Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

De Morgen: een vermoorde droom

De Morgen: een vermoorde droom

Het was gezellig en intriest, dat lezersfeest aan de Arduinkaai. De plaats waar een Krant ligt te zieltogen. En waar ik een jongensdroom op korte tijd uit elkaar heb zien spatten.

Halverwege de jaren tachtig was ik nog een uk en vroeg mijn grootmoeder me wat ik wilde worden. Ik koos voor journalist, want politieman of luchtmachtpiloot vond ik toen al iets voor gefrustreerde jeanetten met een ongezonde voorliefde voor uniformen. Het gevolg van opgroeien in een links nest en te veel Kuifje. Een lekker dwarse jongensdroom.

Ik ben een van die lucky bastards die zijn droom in vervulling heeft zien gaan. Maar het heeft maar even geduurd. Even uitleggen hoe dat kwam.

De Persgroep was aan het einde van de jaren negentig begonnen met een prestigieuze eliteschool voor jonge aspirant-journalisten, de MediAcademie. Na een selectie op cv, een stuk of wat schrijfproeven en een gesprek met een paar hoofdkazen van de redacties en het management te Kobbegem werden telkens tien jonge honden uitgekozen die klaargestoomd zouden worden voor een bloeiende carrière als nieuwsmaker.

Ik slaagde wonderwel voor de lichting 2001, kreeg een contract voor vier maanden en mocht in allerhande buitenlanden naar prestigieuze journalistenscholen. Ik liep stage bij Het Laatste Nieuws en bij, jawel, De Morgen. Bij De Financiële Morgen, het economiekatern. De andere stagiairs gaven geen moer om economiejournalistiek, en ik had in een vorig leven nog gedupeerde aandeelhouders van Lernout & Hauspie geholpen bij consultant Deminor. Ik was dus de enige stagiair die wist wat een aandeel was en vooral: hoe zo’n aandeel door gepruts van enkele Managers van het Jaar door de bodem en way beyond infinity kan zakken. Daardoor had ik op dat moment een hele niche voor mezelf als stagiair bij de gazet.

DFM was toen nog een dik, dagelijks katern dat na de teloorgang van Terzake tot bloei gekomen was ten tijde van de dotcombubbel, stijgende beurskoersen en de algehele economische hoerasfeer die toen heerste. De ploeg die er toen zat, was een indrukwekkende, geoliede machine die bestond uit ervaren rotten als Geert Sciot, Josse Abrahams en Jan Scheidtweiler, met Ruben Mooijman als chef.

Een betere leerschool kon eigenlijk niet. Maar ik merkte ook al snel dat het tussen die oude rotten en de hoofdkazen totáál niet boterde. De chefs vonden DFM te saai, te elitair. Te eigengereid ook. DFM had autoriteit binnen de gazet en bepaalde grotendeels zijn eigen agenda. Maar bracht wel oerdegelijke berichtgeving waaraan in bedrijfs- en politieke kringen nog altijd met enige weemoed teruggedacht wordt – ik word er nog altijd op aangesproken.

Maar dat was dus niet goed genoeg voor de leiding. Ik herinner me nog de ergernis van de oude rotten toen een hoofdkaas na een lange zomer terugkwam van vakantie en een draak van een stuk pleegde waarin het een of ander toerismebedrijf of zo de hemel in geprezen werd dat meer dan waarschijnlijk bestierd werd door een goede bekende van de kaas in kwestie. “Want het moest allemaal wat lichter.”

Ik herinner me ook nog hoe een adjunct-hoofdkaas een oude rot met meer dan vijftien jaar ervaring bij álle kwaliteitskranten van dit land toebeet “dat hij maar eens stukken moest leren schrijven”. Waarop de tamelijk atletisch gebouwde oude rot rechtveerde en het geen haar gescheeld had of hij had de ietwat pafferig gebouwde adjunct-hoofdkaas een peer op zijn muil gegeven.

