Indymedia.be is niet meer.

De ploeg van Indymedia.be is verhuisd naar DeWereldMorgen.be waar we samen met anderen aan een nieuwswebsite werken. De komende weken en maanden bouwen we Indymedia.be om tot een archief van 10 jaar werk van honderden vrijwilligers.

[Interview] Ides Nicaise over 'De School van de ongelijkheid'

[Interview] Ides Nicaise over 'De School van de ongelijkheid'

“We bepleiten niet dat iedereen gelijke punten krijgt of een gelijk diploma behaalt. Maar wel dat afkomst niet langer een rol zou spelen.” De auteurs van het boek “De School van ongelijkheid” breken een lans voor een onderwijs zonder ongelijkheid.

onderwijs.jpg

In “De School van de ongelijkheid” luidt de centrale stelling dat de ongelijkheid in de maatschappij door het onderwijs versterkt wordt. De beste leerlingen worden aangemoedigd en verkrijgen een sterke maatschappelijke positie, de zwaksten worden verwezen naar zwakkere studierichtingen waar ze niet het menselijk kapitaal en de intellectuele capaciteiten meekrijgen om hun positie te verbeteren. Het Vlaamse onderwijs zou nochtans tot de wereldtop behoren. Aan de hand van een analyse van cijfermateriaal leggen de auteurs een aantal tendensen bloot. Ze presenteren een eigen manier om het onderwijs aan te passen en zo het tij te keren.

Ides Nicaise is co-auteur van het boek. Hij is doctor in de economische wetenschappen en werkt ook als onderzoeker aan het instituut HIVA waar hij onder andere onderzoek naar armoede en armoedebestrijding, arbeid en onderwijs voert. Hij legt uit hoe ongelijkheid doorwerkt in ons onderwijssysteem. Hij heeft ook een aantal duidelijke voorstellen ter ondersteuning van het beleid en om de ongelijkheid in de maatschappij niet langer te versterken.

Waarom de titel “De School van ongelijkheid”. Dat suggereert dat de school een cultuur heeft van ongelijkheid.
“We willen aankaarten dat er in ons Vlaamse onderwijs veel ongelijkheid heerst, maar ook dat we hieruit lessen kunnen trekken. Vlaanderen scoort immers zeer hoog in een internationale vergelijking, het driejaarlijkse PISA-onderzoek. Vergeleken met tal van industrielanden en enkele ontwikkelingslanden is ons onderwijs op het gebied van wiskunde, taalonderwijs en wetenschappen zeer voortreffelijk. Helaas scoren we even hoog op het gebied van ongelijkheid.”
“De ongelijkheid betreft vooral sociaal-economische ongelijkheid, verschillen tussen jongeren veroorzaakt door afkomst, en ongelijkheid door etnische afkomst, waarbij we vooral kijken naar de positie van migrantenjongeren in ons onderwijs. Deze worden in onze samenleving gereproduceerd van generatie op generatie. Dit lijkt me een van de meest kwalijke vormen van ongelijkheid.”

Gaat het dan zo slecht? Kunt u enkele voorbeelden aanhalen waaruit blijkt waarvoor we staan?
“Wel, in het boek gebruiken we cijfers uit het “Cijferboek sociale ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs”, dat het resultaat is van onderzoek bij Vlaamse gezinnen tussen 1993 en 2001. Dit materiaal biedt ons een beeld van de hele onderwijsloopbaan, van de instap in het kleuteronderwijs tot en met het hoger onderwijs.”

“Een opvallend gegeven is bijvoorbeeld de niet-participatie in het kleuteronderwijs. Zo gaan kinderen van eenoudergezinnen veel minder naar de kleuterklas dan in tweeoudergezinnen. Je zou echter het omgekeerde verwachten: zo heeft de ouder immers de handen vrij om te gaan werken. Maar de cijfers bewijzen het tegendeel: 28 % van de 3-jarige kinderen uit een eenoudergezin gaat niet naar de kleuterschool, tegenover 17 % van de kinderen bij wie de ouders nog samen zijn. Ook allochtone kleuters blijven in grotere mate thuis. Van de allochtone kleuters blijft 36 % procent thuis tegenover 16 % van de autochtone.”

