% kobalt of koper kan bevatten. Dat concentraat wordt via tussenpersonen aan mijnmaatschappijen en exporteurs verkocht.

Bram Van Paesschen balt het wel en wee van de creuseurs samen in het verhaal van één van hen: Isaac, een student die spaart om naar de universiteit te kunnen gaan. We zien Isaac evolueren, maar we horen hem ook. Zijn stem leest Off Screen de tekst – hoorbaar bedacht door Bram Van Paesschen - die de beelden bindt.

Isaac werkt in Kapata, een groeve nabij Kolwezi, dè mijnstad bij uitstek in Katanga. De creuseurs hangen volledig af van de prijzen die de opkopers bieden. Sommige opkopers onderschatten stelselmatig de waarde van de concentraten om de creuseurs nog slechter te betalen. Tegen die praktijken gaan de creuseurs in staking, ze belegeren de kantoren van de opkopers van Rody. Het werk in de carrière van Kapata valt stil. Isaac wil koste wat het kost voortwerken om te kunnen studeren. Maar de film krijgt, om aan het verhaal van de creuseurs extra-dramatiek te geven, een gefantaseerde afloop. Dat is een discutabele optie van de regisseur. “Maar om een verhaal te vertellen”, zo verdedigt Bram Van Paesschen zijn keuze, “moet je soms liegen”.

[Meer over Bram Van Paesschen: http://www.indymedia.be/en/node/30476

Historiek van Katanga’s mijnen

In Katanga wordt sinds mensenheugenis koper gewonnen. Een eeuw geleden, tijdens de Belgische koloniale overheersing, is er met grootschalige industriële mijnbouw begonnen. Gaandeweg werden ertsen ook ter plaatse tot metalen verwerkt. Toen Congo onafhankelijk werd, onteigende het land de Belgische multinational Union Minière en richtte Gécamines op, een staatsbedrijf dat de industriële ontginning en verwerking voortzette. Maar Gécamines werd een melkkoe voor het dictatoriale regime van maarschalk Mobutu. Die had al in 1960, het jaar van de onafhankelijkheid, met Westerse steun een staatsgreep gepleegd en mocht Congo als voorpost tegen het communisme blijven regeren. Vanaf de jaren ’80 speelde de wereldconjunctuur met onder meer dalende grondstoffenprijzen in het nadeel van de koperwinning in Congo. Daarenboven plunderde Mobutu zijn eigen land. Zo stortte ook Gécamines in elkaar.

Onder impuls van de Wereldbank werden de eigendommen van Gécamines in stukken aan buitenlandse mijnfirma’s verkocht. Dat betekende niet dat de mijnactiviteit meteen weer aantrok. De buitenlandse mijnfirma’s aasden veeleer op de exploratie- en uitbatingsrechten om ermee te kunnen speculeren en ze met winst door te verkopen. Intussen waren duizenden mensen, om de kost te verdienen, binnengedrongen in de mijngebieden. Zij waren op een “artisanale” manier de ertsen beginnen bovenhalen. Rond 2005 waren er in Katanga honderdduizenden van deze artisanale creuseurs aan het werk.

Het duurde tot ruim nà de eeuwwisseling vooraleer de buitenlandse mijnfirma’s ook echt weer werk maakten van de ontginning van de ertsen-reserves. De conjunctuur verbeterde zienderogen: de vraag naar koper nam overhand toe en de koperprijs op de wereldmarkt steeg sterk. Nu pas werd het voor de mijnfirma’s weer rendabel om in Katanga te investeren en industriële projecten op te starten. Deze firma’s begonnen de creuseurs te verjagen en ze riepen daarvoor politie en leger ter hulp.