Ik had al véél gezien bij mijn vorige jobs, maar dergelijke dingen bij Het Instituut De Morgen… (In die periode heb ik trouwens ook één geval van in de praktijk gebrachte fysieke agressie meegemaakt, maar beide partijen hebben zich gelukkig verzoend achteraf en kunnen het nu in het algemeen wel weer vinden met elkaar, denk ik).

En zo ging dat daar dag in, dag uit.

De kern van het probleem bij DFM, en dat is uiteindelijk ook de kern van het probleem bij de héle krant, is dat de hoofdkazen totáál niet weten waar ze naartoe willen. De jarenlange stuurloosheid bij de economieredactie die volgde na mijn aantreden aldaar is wat dat betreft tekenend. Even uitleggen hoe dat zat.

Plots begon een grote leegloop bij De Financiële Morgen. Geert was de eerste die de deur achter zich dichttrok. Hij vertrok in februari 2003 en werd directeur communicatie bij SN Brussels Airlines. Niet lang daarna stapte Ruben over naar – o blasfemie! – De Standaard. Niet veel later hielden de anderen het voor bekeken en bleef ik achter op een DFM die bestond uit mezelf, de uiterst aimabele Ronald Meeus en de ietwat wereldvreemde (pun intended) beursanalist Robert Melders, die ervoor bekend stond dat hij pas wist wat er op 9/11 gebeurd was toen hij op zijn Bloombergterminal zag dat de beurs crashte (terwijl de rest van de redactie al een hele namiddag aan CNN gekluisterd was).

Voordeel voor mij was dat ik na amper negen maanden freelancen een vast contract kreeg. Geen evidentie, want de methode eerst-de-hemel-ingeprezen-worden-en-beloftes-krijgen-over-een-vast-contract-maar-er-dan-toch-geen-krijgen-met-het-excuus-dat-je-stukken-niet-goed-zijn werd erg frequent toegepast op de redactie (mediaredacteuren, een eindredacteur die nu buitengezwierd is, de lijst is eindeloos).

Maar goed. Ik kreeg dus wél een contract. Ik moest dus niet langer zes dagen op zeven mijn rekker afdraaien om op het einde van de maand duizend euro of minder op mijn rekening te krijgen voor al de freelancestukjes die ik geproduceerd had. De redactiemanager, die toen tijdelijk chef economie speelde, was samen met mij blij. Ik mocht even bij de hoofdkaas, die me vroeg hoe ik mijn toekomst zag bij de krant. Ik zei hem dat ik het liefst op economie wilde blijven. Contract getekend. Alles koek en ei.

Maar hoe het nu in godsnaam verder moest met DFM, dat was nog geen uitgemaakte zaak. Samen met de overblijvers moesten we, als ik het me goed herinner, maar liefst vier pagina’s per dag volknallen. Met een handje hulp van de andere redacties, freelancers en wat stagiairs hebben we dat maandenlang voor elkaar gekregen. Maar het was geen pretje.

De hoofdkaas vond het moment rijp voor wat veranderingen, want de oude rotten waren weg en de jonge overblijvertjes durfden hun bek toch niet open te trekken. Hij riskeerde immers geen gemopper of muilpeer meer.

De lay-out van DFM werd gewijzigd en er moest ‘media’ in komen, een oude maar hardnekkige dada van de hoofdkaas waar, en daar ben ik zeker van, geen lezer op zit te wachten. Ik dus elke dag een stuk van 150 lijnen afscheiden over ‘media’ (voor de leek: da’s met foto ongeveer een derde van een krantenpagina). Bij tijden ging die rubriek echt nergens meer over, want de hoofdkaas was uiteraard eventjes vergeten dat elke dag een derde pagina medianieuws brengen onmogelijk is omdat er nu eenmaal niet genoeg nieuwsaanbod is in die sector. Op den duur ging het over de vorm van het flesje van Schweppes tonic en de nieuwe reclamecampagne van Axe. “Wat is de fles van de week?”, grapten we toen.