“Ook in het secundair onderwijs zie je verschillen naargelang herkomst en de opleiding van de moeder. In het vierde jaar zit gemiddeld 70 % van de allochtone kinderen in het beroepssecundair onderwijs tegenover 20 % van de autochtone scholieren. Je vindt hier ook 50 % van de kinderen van laaggeschoolde moeders, tegenover 5 % van de jongeren van wie de moeder hooggeschoold is. Uit het Pisa-onderzoek blijkt ook de tegenstelling tussen de tien procent rijkste en armste leerlingen. Op hun vijftiende zitten 9 van de 10 rijkste leerlingen in het ASO, slechts 1 op 10 van de armste leerlingen volgt deze studierichting.”

Hoe werkt het onderwijs die ongelijkheid dan in de hand? Wat gaat er mis?
“Wel, ons onderwijs selecteert meer dan dat het onderwijst. Ik bedoel hiermee dat ons onderwijs een meritocratische cultuur kent. Meritocratie wil zeggen dat men vertrekt van het idee dat jongeren een positie in de samenleving moeten verwerven door hun talenten en aan de hand van de inspanningen die ze leveren. Een meritocratie is erop gericht om mensen met talenten extra kansen te geven. Ons onderwijs zet jongeren die zwak presteren op een zijspoor en investeert extra in jongeren die sterk presteren. Dit begint al in het basisonderwijs, waar kinderen van laaggeschoolden, arbeiders en allochtonen vaak worden verwezen naar het bijzonder onderwijs, dat echter niet geschikt is voor hen. Bij de uitstroom uit het lager onderwijs oriënteert men sterke leerlingen naar het aso en de zwakkere leerlingen naar de B-stroom die uitmondt in beroepsonderwijs of later deeltijds onderwijs.”

“Het perverse zit er echter in dat men een ongelijk aanbod doet aan de jongeren. Er is een sterk verticale hiërarchie in ons onderwijs: zo wordt in het aso misschien maar 1 uur Duits gegeven, maar dan met dezelfde leerstof als wat men in het tso op twee uur aanbiedt. De 'sterke' leerlingen krijgen dus een intensiever traject dan 'zwakke' leerlingen. Er worden ook toetsen gegeven bij de instroom van lager of secundair onderwijs, waarvan de resultaten zullen tellen om een leerling te adviseren. Men zal jongeren echter vastpinnen op wat men opvat als talenten. Die talenten die men wil meten zijn in grote mate beïnvloed door sociale achtergrond. Zo versterk je die achterstand alleen.”

profiel.jpg

Wat zijn de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van ongelijkheid?
“Wel, een factor die minder en minder een rol speelt is het geslacht. Meisjes hebben een grote inhaalbeweging gemaakt. Ze hebben in sommige velden zelfs al een overwicht. Jongens daarentegen blijven vaker zitten en halen minder hun diploma. En andere factor is de ongelijkheid van studieduur. Deze blijft relatief gezien gelijk. Waar de zoon van een ondernemer nu een tweede diploma zal halen, zal de zoon van een arbeider nu zijn diploma van het secundair onderwijs behalen. De ongelijkheid verplaatst zich naar de hogere treden van de onderwijsladder. Ook zie je dat het aantal mensen dat geen diploma haalt gelijk blijft, terwijl het aantal met één of meerdere hogere diploma’s stijgt.”