In 2006 en 2007 startten dan eindelijk grote industriële projecten. De Amerikaanse multinational Freeport McMoran werd de motor van een greenfield-project in Tenke Fungurume waar van ’s werelds grootste koper- en kobaltreserves onaangeroerd lagen. Drie jaar later zijn er nog altijd géén ertsen bovengehaald. Freeport blijft wel de enige zogenaamde major, dat wil zeggen grote mijnmaatschappij, die tot vandaag in Katanga actief is. De mijnreus BHP Billiton haalde talrijke exploratie-rechten in de wacht maar staakte intussen zijn prospecties in Katanga. Daarnaast kwamen er talrijke middelgrote en kleine (juniors) mijnmaatschappijen die zogenaamde Joint Ventures vormden met Gécamines om concessies van Gécamines uit te baten. In Kolwezi begon de fusiegroep Katanga Mining oude mijnen van Gécamines opnieuw klaar te maken voor productie, zo bij voorbeeld de ondergrondse mijn van Kamoto en de onder water gelopen openluchtmijnen van KOV.

Eind 2008 waren er volgens de provincie-regering in Katanga 385 “mijn-operatoren” geregistreerd. Er waren 1635 mijn-titels toegekend waarvan amper 5% uitbatingstitels maar 82% permis de recherche, dat wil zeggen toelatingen om te zoeken naar ertsaders. Voor de mijnfirma’s betekent dat: ertsaders die winsten kunnen opleveren.

Standpunt van de bazen

Bram Van Paesschen registreerde de overgang van artisanale naar industriële mijnbouw vanuit het perspectief van de creuseurs, een groep die vanwege de economische logica moet verdwijnen. Dat is een pijnlijk proces dat al aan duizenden creuseurs hun broodwinning heeft gekost en tot heftige sociale schokken leidt. Om een aantal creuseurs te laten voortwerken, zijn hen officieel enkele concessies toegekend die evenwel ook door firma’s zijn ingepalmd. Alle creuseurs die elders werken, overtreden strikt genomen de wet. Maar zolang ze de mijnbouwfirma’s niet voor de voeten liepen, heeft de overheid oogluikend laten voortwerken.

Thierry Michel filmde de volgende faze, de overgang naar de gemechanizeerde, industriële mijnbouw in Katanga in 2007 en begin 2008. Hij neemt in zijn film Katanga Business een radikaal ander standpunt in. Hij geeft het woord, niet aan de creuseurs maar aan vijf kopstukken van de industriële Mining Boom in de provincie Katanga. Ze staan als vijf Riders on the Storm verenigd op de affiche van Katanga Business. Daar waar de creuseurs rechtlijnig praten en recht voor de raap, gaan achter deze vijf personages een resem tegenstrijdige belangen, verborgen agenda’s en dubbelzinnigheden schuil.

Het begint bij de man met de cowboyhoed: Moïse Katumbi, zakenman maar ook de goeverneur van Katanga. Hij is een vat vol ambiguïteit. Alvorens in de politiek te belanden, heeft hij in onopgehelderde omstandigheden fortuin gemaakt in Zambia. En, hoewel hij het tegendeel beweert, ook als gouverneur doet hij voort met zijn business. Zijn bedrijf MCK voert grote grondwerken uit en is één van de belangrijkste subcontractors van de mijnmaatschappijen. Katumbi is rijk. Hij geeft in deze documentaire onomwonden toe dat hij in één klap zo’n 60 miljoen dollar heeft verdiend aan de verkoop van zijn belang in het Kinsevere-mijnproject. Moïse Katumbi lijkt omnipresent. Overal waar hij komt strooit hij dollars rond. “De Berlusconi van Congo”, zegt Thierry Michel, want hij bezit ook een voetbalploeg in Lubumbashi. Hij snelt ter plaatse waar er problemen zijn. Hij gaat bemiddelen tussen creuseurs en opkopers; hij leest de doeaniers de les aan een grenspost waar mateloos wordt gefraudeerd.

Achter de goeverneur lopen de buitenlandse belangen, drie witte personages en één Chinees. Zo liggen ook de verhoudingen in Katanga, zegt Thierry Michel: “je hebt de klassenstrijd tussen de kapitalisten en het werkvolk maar je hebt ook de belangenconflicten tussen de multinationals”. De bazen die Katumbi flankeren, heten Paul Fortin, Laurent Décalion, George Forrest en mijnheer Min.