Onbenullige pr-bureautjes hadden het toen wel heel makkelijk om hun stront aan de krant te slijten, want vaak was de door hen geleverde bagger het énige wat in die mediarubriek kon (en believe me you, we hebben zéér hard gezocht naar interessante verhalen die niet alleen voor marketingbobo’s verteerbaar waren).

De hoofdkaas zei ons toen ook dat het niet meer zo belangrijk was dat we het harde nieuws allemaal mee hadden. Aangename leesverhalen moesten er komen. Het moest allemaal zo technisch niet meer en blablabla. Oef. Eindelijk verlost van die stress om met drie à vier jonge en onervaren honden (rond die periode voegde ook de toen nog zeer piepe Vanessa Debruyne zich bij ons) te moeten opboksen tegen de gerodeerde economielegioenen van De Standaard en De (toen nog) Financieel-Economische Tijd.

Maar dat was zever. Als De Standaard opende met iets dat wij niet hadden, kregen we de ene scheldtirade na de andere over ons heen. De mensen die de toenmalige hoofdkaas kennen, weten wat dat betekent. Ik bespaar u het machismo, de extreem denigrerende opmerkingen, bij tijden ook het platte seksisme, de kleineringen, afijn. Het is duidelijk dat de man ergens “enige substantie” tekort kwam en dat dan maar uitwerkte op zijn personeel.

En zo ging het maanden. Het was overduidelijk dat De Morgen een probleem had om ouder, ervaren volk aan te trekken om zijn economieredactie weer op poten te zetten. In het piepkleine Vlaamse medialandschap zijn economieredacteuren al schaars goed, en bovendien kennen de meesten het klappen van de zweep bij De Morgen. Om die reden zitten ze nu dan ook bij andere media, zoals De Tijd, De Standaard, Knack of Trends.

Op den duur kropen we wel wat uit het dal. We kregen een aimabele chef economie, die weliswaar weggeplukt werd van de politieke redactie, en twee nieuwe collega’s, die respectievelijk van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en het Nederlandse economiemagazine FEM kwamen. Zeer competente mensen. De werkdruk verminderde, waardoor ik gaandeweg zelfs al eens thuis kon komen vóór mijn lief in slaap lag en ik – o godsgeschenk – al eens op een gezond uur kon eten ’s avonds (hoewel dat niet voldoende was om die tien kilo kwijt te geraken die er sedert mijn aantreden bijgekomen was). De heer Melders kreeg een bod om andere oorden op te zoeken, wat hij ook graag aannam, scheen me.

De hoofdkaas lanceerde inmiddels een ambitieuze nieuwe weekendbijlage, Eco, waar toch nogal wat werk in kroop. Op zich een plezier om aan die bijlage te werken, maar wannéér kon je dat in godsnaam doen als je ook nog elke dag een paar economiepagina’s moest vullen en ook regelmatig de voortrein, het eerste deel van de gazet vol algemeen nieuws, moest bedienen van stukken over Ford Genk, Sobelair of andere rampen? Maar wij deden dat dus. Dus ik weer bijna elke avond heel stilletjes bij een slapend lief kruipen.

Mooie dingen gedaan met Eco. Maar nooit hoorden we van de hoofdkaas goedkeurende opmerkingen. Evaluatiegesprekken, dat was onze beloning. Geheel in de typische hoofdkaasstijl uiteraard. Onze jongste redactrice is meermaals tot huilens toe “geëvalueerd”. Zo bestond ze het om in de reeds eerder genoemde “mediarubriek” eens iets korts te schrijven over de marketing bij De Standaard, bij gebrek aan iets interessanters. Ze werd vakkundig gevild, want dat was wel zo makkelijk. Huilende mensen slaan niet terug.