“De etnische ongelijkheid is nergens in de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Otwikkeling, bestaat uit 30 landen, sg) zo groot als in Vlaanderen. De kloof is vooral groot tussen autochtone en allochtone jongeren van de tweede generatie van vooral Turkse en Marokkaanse oorsprong. Zij groeien op in arbeidersmilieus waar vaak veel armoede heerst. Hun moeders zijn zeer laag geschoold en ze botsen op tegen een grote taalbarrière. Ze zitten sociaal echt in een isolement. Daarbovenop speelt ook een etnisch-culturele kloof. In het onderwijs heerst een dominante Vlaamse cultuur die weinig tolerant is tegenover andere culturen. Zo is er tegenover de islam een wantrouwen dat zich uit in maatregelen tegenover het dragen van een hoofddoek, bijvoorbeeld. Dit kan leiden bij allochtone ouders tot wrok jegens het onderwijssysteem, maar ook bij de jongeren die zich gekwetst voelen. Ze kiezen er dan voor om naar scholen te gaan waar een hoofddoek wel mag. Zo blijft die kloof natuurlijk bestaan. Andere factoren zijn een lage scholingsgraad van de ouders, werkloosheid, die vaak depressie en verlies van gezag met zich mee brengt, minder stabiele gezinsrelaties en de afwezigheid van een ondersteunend sociaal netwerk. Als leerlingen uit het bijzonder lager onderwijs toch naar het secundair onderwijs gaan, dan worden ze omwille van hun achterstand vaak naar het bijzonder secundair gestuurd.”

Volgens u begint die achterstand al in de kleuterschool?
“Ja, kinderen van eenoudergezinnen participeren minder dan die uit een tweeoudergezin. De oorzaak kennen we niet echt. Je kan er wel rekening mee houden dat een gezinsbreuk allerlei gevolgen met zich meebrengt. Financiële gevolgen, emotionele belasting bij de ouders en een rem op de emotionele ontwikkeling bij het kind zullen een rol spelen. Al die factoren stapelen zich op waardoor het kind minder snel schoolrijp is en zich moeilijker integreert. En in het lager zal dit waarschijnlijk ook spelen. Hier heerst helaas een sneeuwbaleffect.“
“Maar voor allochtone kinderen geldt dat het kleuteronderwijs niet intercultureel is en waar de klassen te groot zijn. Dit komt onder andere door een gebrek aan personeel. De overheid werkt hier gelukkig al aan. Anderzijds is er nog te weinig interculturele vorming van kleuterjuffen en -meesters. Maar er moet ook een onthaalbeleid zijn om de betrokkenheid van de ouders te stimuleren en er moeten ook meer allochtone leerkrachten worden aangeworven om een echt diversiteitsbeleid te hebben op school.”

Wat is uw voorstel dan om de reproductie van ongelijkheid én de invloed van afkomst en schoolse achterstand uit te schakelen?
“Een alternatief is dat je de jongeren extra ondersteunt om hetzelfde curriculum aan te kunnen als een sterke leerling. Dus je differentieert niet in curriculum, maar in ondersteuning. Wij stellen voor alle jongeren minstens eenzelfde curriculum aan te bieden tot de leeftijd van veertien jaar. We noemen dit comprehensief onderwijs. Dit betekent dat je geen onderscheid maakt volgens studierichting, maar dat je aan alle jongeren een pakket aanbiedt waarin algemene, technische, beroeps- en kunstzinnige vakken zitten. Ons argument hiervoor is dat elke jongere inzicht moet hebben in de geschiedenis en politiek, een voldoende abstractieniveau heeft bereikt en taalvaardig genoeg is om goed te functioneren in de samenleving. Omgekeerd kan je ook zeggen dat de jongere die in het aso zou zitten er alle baat bij heeft om ook een aantal technische vaardigheden mee te krijgen, zodat deze niet alleen intellectueel gevormd in de samenleving zou stappen.
We bepleiten niet dat iedereen gelijke punten krijgt of een gelijk diploma behaalt. Maar het betekent dat afkomst niet langer een rol speelt. En dat alle lagen van de bevolking in gelijke mate deelnemen aan alle niveaus van het onderwijs. Dat is ons einddoel.”

