Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[opinie] Verhofstadt zal die Europese crisis eventjes oplossen, sie

[opinie] Verhofstadt zal die Europese crisis eventjes oplossen, sie

Volgende week bespreekt de eurotop in Brussel de meerjarenbegroting in een sfeer van slepende malaise die spectaculair tot uiting gekomen is met de verwerping van de EU-grondwet in Nederland en Frankrijk. Verhofstadt profileert zich als beste leerling van de EU-klas met een (k)(v)lucht vooruit: de Verenigde Staten van Europa. Compleet in strijd met de EU-grondwet. En ook voor intern gebruik in het kader van de generatiepactmalaise. Iedereen enthoesiast voor "le petit belge volontariste". Maar ondertussen start de ratificatiebespreking in het Vlaams Parlement over de EU-grondwet ondermeer onder impuls van ....inderdaad. VeRhofstadt zal die crisis in de EU eventjes oplossen sie !

De Verenigde Staten van Europa, zo heet het boekje (uitgegeven bij Houtekiet, november 2005, 10€) waarmee Guy Verhofstadt reageert op de crisis in de post-referendaire EU. Het was al in juli bekend dat de premier “werkte aan een boek over Europa”, maar naar het resultaat te oordelen zal dit pluimgewicht-werkje (nog geen honderd bladzijden en op evenveel minuten uitgelezen) geen te groot beslag gelegd hebben op zijn Toscaanse zomergenoegens. De ondertitel luidt Manifest voor een nieuw Europa, wat erg in de buurt komt van het in Vlaanderen enigszins bekendeManifest voor een ander Europa van Yves Salesse, en net zoals Salesse opent Verhofstadt met een citaat van Victor Hugo. Maar daar houdt de parallel ook op. Salesse gaf een vlijmscherpe politieke diagnose van de Europese kwaal: intergouvernementalisme in plaats van democratie, de markt in plaats van de politiek, concurrentie in plaats van Europese samenwerking, de bedrijven in plaats van de burgers. Hij schetst ook een alternatief, zowel qua democratische instellingen, Europese projecten en sociale rechten. Een boekje om bij te houden, het biedt inzicht en uitzicht, zowel voor de syndicalist als voor de student Pol en Soc.

En nu dat andere Manifest, dat van een man die als mede-acteur zeker weet wat er op de Europese scene gebeurt, maar weet hij ook waarom het publiek het stuk niet lust? En wordt het beter met zijn regie-aanwijzingen voor De Verenigde Staten van Europa ?

We zouden het Verhofstadtschriftje te veel eer aan doen door hier een theatrale spanning in te bouwen en het antwoord uit te stellen. Laten we het maar zonder omhaal zeggen: Verhofstadts Manifest is niet meer dan een gelegenheidswerkje, goed om wat narrendansjes uit te voeren onder het Europees voetlicht (de franstalige versie zou naar verluidt samen met Jacques Delors voorgesteld worden, en er is ook een Engelse versie op komst). Dergelijke reactie is te verwachten van een man die in 2001 glunderend met een Verklaring van Laken kon uitpakken, het startsein voor de Conventie en de “Grondwet voor Europa”… Maar toegegeven, de prins van Laken zegt niet dat hij de bui had zien aankomen; ootmoedig erkent hij dat de Franse en Nederlandse referenda de ogen openden, en die zagen plots een kloof tussen de Europese politici en de burgers. Zelfs de gemakkelijkheidsoplossing, ze stemden tegen het nationaal beleid, wordt in weliswaar dubbelzinnige bewoordingen te licht bevonden (“vele burgers” deden dat, maar het was toch maar “een kleine minderheid van de bevolking”).