Ook ik ontsnapte er niet aan. Ik volgde op dat moment de hele energiesector, de NMBS, De Post, de havens, de auto-industrie, de marketingwereld en nog een paar honderdduizend miljoen andere zaken. Veel. Maar ook ik mocht eens een keer bij de hoofdkaas om uitgekafferd te worden voor een of andere “misser” die iedere normaal mens op een redactie weleens meemaakt. Ik heb die avond mijn woonkamer ondergekotst.

De hoofdkaas werd uiteindelijk op een zijspoor gerangeerd toen hij het bestond de opperhoofdkaas in Kobbegem uit te kafferen omdat die opperhoofdkaas een andere hoofdkaas had aangesteld die eigenlijk hoofdkaas van ónze hoofdkaas moest spelen. Onze hoofdkaas vond dat een aanslag op zijn substantie en speelde “evalueer-redacteurtje” met de Grote Baas. He fucked with the wrong guy. Hij dus verbannen naar de glossy, het De Morgen Magazine. Waar hij prompt ténenkrullende voorwoordjes begon te schrijven om zich nog wat te doen gelden en waar hij zich verder gelukkig enkel bezig te houden had met het vullen van zijn blad met licht verteerbare substantie.

Op de redactie hoopte iedereen dat dat het einde zou betekenen van de terreur, de incompetentie, de domheid, het schelden en het kwetsen. Bij DFM hoopten we stilletjes dat er eens een hoofdkaas zou komen die kaas gegeten had van economie, en die bovendien wist waar hij naartoe wilde met die economie. Want een lijn was er nooit uitgezet. De economie mocht niet te zwaar op de hand zijn, en hard nieuws hoefde niet meer zo. Maar als we iets misten, kregen we op onze donder. En er moest meer medianieuws in, zoals altijd (het narcisme moest ook op de economiepagina’s). Maar nee, we zijn geen marketingblad, dus ook die media mag niet te ver doorschieten naar specialisme.

Que faire?

De duidelijke lijn voor het economiekatern van De Morgen bleef dus uit. Terzake was indertijd “economie op z’n links”, daar zat een visie achter. De Financiële Morgen was in 2000 uit de grond gestampt omdat Kobbegem ook wilde dat de beurs aandacht kreeg [zie John Vandaele, TVDM]. Ook een visie, zij het misschien een die de wat linksere mensen op de redactie niet erg beviel. Maar de kwaliteit in de berichtgeving was er, en de ploeg die erachter zat gerodeerd en ervaren.

Na de crash van Lernout & Hauspie en de dotcoms werd het duidelijk dat je dagelijks geen vier pagina’s meer kon vullen met economisch nieuws dat erg op de beurs geënt was. DFM moest dus veranderen. Maar de hoofdkazen hadden er geen idee van hoe het dan wel verder moest. Inzetten op lekkere leesverhalen? Trekt mensen die DFM normaal gezien niet lezen. Maar enkel popcorn op de economiepagina’s? Gaat niet. Want dan haakt de lezer af die ook het sociaal-economische nieuws mee wil hebben als hij ’s ochtends zijn krant openslaat.

Die twijfel tussen populariteit en ernst nekt DFM al jaren. De hoofdkazen gaan daarmee voorbij aan een simpele wet: élke kwaliteitskrant heeft een goede economieredactie nodig. Maar die is er dus niet bij De Morgen. En al helemaal niet meer sinds De Persgroep de handen op De Tijd kon leggen.

Einde 2004 was ik al het gezeik, de scheldpartijen, de incompetentie en de domheid meer dan beu en begon ik stilaan uit te kijken naar een andere baan. Ik was 27, woog bijna honderd kilo, had een cholesterolniveau waarvan mijn huisdokter in paniek schoot, mijn sociaal leven was onbestaande, mijn moeder maakte zich zorgen over mij en mijn lief trapte het af.