Hoe ziet u de verhouding tussen kennis en vaardigheden in de huidige schoolpraktijk tegenover die in de gemeenschappelijke stam die u voorstelt?
“De nadruk nu ligt vooral op kennis. Op zich is dat niet slecht, maar het mag niet de bedoeling zijn om kennis te genereren die niet gebruikt kan worden, maar wel selecteert. Het andere extreem is een systeem waarin je jongeren routines aanleert waarin ze de achterliggende theorie niet meer kennen. Dit is in het beroepsonderwijs vaak het geval. Hier wil het onderwijs jongeren klaarstomen voor de arbeidsmarkt, waardoor ze onvoldoende gevormd zijn om als burger in de samenleving te komen. Daarom leggen we de nadruk op kennis naast de vaardigheden.”

Hoe zit het met de financiële middelen? Als je in zwakkere leerlingen investeert, riskeer je dan niet dan anderen leerlingen zullen wegtrekken?
“Dat is inderdaad een reëel probleem. Maar met een aantal strategieën kan dat verloop tegengegaan worden. Hoe vroeger er geremedieerd en geïnvesteerd wordt in een leerling, hoe minder dit zal kosten op termijn. De sterkere leerlingen kunnen ook worden ingeschakeld om hun klasgenoten te ondersteunen. Dit leidt tot een win-winsituatie voor beide leerlingen: de ene krijgt meer verantwoordelijkheid en leert hiermee om te gaan, de andere wordt extra ondersteund. Op systeemniveau zal ons comprehensief onderwijs minder personeelskosten met zich meebrengen, wat betekent dat men het vrijgekomen personeel kan inschakelen voor meer intensieve leerlingbegeleiding.”

Speelt de concurrentie tussen de netten en de scholen onderling een grote rol?
“Vlaanderen heeft een zeer liberaal onderwijsbeleid. Er is een enorme vrijheid van onderwijs, waarbij iedereen een school kan oprichten met een eigen curriculum. Er is bovendien een vrije schoolkeuze aan de kant van het individu dat kan gaan waar het wil. Dit is een gevolg van de schoolstrijd tussen verschillende ideologieën in het verleden. Vandaag speelt levensovertuiging een kleinere een rol. Nu is er eerder sprake van een marktsysteem. Ouders willen een goede school voor hun kroost en gaan 'shoppen', op zoek naar een goede school. Scholen willen een goed imago en zullen dit opkrikken door sterkere leerlingen aan te trekken en sterke richtingen aan te bieden. Hierdoor zie je ook ongelijkheid tussen scholen.”

Vlaanderen kiest voor kenniseconomie enerzijds, maar anderzijds ook voor beroepsopleidingen op maat van de bedrijven. Verliest uw voorstel de economische realiteit niet uit het oog?
“Ik denk het niet, comprehensief onderwijs houdt ook rekening met beroepsvaardigheden. Kinderen zullen in de basisschool werken, waar ze bijvoorbeeld samen voor het onderhoud van de school instaan. Zo doen ze meerdere vaardigheden op. En later kunnen ze voor een beroepsrichting kiezen. Maar de eerste bedoeling van het comprehensief onderwijs is emanciperend. Om bij te dragen tot de algemene ontwikkeling van kinderen: tot creativiteit, tot burgerschap, tot deelname aan debatten over de maatschappij. Wij verdedigen deze aspecten omdat ze nu verdrongen dreigen te worden.”

Hoe evalueert u de politiek nu?
“Wel, nu ligt de nadruk op gelijke kansen, waar de laatste Vlaamse regering veel op heeft ingezet. Dat kunnen we alleen toejuichen. In het boek hebben we een verdere agenda voor de toekomst willen schrijven: we moeten doorspitten en onder andere het meritocratische systeem doorbreken. We werken zeker in de goede richting, ons onderwijs behoort tot het beste in de wereld. Maar er is nog veel te doen om de ongelijkheid weg te werken.”