Verhofstadts diagnose
Welke analyse maakt Verhofstadt dan wel van het Franse en Nederlandse Nee, en het ontbreken van enig Europees enthousiasme elders? Waar ziet hij de kloof?
Op sociologisch vlak in ieder geval niet waar de Franse IPSOS-analyses die glashelder toonden, namelijk volgens de inkomens- en beroepscategorieën. Arbeiders (79%), bedienden (67%) en boeren (70%) stemden massaal tegen de grondwet, terwijl hogere kaders en vrije beroepen duidelijk voor waren (65%). Qua inkomen moest een Frans gezin méér dan 3000€ per maand verdienen om in meerderheid voor te stemmen, van de werklozen was 71% tegen.
Maar Guy Verhofstadt kon toch moeilijk de klassenstrijd als realiteit erkennen. Wat dan gefloten? Aha, hij was duidelijk reeds het generatiepact aan het uitstippelen: als er dan toch al klassen aan te pas komen, zijn het leeftijdsklassen! “Uit een analyse van de referenda in Frankrijk en Nederland blijkt dat vooral ouderen het Europees project volop zijn blijven steunen.Het zijn mensen die de oorlog nog hebben meegemaakt en die beseffen dat de Europese eenmaking aan oorlogen een einde heeft gemaakt,overigens een uniek feit in de wereldgeschiedenis. (…) De jongeren daarentegen zijn minder overtuigd.Voor hen zijn de gruwelen van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog plaatjes in geschiedenisboeken.”

Komt dit werkelijk tot uiting in de IPSOS-cijfers? Ja, op voorwaarde dat we iedereen tot 60 jaar als jongere beschouwen… De hardste nee-stemmers zaten bij de categorie 45-59 jaar (62%), terwijl jongeren tot 34 jaar “slechts” voor 55 à  56% tegen waren. Het klopt dat boven de 60 jaar “slechts” 42 à  44% non stemde, maar uit dit cijfer kan men moeilijk besluiten dat “de ouderen het project volop zijn blijven steunen”.

Psychologisch ligt de reden voor het nee volgens Verhofstadt in “twee dominerende gevoelens:
angst en twijfel. Angst voor tal van mondiale ontwikkelingen die razendsnel op ons afkomen zoals globalisering en delocalisering. En tegelijk twijfels, twijfels over of Europa wel in staat is hierop het juiste antwoord te bieden.” Naast de globalisering is er ook de vergrijzing: “De globalisering zet van buitenuit, de vergrijzing van binnenin het Europees maatschappelijk model onder druk.”

Een psychologische verklaring is natuurlijk moeilijk te weerleggen; iedereen ziet in de hoofden van anderen wat hij er wil in zien. Toch denken we dat de premier hier eventjes op de goede weg is, maar dat hij met zijn twee trefwoordjes aan de oppervlakte blijft. Vergrijzing: hebben mensen schrik (of meer schrik dan vroeger) om grijs of oud te worden, of is het omdat de garantie op een menswaardig pensioen steeds meer als een ballast voor de “meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld” wordt gezien? En twijfelen ze of Europa in staat is hierop het juiste antwoord te geven, of zijn ze er eerder van overtuigd dat Europa hierop het verkeerde antwoord geeft, nl. een human resourcesbeleid (‘menselijke hulpbronnen’, zoals het in de Europese grondwet vertaald wordt) in de vorm van de Lissabonstrategie?
En zet de ‘globalisering’ Europa van buitenuit onder druk, of is het net het Europees liberaliseringsbeleid van de afgelopen twintig jaar dat ons in de geglobaliseerde concurrentie heeft geworpen? De vraag stellen is ze beantwoorden, tenminste als men arbeider, bediende of werkloze is.

“De Europese economie is een zeer open economie”, zegt Verhofstadt om zijn voorstelling van een van buitenuit belaagd Europa geloofwaardig te maken. Maar met meer dan een kwart van het wereld-BBP is de EU heus geen Derde Wereldland dat zich moet plooien naar de structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF om wat geld te kunnen lenen. En als men soms de indruk heeft dat we wel naar de pijpen van de Wereldhandelsorganisatie moeten dansen, dan is het alleen omdat onze Europese politici dat zelf ernaar gemaakt hebben. Ondanks enige openhartigheid (“Jaren aan een stuk werd Europa door de nationale politici misbruikt.Jaren aan een stuk werd de EU aangewezen als de boeman wanneer in eigen land minder populaire maatregelen moesten worden genomen.”) gaat Verhofstadt natuurlijk niet zo ver om dit te erkennen.