In tussentijd ging het ook met De Financieel-Economische Tijd niet meer zo goed. De zakenkrant zag zijn lezersaantallen zwaar afkalven (ook een gevolg van het barsten van de beursbubbel), en het VEV wilde van het armlastige kind af. De Persgroep sloot een joint-venture met Rossel, en uiteindelijk werd de overname in september 2005 bezegeld met groen licht van de Raad voor de Mededinging.

Maar al vele maanden daarvoor bereidde De Morgen zich voor op de Grote Synergie met De Tijd. De nieuwe hoofdkaas (die eigenlijk al eens eerder hoofdkaas geweest was en zowat de smoel van de gazet is) trok zich eigenlijk geen kloten meer aan van DFM en van Eco. Of hij deed toch heel veel moeite om niet die indruk te geven. Ik heb in die vier jaar dat ik er rondliep amper meer dan twee woorden met hem gewisseld.

We werden niet meer zo agressief afgeblaft, maar de nieuwe oude kaas was ondanks zijn ogenschijnlijk totaal gebrek aan betrokkenheid bij DFM toch duidelijk niet erg tevreden over wat de heren en dames economieredacteuren, de chef economie incluis, op zijn krant presteerden. Ons werd verweten een spelletje “zal ik hem eens op tafel leggen, dan kun je ermee spelen” te spelen met de kaas. Ik heb die e-mail bijgehouden, want dat vond ik wel een goeie. Nooit met ons praten en dan zeggen dat wij van slechte wil zijn. Pull the other one!

En toen kwamen de aangetekende brieven. Ik kreeg er ook een, halverwege 2004, geloof ik. Aanleiding was dat ik zogezegd drie keer in één week belangwekkend economisch nieuws gemist had. Ik kreeg een aangetekende waarschuwingsbrief van de hoofdkaas waarin me verweten werd dat ik incompetent, niet alert genoeg et cetera et cetera was. Ook onze jongste economieredactrice viel die eer te beurt. Ik kon het op den duur niet meer aanzien: ze was een huilend wrak geworden.

Tijdens de zomer van 2005 hakte ik de knoop door en pakte ik mijn biezen. Ik ging aan de slag bij de socialisten in het Europees Parlement. Onze jongste redactrice vertrok ook. We werden niet vervangen. Onze grootste redacteur werd in de freelance geduwd, en ik geloof dat hij het na een passage op cultuur ook helemaal voor bekeken hield en voor zichzelf begonnen is. Onze minst jonge economieredactrice werd naar binnenland verhuisd.

En toen was de deal met De Tijd rond en werd het economiekatern van De Morgen gereduceerd tot een paginaatje of wat waar de twee overblijvende redacteurs herkauwde stukken van de nieuwe zusterkrant mochten plaatsen. Probleem opgelost: we hoeven ons de kop niet meer te breken over dat deel van de krant.

Toen het nieuws over mijn vertrek bekend raakte, verklaarden sommigen op de redactie mij zot. Ik was een overloper naar de politiek, ik had kleur bekend, ik zou nu zeker nooit meer aan de slag kunnen als journalist, en ik zou al na een paar maanden spijt hebben van mijn vertrek bij Die Grote Gewaardeerde Courant. Ik vrees dat zij nu zullen moeten toegeven dat ik op tijd weg ben gegaan bij De Morgen. En dat zij nu een probleem hebben.

Want na mijn vertrek is het daar duidelijk pas echt in de patatten gevallen. Gezonde mensen van rond de dertig kotsen overspannen de boel onder op weg naar het werk. Dat is niet normaal. Bij elk ander bedrijf zou de directie eens grondig onderzoeken hoe dat allemaal komt, al was het maar om de economische schade door ziektedagen te beperken. Alle mensen die hun bek durfden opentrekken zijn aan de deur gezet, samen met een paar mensen die deel uitmaakten van de ziel en de essentie van De Morgen. Degenen die moeten blijven, zullen de twee nieuwste hoofdkazen moeten blijven verdragen, die naar het schijnt “ook niet zo echt waw fantasties” zijn.