Waar ligt de verantwoordelijkheid van de ouders en de leerlingen zelf?
“Ik denk dat ze eerste verantwoordelijke zijn. Maar verantwoordelijkheid is één zaak, je moet ook de de mogelijkheden hebben om je dromen te realiseren. Men zegt vaak dat ouders in kansarme of arbeidersmilieus minder aspiraties hebben voor hun kinderen. Ze leggen de lat minder hoog dan mensen die bovenaan de sociale ladder staan. Toch zijn hun aspiraties nog altijd hoger dan wat het kind gemiddeld realiseert. Misschien zijn die ouders op een bepaalde manier realistischer dan rijke ouders. Soms verleggen we de bal teveel in het kamp van de ouders. En hoe langer kinderen studeren, hoe zwaarder het is om dit financieel te dragen.
Ik ben voorstander van een kwalificatieplicht in plaats van de leerplicht. Verplicht jongeren om naar school te gaan tot ze een diploma op zak hebben. Ik besef dat dit revolutionair of autoritair klinkt, maar zo dwing je scholen ook om tot de finish te gaan met de jongeren. Het betekent ook dat je daartegenover een aantal rechten moet plaatsen, zoals het recht op financiële ondersteuning van de schoolloopbaan, recht op leerhulp en non-discriminatie.”

Kunnen de verschillende maatregelen die arbeid voor iedereen mogelijk moeten maken en de verschillende soorten bijscholing en heroriëntatie na het initiële onderwijs de ongelijkheid dan niet uit de wereld helpen?
“We zien dat op het gebied van volwassenenonderwijs een wetmatigheid speelt die vaak terugkeert. Hoe meer je investeert, hoe makkelijker hoogopgeleiden de weg vinden. Maar de eigenlijke doelgroep profiteert te weinig van het aanbod. Deze kloof moet gedicht worden. Ik geloof ook in de noodzaak van een leerkrediet om wie geen diploma heeft te ondersteunen tot ze dit behaald hebben.”

Na het afstuderen blijkt echter dat afkomst nog steeds een rol speelt, ondanks alle inspanningen.
“Ja, jammer genoeg. In die zin zal het onderwijs alleen de maatschappelijke ongelijkheid niet wegwerken. Er moet structureel verder gedemocratiseerd worden, zoals bij de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid. Al die maatschappelijke lagen werken immers op elkaar in.”

geen ongelijkheid bij mijn weten...

Mijn persoonlijke mening is dat dit boek schrijven verspeelde moeite is, namelijk om deze reden:
ik zit in een 4e ASO en er zit 1 marrokaans meisje in mijn klas. Ze kan perfect volgen en is nog nooit uitgelachen geweest.
Ik denk dat autochtonen en alochtonen compleet hetzelfde beschouwd worden in een school.
Toen we in het eerste zaten had de persoon in kwestie moeite met Nederlands, maar toen heeft ze raad gevraagd aan de leraar en nu spreekt ze perfect nederlands

Kortom: ik zie geen enkele reden waarom 'de school van ongelijkheid' zou bestaan'...

Wel alle cijfers wijzen op

Wel alle cijfers wijzen op de ongelijkheid. Je moet bij factoren als het niet slagen rekening houden met de buurt, de samenstelling van de school, de sociaal-economische status, de opleiding van de ouders, de klasgenoten, enzovoort.
Eén voorbeeld maakt geen theorie ongedaan, en in heel wat "achterstandsscholen" zitten wellicht niet zoveel welgestelde klasgenoten en ook niet zoveel "Belgische" klasgenoten, denk maar eerst aan alles wat tot ongelijkheid kan bijdragen en denk ook maar eens aan wat het wil zeggen dat er maar één allochtoon meisje in de klas zit ...

Kortom: kijk verder dan je neus lang is ...

Dit vind ik wel een aanrader

Dit vind ik wel een aanrader om te lezen voor al wie wil inzicht verwerven omtrent alles wat de relatie school en sociaal - econmische status betreft.