En zijn remedie?

Om de jongeren terug mee te hebben, om te antwoorden op de globalisering en de vergrijzing, moeten we de intergouvernementele weg verlaten en op federalistische basis een echte Europese politiek gaan voeren, inclusief een europese sociaal-economische regering, een minister van buitenlandse zaken, een convergentiestrategie gebaseerd op minima en maxima, ook op het vlak van sociale bescherming en fiscaliteit.

Dit alles klinkt natuurlijk verre van nieuw, zeker niet als ook blijkt dat de Raad van Minsters, de intergouvernementele instantie bij uitstek, helemaal overeind blijft, en de hele operatie als bedoeling heeft “opnieuw competitief te worden zonder in sociale dumping te verzeilen”. Nee, het visionaire neemt de vorm aan van “twee concentrische cirkels”. Want Verhofstadt zou het graag met alle 25 doen, “maar wanneer dit niet zou kunnen, dienen alle landen van de Eurozone,en zij die daar op korte termijn deel van zullen uitmaken, te worden gemobiliseerd.”. Immers, “het lijkt er op dat de tegenstellingen tussen de federalistische en de intergouvernementele groep onoverbrugbaar zijn geworden.” Daarom opteert hij voor een politieke kern, een binnenste cirkel, ook ‘Verenigde Staten van Europa’ genoemd, met daaromheen een confederatie van staten, een “Organisatie van Europese Staten”. Een fort als het ware, met daaromheen een grote slotgracht.

Ook hier bekruipt je weer het déjà  vu-gevoel: kopgroep, Europa van twee snelheden, nu in een geometrisch jasje gestopt. Wie zou er dan tot de inner circle behoren? Alle landen van de Eurozone,en zij die daar op korte termijn deel van zullen uitmaken Dat houdt dus in dat Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en mogelijks ook Zweden (dat de eurovoorwaarden nog niet vervult) buiten de stadsmuren gehouden worden, maar dat de tien nieuwe lidstaten normaal in Verhofstadts Verenigde Staten zouden opgenomen worden, als ze binnen enkele jaren tenminste eurowaardig worden bevonden. (De nieuwe lidstaten hadden geen opt-outkeuze, de eurovoorwaarden waren integraal deel van de toetreding). Of Verhofstadt erg rekent op de tien nieuwkomers voor zijn binnenste cirkel, valt te betwijfelen. Lijkt het niet eerder een diplomatische manier om de Britse stok uit de wielen te halen? Velen zouden dit toejuichen, omdat Londen Europa inderdaad alleen ziet als een binnenmarkt. Maar dat betekent nog niet dat de anderen daarop zitten te wachten om eindelijk de Verenigde Staten van Europa te kunnen uitroepen. De Britten zijn altijd nuttig geweest om er de Europese mislukkingen of gefrustreerde verwachtingen te kunnen op afschuiven; zonder hen zou echter blijken dat de anderen heel wat koelere Europaminnaars zijn dan waarvoor ze zich uitgeven. Neem de oerstichters van de EEG: elke Franse regering gedraagt zich als een duivel in een wijwatervat als er aan haar landbouwsubsidie gemorreld wordt, de grote Europeaan Helmut Kohl erkende Slovenië en Kroatië zonder enig Europees overleg als Joegoslavië desintegreerde, enz. Het meest sprekende is de brief die de ‘bende van zes’ eind 2004 naar de Commissie stuurde, om over het Europees budget te zeggen: 1,000% van het BBP, geen eurocent méér. Dit gebeurde enkele maanden nadat tien aanzienlijk armere landen met veel klaroengeschal in de Unie waren binnengehaald. Bij de bende van zes zat natuurlijk Groot-Brittannië en het euroschuwende Zweden, maar ook Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Nederland, en die worden door Brussel nu niet bepaald als schurkenstaten bestempeld…