Fortin staat aan het hoofd van Gécamines, de Congolese staatsmijnbouwmaatschappij, maar hij komt uit Canada en dat is de belangrijkste mijnbouwnatie in Afrika. Mijnheer Min vertegenwoordigt Chinese bedrijven die met Paul Fortin over het beruchte Congo-China-contract onderhandelen. Volgens dat contract zal China in Congo scholen, ziekenhuizen en wegen bouwen en daarvoor door Congo geproduceerde kobalt en koper in ruil krijgen. George Forrest leidt een familiebedrijf met koloniale roots en wijdvertakte belangen in de mijn- en cementsector maar ook in de agro-industrie tot de uraniumwinning in Namibië toe.
Laurent Décalion tenslotte, vooraan in de dertig, is Managing Director van Boss Mining. Boss is de gezamenlijke eigendom van Gécamines (30%) en de Britse privé-mijngroep Camec (70%).

Décalion vliegt, wanneer de zaken nog draaien, met de filmploeg per helicopter over de mijnprojecten van zijn bedrijf. Hij klinkt trots over de industriële renaissance die hij in Katanga voor mekaar brengt. Maar ook dat heroïsche epos is nu voorbij. In november 2008 zette Boss Mining in de mijn van Mukondo en de koper- en kobaltabriek van Luita 5000 arbeiders op technische werkloosheid.

Hoe moet het nu verder?

Goeverneur Katumbi geeft zichzelf volgens Thierry Michel een haast bijbelse missie: “Moïse Katumbi spiegelt zich zowel aan Mozes uit de bijbel als aan Moïse Tshombe”. Maar voor wie kiest hij dan? Want die vraag is nu wel aan de orde. Katumbi, die een Italiaanse-joodse vader heeft en een Congolese moeder, wordt in Katanga le demi-blanc genoemd. Op het feest van de onafhankelijkheid rijdt hij in de auto van Moïse Tshombe door de Katangese hoofdstad Lubumbashi. Maar laat Moïse Tshombe nu net de politicus zijn die de provincie Katanga van Congo afscheurde om de belangen van Union Minière, de Belgische koloniale multinational te vrijwaren. Is dat zijn oriëntatie? Kiest Katumbi voor de multinationals en de Westerse belangen? Of opteert hij resoluut voor het volk, voor de creuseurs en de belangen van alle andere Congolezen?

Regisseur Thierry Michel kiest geen positie, en dat is een tekort. Ook Michel’s vorige grote Congo-films mengden zich niet in het debat. Mobutu Roi du Zaire had de verdienste een massa archief-materiaal over de dictator te ontsluiten, maar die accumulatie van feiten liet nog niet toe te begrijpen waarom Mobutu zich kon opwerken en handhaven. Voor zijn epos Congo River over de machtige Congo-stroom die de echte levensader van Congo is, ontwikkelde Thierry Michel zijn breedvoerige stijl, in de traditie van de reisfilms van Exploration du Monde. Soms verzeilde Michel daar in folklore, zoals in een wel erg foute passage over de verzetsstrijders van de Mayi-Mayi. Bovenal toonde Congo River de aftakeling van Congo en hoe de mensen daarin trachten overeind te blijven, maar de film zei niet wat de regisseur van deze impasse vindt.

Katanga Business benadert nu de analyse. Deze film zet uiteen wie de hoofdspelers van de mijnindustrie in Congo zijn. Maar op die informatieve stap volgt geen duidelijke uitspraak. Buiten de film, in interviews en debatten (zoals afgelopen zaterdag tijdens Cinema Novo) spreekt Thierry Michel zich wel uit: hij gelooft rotsvast dat Congo zijn bodemschatten kan gebruiken voor de eigen ontwikkeling in plaats van voor de dividenden van Westerse aandeelhouders. Zo’n ontwikkeling is en blijft een clash met Westerse titanen. Moet die clash in het voordeel van Congo worden beslecht? Daar had Katanga Business – stand alone – duidelijker uit de hoek moeten komen.

Pale Peko Bantu Mambo Ayikosake was tijdens Cinema Novo enkel op 14/3 te zien

Katanga Business wordt tijdens Cinema Novo nog op 21/3 vertoond

interview met thierry michel

Interview met Thierry Michel over Katanga Business:
http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2[art_id]=24371&cHash=abd5a12c8d

raf

Gepost door raf
17.03.2009