En de lezers beginnen dat door te hebben. In mijn omgeving verlengt zowat niemand zijn abonnement. Ze vinden De Morgen ook niet meer goed, het is te veel popcorn en te weinig dwarsigheid. Hoeveel lezers hetzelfde zullen doen, valt nog af te wachten. Maar het ziet er niet goed uit, jongens.

Rest de vraag of dit allemaal zo erg is.

Voor mij persoonlijk helemaal niet. Ik heb geen spijt van mijn tijd bij de gazet, en ik heb er zeer veel goede vrienden gemaakt en veel geleerd over Het Leven. Maar ik heb er ook nog geen minuut spijt van gehad dat ik gegaan ben bij De Morgen. Ik ben (hout vasthouden) weer in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ik ben geen gestresseerd wrak meer en ik vind plezier in wat ik nu doe. En ik heb weer tijd voor hobby’s en een sociaal leven. Ik vind het alleen spijtig dat De Morgen mijn jongensdroom vermoord heeft: ik heb de journalistiek achter me moeten laten voor mijn carrière er goed en wel op gang gekomen was. Zelfs mijn lijf kon niet meer mee.

Voor de media is wat bij De Morgen gebeurt wel erg. In het Europees Parlement is het me beginnente dagen hoe groot de wereld buiten de gazet wel is. Wie bij De Morgen werkt, beperkt zichzelf paradoxaal genoeg enorm sterk. Die krant heeft een oplage die amper in de 50.000 loopt, en dat is een lachertje vergeleken met de miljoenenoplages die sommige andere Europese kranten halen.

Het gevolg van die kleine schaal is dat er ook geen budgetten zijn om voldoende competente journalisten binnen te halen én aan boord te houden. Bovendien hebben die journalisten nooit tijd om eens diep te graven, want ze moeten met een piepkleine equipe dagelijks al die pagina’s vullen. Het gevolg is dus dat de journalisten van De Morgen bijna altijd van op hun bureautje werken en amper de tijd kunnen nemen om eens rustig te gaan netwerken en een ordentelijk adresboek uit te bouwen. En om eens aan een tekst te schaven tot hij perfect is.

Tel daar dan nog eens het rampzalige people management en de grenzeloze incompetentie van sommige hoofdkazen bij, en het kleinste kind ziet dat er een moment zal komen waarop De Morgen een keer de dieperik in zal gaan. De vis is rot aan de kop. En ik vrees dat de dood van de rest van het lichaam ook niet lang meer op zich zal laten wachten. In dat geval is er wéér een titel minder. Wéér een belangrijk medium weg.

Je kunt dat weinig vinden, 120 protesterende lezers op het gras van de Arduinkaai, maar ik vind dat verdomd veel. De Humo wijdt nu een mooi stukje aan de ontslagen… what’s next? Vergelijk het met Nike: die kregen het ook zwaar aan de stok met de consument van hun schoenen toen bleek dat ze het niet zo nauw namen met de arbeidswetgeving in hun sweatshops in Vietnam.

En de lezer van De Morgen zal het ook niet erg lang blijven pikken dat zijn gazet op een sociaal en emotioneel kerkhof gemaakt wordt. Want voor het eerst heeft de rotte interne situatie ook een extern effect op het product en op de lezer. Filip Claus weg, Bernard Dewulf, de eindredactie gekortwiekt… Uw gazet zal binnenkort niet meer zo vertrouwd aanvoelen.

De Morgen was een droom, een ideaal, maar die droom is in sneltempo aan het vervliegen. Als de hoofdkazen nu nog eens twijfelen over de juiste marsrichting, gaat het recht naar de afgrond. En verliest ons land wat ooit een kritisch en idealistisch kwaliteitsdagblad was.

say cheese

enkele hoofdkazen, vooral veel plattekazen