Zeer federalistisch zou Verhofstadts binnencirkel er dus niet meteen uitzien. Zonder de Britten zou een zekere stroomlijning mogelijk zijn, er zouden misschien wat minder crisissen op het publieke forum uitgevochten worden, crisissen die er telkens pijnlijk doen aan herinneren: de Europese mayonaise pakt niet. Ook Verhofstadts voorstel om Europese eigen middelen te putten uit verbruikstaksen en milieuheffingen (in plaats van nationale afdrachten) zou het zaakje vlottter draaiende kunnen houden. De vraag is echter: waartoe moet het allemaal dienen? Heeft de Europese Madison (die ter lering een heel hoofdstukje wijdt aan de politieke ontstaansgeschiedenis van de USA) ook een nieuw project in petto, een waarvan de harten sneller gaan kloppen ? Want daar is het hem om te doen: “een nieuwe koers voor de Europese Unie uit te stippelen, een koers die beter zou beantwoorden aan de wensen en verzuchtingen van de burgers.”

Welk project?

Het blijkt al vlug dat die “nieuwe koers” alleen wat efficiëntere middelen inhoudt om hetzelfde te doen als in het verleden. “Met de huidige crisis zou de Europese fiets wel eens kunnen omvallen als hij niet verder rijdt” (een beeld dat – toevallig? – ook door RUG-professor Hendrik Vos gehanteerd werd op een hoorzitting in het Vlaams Parlement). De gevolgen zouden desastreus zijn, aldus Verhofstadt: opnieuw douanekantoren, invoerbelastingen, “opnieuw tien verschillende munten op zak voor wie door Europa reist”… En vooral andere continenten die ons in de wereldwijde concurrentiestrijd “aan hoge snelheid voorbijsteken”. Hoe beter concurreren, dat is de sleutelkwestie die de Verenigde Staten van Europa moeten oplossen. De Lissabonstrategie bv. is niet te liberaal of te asociaal maar “te vrijblijvend”. En de Europese interne markt is onvoltooid en vordert veel te traag.

Er komen wat sussende woorden voor wie denkt dat da joenk asociale bedoelingen heeft. Immers, “Het is niet door de sociale bescherming in de Unie drastisch terug te schroeven dat het tij zal worden gekeerd. Integendeel.” Er is zelfs wat kritiek op de eenzijdige inflatiebestrijdende rol van de Europese Centrale Bank, maar dat wordt dan elders wel getemperd door een statement over het ontwikkelen van een sociaal-economisch beleid ter ondersteuning van de euro . De dreiging van sociale dumping door concurrentie tussen de lidstaten middels lage lonen, lage belastingen en een beperkte sociale bescherming wordt erkend (iets wat ik Verhofstadts partijgenote Annemie Neyts op een Masereeldebat onlangs nog stellig hoorde ontkennen). Men zal echter tevergeefs in het boekje zoeken welk ei van Columbus de auteur gevonden heeft, behalve dat succesvolle concurrentie leidt tot meer banen, wat de voorwaarde is om het sociaal model te redden.

Het is daarom beter de voorgestelde maatregelen zelf te laten spreken. Wat houden die in?

We hadden het al over het convergentiemodel, met minima en maxima. Deze slaan op “de voornaamste elementen die bepalend zijn voor het sociaal-economische klimaat, zoals de flexibiliteit/rigiditeit van de arbeidsmarkt, de lengte van de arbeidsloopbaan, de graad van bescherming van de werknemers, maar ook de omvang van het overheidsbeslag, de fiscale druk op de bedrijven en dergelijke meer”. Ten tweede “een grondige hervorming van de belastingstelsels met als enig [sic] doel de slagkracht te versterken van de Europese economie tegenover de rest van de wereld.” Deze hervorming houdt in een ingrijpende verschuiving van directe belastingen en sociale bijdragen naar indirecte of andere belastingen. De onrechtvaardige natuur van indirecte en dus “blinde” belastingen is welbekend, maar toch probeert onze premier hieraan een sociale draai te geven. Want “dankzij de indexmechanismen die her en der in Europa bestaan, geven zij ook garanties voor de blijvende koopkracht van de laagste lonen en sociale uitkeringen.” Het onderste van zijn tong toont hij echter via een omweg, door een studie van de Europese Commissie te citeren. Deze voorspelt sterkere economische groei met elk procent belasting dat van direct naar indirect wordt verschoven, maar “wanneer die verschuiving niet wordt doorgerekend in een of ander indexmechanisme, dan zijn de groeivoorspellingen nog een stuk sterker”. Heb je hem? Die Verenigde Staten van Europa zijn zelfs goed om de vermaledijde Belgische indexkoppeling haar Waterloo te bezorgen!

De creativiteit van deze redder van Europa beperkt zich natuurlijk niet tot wat fiscale maatregelen. Er moet ook een nieuwe Europese technologische golf komen, die er onder andere zal voor zorgen dat door innovatie de Kyoto-normen geen nieuwe belemmering worden voor onze bedrijven. Sterke justitiële integratie in de binnenste cirkel moet een halt toeroepen aan Oost-Europese bendes en post-11-september-terrorisme. Voorts het fameuze spreken met één stem op het wereldforum, het samensmelten van de diplomatieke diensten (“kostenbesparend”), of ook nog een sterke militaire arm.

Als ik toch een woordje van kritiek mag plaatsen bij dit studiewerk van onze eerste burger, dan is het over zijn hoofdstukje ‘nieuwe instellingen’. Ik weet het niet, Guy, maar zou de afstand tussen de burger en zijn Europese instellingen echt zo een kwestie van perceptie zijn? Je wil de ‘vaste voorzitter van de Europese Raad’ de ‘president van Europa’ noemen, de Commissie ‘regering’, Solana de ‘minister van buitenlandse zaken’. Al die Eurospeak is inderdaad wel verwarrend (als zelfs een Europees leider als jij zich vergist en de Raad van de Europese Unie de ‘Europese Raad’ noemt. Het is op bladzijde 85, best corrigeren voor de tweede editie). Maar ik had toch echt gedacht dat een federalist als jij die Raad zou verbannen, want je wou toch een eind maken aan dat intergouvernementalisme? Akkoord als je schrijft dat de wetgevende macht uiteraard bij het Parlement moet liggen, maar vergat je niet ook het monopolie op het wetgevend initiatiefrecht uit de handen van de Commissie – euh, regering – te halen en aan het Parlement te geven? En de Raad nu ‘Tweede Kamer’ noemen, zou de perceptie dat die onverkozen is daarmee ook verdwijnen? Het is natuurlijk aan het eind van je boek, misschien was het ook het eind van je vakantie, ik begrijp dat, maar toch, een democraat van jouw formaat die door een democratische (en bovendien kostenbesparende) opiniepeiling liet vaststellen dat 70% van de Belgen voor de Europese grondwet zijn, had je toch niet wat meer in detail kunnen treden over die democratisering van de instellingen? Nu krijg ik de indruk dat je alleen de titulatuur wil veranderen, of vergis ik mij?

Er zijn nog wel meer puntjes die om opheldering vragen. De ‘voortdurende oorlogen op het oude continent’ als Europese burgeroorlogen bestempelen lijkt me een vernieuwing in de geschiedschrijving die best uitgediept wordt. (Tussen haakjes, public relations commissaris Margot Wallström heeft al eens opgemerkt dat het voortdurend schermen met de EU als ‘dam tegen Europese oorlogen’ een beetje misplaatst is.) “De Europese Unie dient zich te onthouden van acties op domeinen zoals de organisatie van de gezondheidszorgen, de sociale zekerheid, het onderwijs, het beheer van de overheidsdiensten of het justitieapparaat”, lezen we op blz. 56 waar het subsidiariteitsbeginsel wordt verduidelijkt. Zal het dan binnenkort gedaan zijn met het hele bachelor-master-gedoe? Zullen we de overheidsdiensten dan weer kunnen beheren als echte openbare diensten ? Het zijn maar een paar vragen die in een volgend boekje best verder uitgewerkt zouden worden.

Een samenhangend voorstel?

Laten we ons ter afsluiting de vraag stellen of Verhofstadts ideeën in grote lijnen innerlijk consistent zijn. Hij wil de ‘droom’ van Lissabon (de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld) realiseren met degenen die daartoe genoeg soevereiniteit willen afstaan aan een ‘federale’ binnenste cirkel. Binnen die cirkel gelden er minimum- en maximumnormen op het vlak van flexibiliteit van de arbeidsmarkt, bescherming van de werknemers, fiscale druk op bedrijven, enz. Zo zou zonder Groot-Brittannië de maximale arbeidstijd tot, zeg 60 uur per week kunnen beperkt worden, Estland zou tot een vennootschapsbelasting van 12,5% (zoals in Ierland) kunnen overgaan. Daardoor blijft de druk bestaan dat 60 uur de norm wordt, ook waar die nu 38 is, en 12,5% waar het nu 33% is. De sociale neerwaartse druk blijft helemaal overeind, alleen worden enkele ‘exotische’ excessen die het imago van Brussel schaden vermeden.
In de binnenste cirkel tenminste. Maar er is ook nog de ‘Organisatie van Europese Staten’ daaromheen. Ze opteerden ervoor niet in de minimaxslang te stappen, en kunnen dus 70 uur en 0% als uithangbord aan de slotgracht hangen… Ze nemen wel deel aan de grote eenheidsmarkt, want dat is de losse band die binnenste en buitenste cirkel samenhoudt. Wat zouden bedrijven doen in dergelijk geval? Ze hoeven niet onmiddellijk uit de binnenste cirkel te delocaliseren, het volstaat ermee te dreigen. Gevolg: in de Verenigde Staten van Europa drijven we naar de 60 uur en de 12,5%. Als de druk te groot wordt, zal de opvolger van Verhofstadt dan wel pleiten voor een herziening van die onder- of bovengrenzen; de globalisering, hé.
De binnenste cirkel zou wel eens een pak kleiner kunnen zijn dan de uitgebreide Eurozone. Wat is er voor de nieuwe lidstaten immers zo aantrekkelijks aan? De ‘bende van zes’ heeft hen al duidelijk gemaakt dat de knip op de geldbeugel blijft, en lage lonen zijn hun belangrijkste troef…

Al bij al ziet men niet goed wat Verhofstadt wil bereiken, en wat er zou veranderen. Concurrentie blijft het ordewoord, aan de instellingen verandert hoogstens de naam. Het lijkt wel op da taktiek van zoveel politieke partijen: van een naamsverandering wordt verwacht dat de nieuwe kiezers zullen toestromen. Of Verhofstadts doelpubliek, de ‘jongeren’, zo gemakkelijk te strikken zijn valt erg te betwijfelen. Vermoedelijk komt de meeste instemming wel vanuit het partijpolitieke Europa dat zijn wonden likt na de Franse en Nederlandse referenda. Ook sociaal-democraten en groenen zien in de ‘nauwere samenwerking’ tussen een beperkt aantal lidstaten immers de oplossing om vooruit te komen in de pas uitgebreide EU.

Tenslotte nog een vraagje: waarom zou het Vlaams Parlement zich nog bezighouden met de goedkeuring van een grondwettelijk verdrag waar eerste burger van het land en trouwe Europeeër Verhofstadts zelf niet meer in gelooft? Hij heeft zich naar verluidt behoorlijk boos gemaakt over het uitblijven van een Vlaamse ratificatie, maar als die mens nu tot een ander inzicht is gekomen is het misschien tijd voor de Vlaamse regering om dat ook te doen?